Your cart is currently empty!
10 jaar na de Aziatische crisis. Op naar een nieuwe crisis?
In 1997 kregen de Aziatische Tijgers te maken met een diepgaande financiële crisis. Voorheen werden deze landen aangehaald als het voorbeeld van economische vooruitgang, maar dat kwam brutaal ten einde. Wat is de situatie in deze landen 10 jaar later? We vroegen het aan een kameraad uit Maleisië die hierover sprak op de internationale zomerschool van het CWI.
“10 jaar geleden vond de Aziatische financiële crisis plaats. Dit had enorme gevolgen voor de getroffen landen. In 1997-98 werden miljoenen dollars uit de regio teruggetrokken, goed voor 5% van het regionale BBP. Op enkele maanden tijd nam het aantal werklozen in Indonesië toe met 800.000, 1.300.000 in Zuid-Korea en 1.500.000 in Thailand.
“De waarde van de munt ging achteruit en bijgevolg ook de waarde van de lonen. Tegen eind 1998 daalden de reële lonen met 12,8% in Zuid-Korea en 6% in Thailand. Dat zorgde voor politieke onrust in Thailand, de Filippijnen, Indonesië,… In Indonesië werd de dictatuur van Soeharto omvergeworpen door een grote beweging van arbeiders en jongeren die hervormingen eisten. Er was politieke onrust of een machtsstrijd. In Maleisië vond de grootste betoging in decennia plaats.
“In die periode zijn er wel grote bewegingen geweest, maar is er geen echte verandering gekomen. Nu stellen economen dat Azië opnieuw de grootste groeizone ter wereld is. Het doet wat denken aan wat ze zegden voor de crisis van 1997. Er is bijvoorbeeld een sterke economische groei in Singapore met ruim 7%. In Maleisië was er in het eerste kwartaal een groei van 5,4% waarop wordt gesteld dat gehoopt wordt op een groei van 6% dit jaar. Deze groei komt onder meer door een sterkere uitvoer van elektronische producten. Ook in andere landen in de regio was er een groei.
“Indonesië en Filippijnen kennen dit jaar een grotere groei dan vorig jaar met meer export, wat onder meer werd gestimuleerd door fiscale gunstmaatregelen. Er is in deze landen een toename van buitenlandse investeringen. We zien dit ook in Thailand en ook in Vietnam.
“In de aanloop naar de crisis van 1997 was er in deze landen eveneens een jaarlijkse groei van 7% tot 10%. Er was ook een sterke toevloed van buitenlandse investeringen. De crisis van 1997 toonde aan dat een dergelijke crisis kan worden veroorzaakt door externe factoren waarop de Zuidoost-Aziatische landen geen greep hebben.
“Ook nu wordt zowat 80% van de productie gebruikt voor de export en slechts 20% voor de binnenlandse markt. Meer dan 60% van die export gaat naar de VS, Europa en Japan. Er is een grote afhankelijkheid van de Amerikaanse markt, waardoor zelfs een beperkte vertraging op de VS-markt grote gevolgen kan hebben voor de Zuidoost-Aziatische economieën. Dat is ook het probleem van de Chinese economie op dit ogenblik. Een beperkte stagnatie in de VS kan leiden tot een grote correctie in China.
“Maleisië is erg kwetsbaar, het land heeft een beperkte interne markt. China is intussen de vierde belangrijkste handelspartner voor het land. De sterke afhankelijkheid zorgt ervoor dat de Maleisische economie onzeker is. Het regime reageert met een neoliberaal beleid van lage lonen, flexibele arbeidsuren en regelingen, een politiek van inflatie (prijzen die stijgen),… Dat leidt tot ongenoegen onder de bevolking. Iedere economische verandering zal dan ook gevolgen hebben op sociale en politieke bewegingen van de arbeiders en jongeren.
“De politieke impact van een economische crisis zal groter zijn, onder meer omwille van de lessen die zijn getrokken uit de bewegingen na de crisis van 1997. We zullen daarvoor wel nood hebben aan duidelijke ideeën, een goede methode,… om te bouwen aan een sterk socialistisch alternatief.”