Your cart is currently empty!
Automobiel. 11.000 jobs weg op 10 jaar tijd!
De Standaard maakte de optelsom van het verlies aan tewerkstelling in de Belgische automobielsector. Op tien jaar tijd zullen zo’n 11.000 jobs verdwenen zijn. Van 27.800 jobs in 2000 zullen er in 2010 wellicht (maximaal) 16.800 overblijven. Nu zijn er zo’n 21.600 jobs in de sector. Opvallend ‘detail’: in 2000 werden 1.000.000 wagens gemaakt. Vorig jaar waren dat er 900.000. Maar dan wel met 6.000 arbeiders minder!
[box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]
Tewerkstelling in de automobielsector:
- Ford Genk: 11.400 (2000) -> 6.000 (2010)
- VW-Vorst: 7.100 (2000) -> 2.300 (2010)
- Opel-Antwerpen: 5.600 (2000) -> 3.500 (2010)
- Volvo-Gent: 3.700 (2000) -> 5.000 (2010)
[/box]
Het aantal arbeiders in de sector verminderde dus met 20% terwijl de productie slechts daalde met 10%. Dat betekent een stijging van de productiviteit en de werkdruk. Het ziet er bovendien naar uit dat ook de komende jaren een verdere opdrijving van de werkdruk centraal zal staan in de strategie van de verschillende automobielpatroons. In de cijfers is geen rekening gehouden met onder meer de sluiting van Renault Vilvoorde in 1997 (wat meteen ook betekende dat er 3.000 jobs verloren gingen).
Bij Volkswagen in Vorst moeten de arbeiders een langere arbeidsweek slikken terwijl er geen loonsverhoging komt. In plaats van 35 uur zullen ze 38 uur moeten werken. Drie uur gratis werken om de winsten van het bedrijf op te drijven. Dat is het idee van de VW-directie.
Na Volkswagen volgt nu Opel waar er wellicht 1.200 jobs zullen verdwijnen. Dat zou dan nog een “optimistisch” scenario zijn. Naast Antwerpen komen immers ook andere vestigingen in beeld voor de productie van de nieuwe Astra. De directie wil echter sowieso de productietijd per wagen naar beneden halen van 22 uur tot 16 uur. Er zal dus een stijging van de productiviteit met 1/3 moeten zijn. Of nog anders gezegd: één derde van de arbeiders zal moeten afvloeien.
Daarmee wordt de logica van andere automobielbedrijven verder gezet. Eerder waren er bij Ford Genk gelijkaardige besparingen. Daar verdwenen in 2003 enkele duizenden jobs, maar de productie bleef op hetzelfde niveau. Dat werd gerealiseerd door een toename van de productiviteit, maar ook door het aanwerven van tijdelijke arbeiders die sneller op straat kunnen worden gezet (bijvoorbeeld als een model naar haar einde is en de productie lager kan liggen). De tijdelijke arbeiders zijn bovendien goedkoper.
Dit is blijkbaar de toekomst die de automobielpatroons voor hun arbeiders hebben: met z’n allen harder en langer werken in een onzeker statuut met zoveel mogelijk flexibiliteit en liefst voor lagere lonen. Bij de VW-groep zorgden dergelijke besparingen er reeds voor dat de winst werd verdubbeld tot 2 miljard euro in 2006. En die winst is blijkbaar het enige wat telt in het neoliberale systeem.