Your cart is currently empty!
Negende Wereldcongres CWI. Discussie over wereldrelaties
Vorige week vond het negende wereldcongres van het CWI plaats. Afgevaardigden uit 28 landen discussieerden een week lang over de politieke, sociale en economische situatie en de opbouw van een socialistisch alternatief. De eerste discussie handelde over de wereldrelaties: de grote ontwikkelingen op het vlak van de verhoudingen tussen de grote imperialistische mogendheden, belangrijke nieuwe gegevens in de internationale actualiteit,…
Samenvatting van de discussie
De discussie werd ingeleid door Peter Taaffe, die zich onder meer baseerde op de tekst Wereldrelaties die ter stemming voorlag op de bijeenkomst. In deze samenvatting worden elementen van de inleiding samengebracht met punten uit tussenkomsten en uit de afronding van de discussie die werd gedaan door Lynn Walsh. Aangezien er aparte discussies waren over Europa, Afrika en Latijns-Amerika kwam dit niet aan bod in deze discussie.
Burgerij internationaal onder vuur
De burgerij wordt op internationaal vlak geconfronteerd met steeds meer moeilijkheden: Irak, Palestina, Soedan, de opwarming van de aarde, Noord-Korea,… Het burgerlijke regime kent een politieke crisis en dat leidt tot een verzwakking van de positie van onder meer Bush. Maar de ondermijning van de positie van Bush zal niet tot de Amerikaanse president beperkt blijven, ook Blair kan ervan ‘meegenieten’.
Op economisch vlak is er een nooit geziene polarisatie tussen arm en rijk. Die polarisatie wordt versterkt en heeft ook een impact op het bewustzijn van bredere lagen. Het opent bijvoorbeeld de mogelijkheid voor een grotere impact van een linkse retoriek zoals we dat vandaag in Venezuela zien. De confrontaties in Bolivië zijn in feite ook een confrontatie tussen arm en rijk, maar dan op een fysieke manier.
De polarisatie gaat gepaard met een hoge speculatieve factor in de actuele economie. De uitbuiting van de arbeiders is sterk opgedreven, zowel in Europa als internationaal. Het voorstuwen van een wereldeconomie die zich baseert op zowel particuliere als overheidsschulden in de VS kan niet blijven duren en moet leiden tot een doorprikken van de economische zeepbel.
De groeiende vraag naar energie vanuit de VS (maar ook China) leidt tot een zekere herpositionering van een aantal landen. Zo komt Rusland versterkt naar voor omdat het gebruik maakt van haar energievoorraden waarbij de Russische overheid daar bewust op inspeelt door de controle te verwerven over een aantal centrale sectoren. In Venezuela kan Chavez gebruik maken van de stijgende olieprijzen om een aantal sociale toegevingen te doen.
Het feit dat Chavez vandaag spreekt over de permanente revolutie en dat hij zichzelf Trotskist noemt, biedt ons een aantal openingen en kansen. Het betekent echter niet dat Chavez plots de opvattingen van Trotski zal gaan doorvoeren. De geplande maatregelen doen eerder denken aan het reformisme uit de jaren 1970 aangevuld met de traditie van populisme die aanwezig is op het Latijns-Amerikaanse continent. Anderzijds is er wel degelijk een druk op Chavez om naar links op te schuiven en maatregelen te nemen in het belang van de arbeiders en hun gezinnen.
Irak: van één Saddam naar drie?
De crisis van de burgerij wordt gesymboliseerd door de crisis in Irak. Die crisis kan dramatische gevolgen hebben voor de volledige regio. De neoconservatieven die een oorlog wilden en deze steunden, staan steeds meer geïsoleerd in de samenleving. Er wordt zelfs vanuit burgerlijke bronnen (onder de Republikeinen) gepleit voor een terugtrekking van de troepen. We zagen destijds hetzelfde in Vietnam.
Een groot probleem voor de situatie in Irak, is het nationale vraagstuk. Er zijn de Sjiieten, Soennieten en Koerden. Nu baseert de VS zich voor haar marionettenregime op de Sjiieten en de Koerden, met enkele alibi-Soennieten. De sectaire problemen werden scherp duidelijk bij de opknoping van Saddam waarbij sjiietische slogans werden geroepen door de beulen. De problemen in Irak kunnen ertoe leiden dat de VS nood zal hebben aan een nieuwe Saddam, of beter gezegd: aan drie nieuwe Saddams. Voor elke bevolkingsgroep een eigen dictator. Dat kan echter niet moeilijkheden ondervinden omdat bepaalde regio’s en delen van het land betwist gebied zullen zijn (bijvoorbeeld de olierijke regio rond Kirkoerk). Een opsplitsing kan leiden tot enorme problemen die wat doen denken aan de opsplitsing van India in 1947 (tussen India en Pakistan).
Bush stelt nu dat er meer troepen naar Irak worden gestuurd. Hij doet dat zowat op dezelfde manier als Nixon die destijds de invasie van Cambodja aankondigde. Nixon stelde toen dat een meerderheid van de bevolking tegen de oorlog in Vietnam was, dat hij er ook tegen was en dat het daarom nodig was om Cambodja binnen te vallen om sneller een einde te maken aan de oorlog.
Het is een feit dat Bush steeds meer alleen staat. Hij zal er niet in slagen om Bagdad terug te veroveren door de troepen van Al Sadr te verslaan. Dit werd reeds meermaals geprobeerd, en het is nog niet gelukt. Enkel en alleen om Bagdad te controleren zouden er minstens 150.000 Amerikaanse troepen nodig zijn (in Kosovo waren er destijds 400.000 troepen, maar daar was er slechts een bevolking van 2 miljoen). Tegen een achtergrond van een sterk toegenomen armoede (een stijging met 35% sinds de inval) en sectaire verdeeldheid die leidt tot een bloedige burgeroorlog, zou dat echter niet evident zijn.
In het Midden-Oosten zijn er in feite drie brandhaarden van burgeroorlog op dit ogenblik: Irak, Palestina en Libanon. De situatie kan hierdoor uit de hand lopen met gevolgen voor andere landen in de regio (Saoedi-Arabië, Egypte, Syrië, Jordanië,…). In Jordanië zijn een aantal soennieten reeds bekeerd tot sjiieten omdat ze de rol van Hezbollah en Nasrallah in Jordanië positief vinden.
Tegenover de imperialistische interventies is het noodzakelijk om een programma naar voor te brengen dat vertrekt van de belangen van de arbeiders en hun gezinnen en bijgevolg ingaat tegen sectaire en etnische verdeeldheid. Zo is het belangrijk om ons te verzetten tegen de immense privatisering die momenteel plaatsvindt in de Irakese oliesector. Het is ook belangrijk om ons te verzetten tegen de corruptie van de traditionele politici (in Israël bijvoorbeeld denkt 80% van de bevolking dat er geen enkele corruptievrije partij is).
Oude en nieuwe fronten
Terwijl het VS-imperialisme er niet in slaagt om te komen tot een stabiel regime in Afghanistan, duiken reeds nieuwe brandhaarden op. In Afghanistan zit president Karzai in een moeilijke situatie. Hij geniet amper steun onder de bevolking en slaagt er niet in om het land te controleren. De resultaten zijn er dan ook naar: de Taliban kan terug terrein winnen, de werkloosheid neemt toe, de opiumproductie breekt alle records (vorig jaar 611.000 ton),…
Tegelijk zijn er nieuwe brandhaarden zoals nu in Somalië. Daar zorgde het islamistische regime voor enige stabiliteit na de jarenlange chaos in het land. De VS komt er tussen via lokale bondgenoten, in dit geval Ethiopië. Er werd gesteld dat de Ethiopische troepen slechts kort in het land zouden blijven, maar dat is relatief onwaarschijnlijk.
Een ander probleem wordt gevormd door de ontwikkelingen in Bangladesh waar er een confrontatie plaatsvindt tussen regering en oppositie, versterkt door een groot algemeen ongenoegen. In dat land is er de mogelijkheid van de ontwikkeling van een nieuwe militaire dictatuur en gaan de islamistische krachten vooruit.
Kan China de wereldeconomie redden?
Er wordt wel eens gesteld dat China of zelfs India de problemen van de wereldeconomie kunnen oplossen. Er is ongetwijfeld een sterke economische groei geweest in China, maar dat zal niet voldoende zijn. De economische groei was voornamelijk gebaseerd op goedkope arbeidskrachten. China staat momenteel in voor zowat 4% van de wereldwijde productie.
China probeert zichzelf voor te doen als een alternatief op de burgerij. Ze doet dat via haar tussenkomsten in de neokoloniale wereld waar het probeert in te spelen op het breed verspreide verzet tegen het VS-imperialisme om zelf voet aan grond te krijgen. Dat is natuurlijk het geval in Iran en Venezuela, maar evenzeer in een aantal Afrikaanse landen zoals Angola of zelfs Nigeria. Vooral in Afrika is China echter aan een opmars bezig.
In het land zelf is er een sterke polarisatie tussen arm en rijk. De overheid is niet zo sterk als ze zich probeert voor te doen, zo zijn er sterke regionale en sociale verschillen in het land. In bepaalde delen van China zijn er bijvoorbeeld problemen met de opkomst van het islamfundamentalisme, terwijl in andere delen van China de discussies vooral gaan over de impact van de kapitalistische investeerders in het land. Op economisch vlak is er een toename van de productie, maar dan vooral voor de export. 50% van wat in China wordt geproduceerd, vertrekt naar de VS. De interne markt is uiterst beperkt, wat gezien de lage lonen en hoge uitbuitingsgraad niet verwonderlijk is.
Sinds 1989 zagen we in China zowat de grootste golf van privatiseringen ooit. In bepaalde regio’s domineren de kapitalisten de situatie en we zien zelfs dat er tegenwoordig ook Chinese miljardairs zijn. Ook al blijft dat beperkt. De grootste concentratie van miljardairs op wereldvlak vinden we nog steeds in… Moskou. De veranderingen in China leiden tot immense problemen. Niet enkel op sociaal vlak met een toename van het aantal protestacties (78.000 in 2005 met 19 betogingen waarop meer dan 10.000 aanwezigen waren, volgens officiële Chinese cijfers), maar ook op ecologisch vlak. Er zou 84 miljard dollar nodig zijn om de jaarlijkse vervuiling op te ruimen. Daarnaast is er ook groeiend protest tegen de corruptie die ervoor zou zorgen dat meer dan 10% van het BBP verloren gaat.
Op het wereldcongres was er discussie over het karakter van China. Kunnen we spreken over een kapitalistisch regime of is de kapitalistische “hervorming” nog niet volledig doorgevoerd? Vanuit de Zweedse afdeling werd geargumenteerd dat de kapitalistische elementen in China dominant zijn, terwijl het Internationaal Secretariaat stelde dat er eerder een hybride situatie is met elementen van kapitalisme en elementen van de geplande economie die nog aanwezig zijn.
Er was overeenstemming over het feit dat de Chinese economie geen eenduidig geplande – maar bureaucratische – economie meer is. Er is een proces van contrarevolutie met een ontwikkeling in de richting van kapitalisme. Dat proces is echter nog niet beëindigd, er is een overgangsperiode. Onder Deng Xiao Ping werd de deur beperkt open gezet voor de mondiale markt. Dat proces is nu versneld, maar er blijft een overheidssector bestaan naast de private bedrijven. De overheid heeft ook een controle op de private sector en blijft een aantal sleutelsectoren onder haar eigendom houden.
China bevindt zich in een overgangsfase waarin elementen van een genationaliseerde industrie en staatscontrole naast kapitalistische elementen voorkomen. De richting van het proces van overgang is echter duidelijk: er wordt steeds meer gegaan in de richting van een bijzondere vorm van kapitalisme. Daarbij is het mogelijk dat de overheid op bepaalde ogenblikken een grotere greep op het kapitalisme probeert te verkrijgen via elementen van staatskapitalisme.
Conclusies
Uit de discussie kwamen een aantal centrale conclusies. Enerzijds de vaststelling dat de burgerij op internationaal vlak onder vuur ligt en dat haar imperialistische politiek niet tot resultaten leidt. Er zijn groeiende tegenstellingen tussen verschillende staten, maar ook intern in de verschillende landen.
Daarbij wordt gezocht naar alternatieven. Soms leidt dit tot een versterking van reactionaire stromingen die geen oplossing kunnen aanbieden (denk maar aan het islam-fundamentalisme), maar steeds meer wordt naar links gekeken om antwoorden te vinden op de problemen waarmee het kapitalisme ons confronteert.