Vier patronale leugens doorprikt

De bazen komen steevast met dezelfde argumenten en voorstellen af. Ze hebben het over de te hoge loonkosten, de noodzaak van lastenverlagingen, het feit dat we allemaal langer moeten werken of de noodzaak van besparingen. Leugens die vaak herhaald worden, blijven wel eens hangen. Daarom wordt de patronale leugenschijf grijs gedraaid. In dit dossier weerleggen we vier mythes die centraal staan in de retoriek van de werkgevers.

Artikel uit de septembereditie van ‘De Linkse Socialist’

1. “Hoge loonkosten ondermijnen de concurrentiepositie”

Dit argument wordt steeds opnieuw boven gehaald om iedere loonsverhoging te stoppen en om de indexering van de lonen in vraag te stellen. Er werd zelfs een wet gemaakt om de evolutie van de loonkosten te vergelijken met deze van de buurlanden. Het argument van het patronaat is eenvoudig: als we de economie in stand willen houden, moeten de lonen (of alleszins de loonkosten) naar beneden. Dit recept wordt ook wel eens het ‘Duitse model’ genoemd.

Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank, haalde deze zomer in Knack deze mythe onderuit. Hij vergeleek de ontwikkeling van de uurloonkosten in de privésector in België met die in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Hij baseerde zich daarvoor op de Technische Verslagen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB), een bron waarvan de patroons de objectiviteit niet zullen betwisten. Bovendien gebruikte hij telkens driejaarlijkse gemiddelden om toevallige ontwikkelingen uit te zuiveren. Hij deed dat voor de periode sinds 1997. Die bevindingen vergeleek hij met de evolutie van het marktaandeel van België in de uitvoer. Daarvoor baseerde hij zich op het gemiddelde van de cijfers van de Oeso en van Eurostat. “Iedereen denkt spontaan dat onze uitvoerprestaties zwaar zullen achteruitgaan als onze loonkosten feller stijgen dan in die buurlanden, maar uit objectieve cijfers blijkt het tegendeel”, besluit hij.

Tussen 1999 en 2004 nam het loonkostenverschil met de buurlanden met 0,7% af, maar vanaf 2001 verloor ons land ook steeds meer marktaandeel (2,4%). Vanaf 2004 stijgen de loonkosten in vergelijking met onze buurlanden met 4,2%, maar daalt het verlies aan marktaandeel tot 0,5%. Verplaetse: “De cijfers tonen dus duidelijk aan dat er zeker geen positief verband bestaat tussen de loonkosten en het verlies aan marktaandeel.” Volgens Verplaetse is het verlies aan marktaandeel te verklaren door een complex geheel van elementen, met onder meer de verkoopprijsstrategie en meer structurele elementen als onderzoek en ontwikkeling, innovatie en ondernemerschap.

Het verlagen van de lonen leidt tot het krimpen van de eigen markt. Gezien export gemakkelijker is naar landen waaruit men zelf importeert, ondermijnt dit ook de eigen exportpositie. Het verminderen van de lonen heeft enkel tot doel om het eigenbelang op korte termijn van een handvol rijken te dienen.

2. “De belastingdruk is veel te hoog”

Dit argument wordt gebruikt om lastenverlagingen voor werkgevers te eisen. Er wordt meteen aan toegevoegd dat belastingsverlagingen voor de bedrijven zouden leiden tot meer werkgelegenheid. In werkelijkheid blijken de werkgevers bijzonder weinig belastingen te betalen en hebben deze verminderingen niet geleid tot nieuwe jobs.

Miljardair Warren Buffet vond het opmerkelijk dat hij en zijn vrienden amper belastingen moeten betalen. De Amerikaanse lastenverlagingen zijn vooral na 2000 ingevoerd. Buffet stelt vast dat er tussen 1980 en 2000 40 miljoen jobs bijkwamen, “en je weet wat er daarna gebeurd is: lagere belastingvoeten en nog veel lagere banengroei.”

Grote bedrijven in ons land betalen steeds minder belastingen, sommigen stellen dat ons land een belastingparadijs is geworden. Het ACV wees er op dat het reële belastingtarief voor bedrijven op tien jaar tijd bijna gehalveerd is: van 19,9% in 2001 tot amper 11,8% in 2009. Een van de belangrijkste redenen is de notionele intrestaftrek. In 2009 maakten de bedrijven 93,956 miljard euro winst voor belasting. Indien het tarief van 2001 zou zijn betaald, dan had de overheid 7,6 miljard euro extra inkomsten gehad. Het ACV spreekt van een “massieve fiscale aderlating”.

Maatregelen als de notionele intrestaftrek hebben niet geleid tot de creatie van nieuwe jobs. Er is geen significant verschil tussen het aantal nieuwe jobs voor en na de invoering van deze gunstmaatregel voor grote bedrijven. Bij de 20 bedrijven die in 2008 het meeste voordeel haalden uit de notionele intrestaftrek (deze bedrijven waren goed voor een derde van de notionele intrestaftrek of 5,6 miljard euro) werkten in 2008 242 werknemers meer dan in 2007. Zonder GSK Biologics was er een daling met 347 jobs.

3. “We moeten nu eenmaal langer werken”

In een aantal buurlanden wordt de pensioenleeftijd opgetrokken tot 67 jaar. Ook bij ons pleit het patronaat daarvoor. Het argument is eenvoudig: we leven nu eenmaal langer. Dat valt niet te weerleggen, maar het is niet het enige element waarmee rekening mee moet worden gehouden.

Zo is er de stijgende productiviteit van werkenden waardoor we meer produceren in de periode dat we werken. Dit element wordt door het patronaat systematisch uit het debat gehouden. Tussen 1964 en 2002 ging het om een stijging met 215%. Dat leidt tot een sterke stijging van de werkdruk en de stress, waardoor het voor velen niet evident is om langer dan 60 of 65 te werken.

Bovendien is er een afname van het pensioenbedrag in verhouding tot de lonen. Een gemiddeld pensioen bedraagt nog slechts 60% van het laatst verdiende loon. Een op de vier gepensioneerden leeft zelfs onder de armoedegrens. De daling van het wettelijk pensioen en de verdere productiviteitsstijgingen van de werkenden zorgen ervoor dat het totale budget voor pensioenen tegenover het bbp (bruto binnenlands product) de komende jaren niet zal toenemen.

Het is opvallend dat het patronaat enerzijds pleit voor het optrekken van de uitstapleeftijd, maar anderzijds wel vooraan staat om regelingen van brugpensioen toe te passen bij herstructureringen. Het gaat de werkgevers niet zozeer om de pensioenleeftijd, maar wel om het verder afbouwen van het wettelijk pensioen en de sociale zekerheid.

4. “De overheid heeft boven haar stand geleefd en moet besparen”

De torenhoge overheidsschuld wordt door de werkgevers aangegrepen om op te roepen tot forse besparingen. De recente toename van de staatsschulden zijn echter het gevolg van de overname van private schulden door de gemeenschap. Nadat ze hun eigen schulden op de gemeenschap hebben afgewenteld, eisen de patroons en bankiers dat de gemeenschap deze schulden snel afbetaalt. Het winstbejag gaat hand in hand met arrogantie tegenover de werkende bevolking.

Want laat er geen onduidelijkheid over bestaan wie volgens de werkgevers voor de schulden moet opdraaien. VBO-topman Leysen verklaarde al bij het begin van de crisis: “Ons verwachtingspatroon van systematische welvaartsstijgingen in het Westen zullen we moeten bijsturen. Ons gestel is daar psychologisch en financieel niet op gebouwd. Een aanpassingsproces dringt zich op.” Vrij vertaald: de levensstandaard van de gewone werkmens moet drastisch naar beneden aangepast worden.

Het harde besparingsbeleid leidt tot nog meer economische problemen. Dat moeten nu ook gerenommeerde neoliberalen erkennen. Marc De Vos van de denktank Itinera is zo iemand. In een column in Knack heeft hij over de optie van harde besparingen: “Drastisch saneren en hervormen met de revolver van Europa en de financiële markten tegen de slaap, is dan de boodschap. Dat blijkt maar moeilijk te werken. Enerzijds lijkt de remedie erger dan de kwaal, in die zin dat ze de economie de dieperik in stampt, waardoor een land als Griekenland in een uitzichtloze spiraal van steeds meer schuld terecht komt. Anderzijds kan de bevolking zelf niet blijven slikken zonder toekomstperspectief, getuige de straatprotesten. En zonder medewerking van de bevolking kan geen enkel hervormingsprogramma slagen.”

Terwijl de rechterzijde en de werkgevers contrahervormingen en besparingen eisen, is de relatief goede economische positie van ons land volgens de Financial Times toe te schrijven aan het feit dat hier geen zwaar besparingsbeleid wordt gevoerd. Daar wil de rechterzijde verandering in brengen door naast het Ierse model van lastenverlagingen, het Duitse model van lage lonen en het Franse model van pensioenhervormingen ook het Britse model van harde besparingen te volgen. Misschien moet De Wever eens nagaan waarom de economieën van de landen die hij als model naar voor schuift, een voor een onderuit schuiven.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop