Your cart is currently empty!
Interview over dekolonisering, kapitalisme, oorsprong van racisme en verzet
Bart Vandersteene sprak voor de Linkse Socialist met Koen Bogaert, auteur van ‘In het spoor van Fanon’.
Koen Bogaert doceert koloniale geschiedenis en dekoloniaal verzet aan de UGent. Het boek omvat o.a. de ontstaansgeschiedenis van racisme en linkt dit aan de kolonisering, slavernij en het ontstaan van het kapitalisme. Op pagina 134 refereert Koen naar de historicus Ira Berlin: ‘als slavernij ‘ras’ produceerde in de Amerikaanse kolonies, dan was dat met het doel de klassen dominantie te ontwikkelen en te bestendigen.(…) Ras hielp het scherpe klassen karakter van de nieuwe koloniale maatschappijen in de Nieuwe Wereld te verbergen achter een zogenaamd ‘natuurlijke hiërarchische orde’ die de heersende klasse zelf had gecreëerd en opgelegd.’
Bart: Proficiat met dit heel waardevolle boek. Het documenteert hoe slavernij, kolonialisme en racisme onlosmakelijk verbonden zijn met het kapitalisme als systeem. Je kan het één niet beschouwen, los van de ander. Dat was misschien lange tijd geen evidente conclusie. Vond je dat zo’n boek met deze analyse ontbrak?
Koen: Het klopt dat dit lange tijd geen evidente conclusie was. Maar zoiets gaat in golven. Lange tijd was dit net wel een centraal onderdeel van het debat, in de jaren ‘30 en ‘40 toen de dekoloniale bewegingen aan het groeien waren en sterker werden. Toen werd permanent de link gemaakt tussen kolonialisme en kapitalisme. De radicale bewegingen die in de jaren ‘50 voor die dekolonisering hebben gezorgd, maakten die conclusie ook nog erna. Zoals de Ghanese premier Nkrumah, die een boek schrijft over neokolonialisme waarin hij benoemt dat een formele onafhankelijkheid geen garantie is voor zelfbeschikking en zelfvoorziening. Zij zagen nationale onafhankelijkheid niet als een einddoel. Het was de bedoeling om een andere wereldorde te creëren via een nieuw front van onafhankelijke postkoloniale staten. Omdat ze net het kolonialisme en kapitalisme als één geheel zagen.
Ik wou dit boek schrijven in het Nederlands om deel te nemen aan een breder publiek debat over dekolonisering. Waar veel interessante Nederlandstalige boeken vertrekken vanuit de Nederlandse of Belgische koloniale geschiedenis, wou ik eerder vertrekken vanuit de ontstaansgeschiedenis van het kapitalisme en het racisme om zo de relevantie van een radicale denktraditie weer te geven die is ontstaan in de Caraïben en die vandaag nog altijd heel veel dekoloniale sociale bewegingen inspireert. Ook de linkse beweging grijpt terug naar klassiekers uit die traditie, naar oude discussies omdat daar vandaag nog steeds veel uit te leren valt. Binnen links wordt soms onderschat hoe radicale denkers als Frantz Fanon en C.L.R. James zich inschrijven in linkse ideeën en daar een koloniale dimensie aan toevoegen. Die traditie is belangrijk: hoe kunnen we dekoloniale bewegingen, links en ecologische bewegingen samenbrengen door naar de geschiedenis te kijken en te zien hoe belangrijkste kwesties, in deze racisme, klimaat en kapitalisme, inherent verbonden zijn met de mondiale wereld die werd gecreëerd sinds het begin van het Europese koloniale project, noem het de witte wereld, het mondiale kapitalisme of het antropoceen. Die drie concepten zijn heel nauw aan elkaar gelinkt en met het boek wil ik die gemeenschappelijke geschiedenis vertellen.
Bart: Heeft Black Lives Matter een rol gespeeld in je beslissing om dit boek te schrijven? Deze beweging heeft iets losgemaakt wereldwijd en heeft veel vragen opgeworpen, ook over de oorsprong en de duurzaamheid van het racisme.
Koen: BLM was niet de aanleiding. Ik was al langer bezig met dekolonisering. Maar wat me wel drijft, is hoe BLM soms misbegrepen wordt. Mijn interesse in dekoloniale ideeën en haar link met sociale bewegingen, verzet en mondiale ongelijkheid is ergens begonnen met de Arabische revoluties in 2011. Als onderzoeker ben ik echt een kind van die gebeurtenissen en hoe die mondiaal een impact hadden. Wat bij mij tot de verbeelding sprak was hoe het protest in Egypte, Tunesië en andere landen zich eerst verspreidde in de regio, maar nadien ook in de rest van de wereld. Dat riep vragen bij me op over hoe ideeën zich verspreiden en hoe de verzetsbewegingen elkaar inspireren. Voor mij waren die omwentelingen van 2011 en nadien 2019 noch een startpunt noch een eindpunt. Het waren hoogtepunten in een proces dat al veel langer bezig was. In het kader van mijn doctoraat volgde ik al langer het verzet in Marokko, meer bepaald in de periode 2007-2011. Toen stelde ik me de vraag: wanneer zal dit toch eens allemaal samenkomen en waarom gebeurt dit nog niet? Het is pas later dat ik begreep dat een moment als 2011, waar alles opeens samenkomt, enkel kan gebeuren door alle vormen van verzet die ervoor hebben plaatsgevonden. Dat verzet vond soms in een zeker isolement plaats, maar het had wel voor de nodige connecties gezorgd, voor een zeker bewustzijn. Het creëerde de ruimte voor een veel bredere actiebereidheid, wat noodzakelijk was om in 2011 zo’n massa mensen op de been te kunnen brengen. Natuurlijk was er een grote vorm van spontaneïteit en was er een trigger nodig, maar tegelijkertijd zit daar een enorme organisatiestructuur achter en dat is de link die ik wil maken met BLM.
Soms wordt er over BLM gesproken in termen van ‘wat hebben ze nu eigenlijk bereikt?’ Nu de grote mobilisaties verdwenen zijn, vragen sommige binnen de linkerzijde zich af of BLM zich niet te veel heeft gefocust op thema’s als het inkrimpen van fondsen voor politie en het afschaffen van het gevangenissysteem … Om de grote mobilisaties van BLM mogelijk te maken was er in juni 2020 een trigger nodig, de moord op George Floyd. Maar we mogen niet onderschatten hoeveel organisatiecapaciteit aan de massamobilisatie voorafging. We mogen ook niet onderschatten hoeveel lokale organisatiestructuren op het lokale terrein zijn achtergebleven na die mondiale massamobilisatie. In Amerika zijn sindsdien veel lokale overwinningen geboekt, meer bepaald op het terrein van sociale herverdeling, waar lokale fondsen voor politie werden weggehaald ten voordele van sociale programma’s.
Het tweede punt daarover is dat we soms onderschatten hoe radicaal een programma van ‘defund the police’ is of de eis tot afschaffing van de gevangenissen is. In het huidige kapitalistische maatschappijmodel zijn gevangenissen en politie nodig. Het is een fundamenteel instituut van law & order, van politieke controle. Als je je een wereld wil inbeelden zonder gevangenissen en politie, dan verplicht je mensen om radicaal de maatschappij te herdenken. In een wereld die zo ongelijk is, kan je niet leven zonder gevangenissen en politie. Criminaliteit is gelinkt aan ongelijkheid, discriminatie, racialisering en marginalisering. De eis tot afschaffing van de gevangenis en politie verplicht je om een ander maatschappijmodel te verbeelden. Dat betekent niet dat het alternatief direct beschikbaar is natuurlijk. Maar radicaal denken moet gekoppeld zijn aan reële ervaringen. De aandacht vestigen op de macht van de banken en politieke instituties zoals de Europese Centrale Bank of de Federal Reserve is absoluut cruciaal, maar daar bouw je noodzakelijk niet eenzelfde soort mobilisatiekracht mee uit. En net dan kan het politiek en strategisch heel belangrijk zijn om te luisteren naar het radicale potentieel binnen bewegingen zoals BLM. Als linkerzijde zeggen dat we tegen racisme zijn, is niet voldoende. We moeten begrijpen hoe Ras en Kapitaal altijd zijn samengegaan. De periode van Europese overheersing en zoektocht naar groei, expansie, macht en dominantie gebeurde via koloniale uitbreiding en via het dehumaniseren van andere mensen in de rest van de wereld. Mede hierdoor heeft het industriële systeem zich kunnen ontwikkelen. Naast Kapitaal, was Ras ook een soort vorm van waardecreatie. Maar dan in de omgekeerde zin. Het maakte heel veel mensen, land en grondstoffen in de wereld heel goedkoop. Net omdat het als minderwaardig en onderontwikkeld werd beschouwd. Zo’n racistisch mensbeeld lag mee aan de basis van kapitalistische expansie.
Bart: Een belangrijk gevolg van de massabewegingen zoals BLM is dat de heersende ideologie in vraag wordt gesteld. Dat is ook een belangrijk onderdeel van je boek, waarin je het belang van strijd benadrukt. Via strijd worden dominante verhalen in vraag gesteld en ontstaat er ruimte voor een ander verhaal.
Koen: Net daarom wou ik in het boek ook terug gaan naar de geschiedenis, o.a. de Haïtiaanse revolutie. De makers of bewegers van de geschiedenis zijn de mensen die in verzet komen. Die veranderen niet alleen de geschiedenis op vlak van materiële veranderingen. Ze veranderen ook hoe er naar de wereld wordt gekeken. De afschaffing van de slavernij is er niet gekomen dankzij een gradueel voortschrijdend inzicht bij de machthebbers. Er is de evolutie van openlijk biologisch racisme naar een systeem waar we op papier allemaal gelijk zijn. Het is de sociale strijd uit het verleden die machthebbers heeft gedwongen die nieuwe consensus en een veel inclusiever mensbeeld te aanvaarden.
De reden waarom ik wou teruggaan naar de mondiale beweging tegen de slavernij is omdat we vandaag ook nood hebben aan sociale bewegingen die zich verbinden met elkaar en elkaars strijd versterken. Dit gebeurde in de context van de anti-slavernijbeweging van de 18de en 19de eeuw. Als we verschillende vormen van strijd nog te veel los zien van elkaar, vormen die verschillende vormen van strijd veel minder een bedreiging voor een mondiale orde waarin racisme, kapitalisme en de vernietiging van ons eco-systeem heel nauw verbonden zijn. Wat interessant was in de strijd voor de afschaffing van de slavernij, is dat er veel verschillende groepen aan die strijd deelnamen. Natuurlijk in eerste instantie de tot slaaf gemaakten op de plantages en in de koloniale gebieden. Maar we zagen ook dat vrouwen en industriële arbeiders in Europa deelnamen aan die strijd. En in die context van strijd tegen de slavernij, begonnen ze ook over hun eigen lot na te denken. Ik refereer in het boek naar een historicus die tot de conclusie komt dat in het industrieel ontwikkelde Engeland die gebieden waar de strijd tegen slavernij het sterkst was, ook die gebieden waren waar de feministische beweging en de arbeidersbeweging het sterkst werden. Je ziet dus dat die bewegingen elkaar versterkten. Het is dus uit reëel verzet dat nieuwe ideeën en nieuw verzet voortvloeien. Daarom moet de arbeidersbeweging zich vandaag achter BLM en de feministische beweging scharen. En moeten BLM en de feministische beweging zich achter de arbeidersbeweging scharen. Ras en patriarchale denkbeelden worden gebruikt om die bewegingen uit elkaar te spelen. In het boek geef ik het voorbeeld van het ontstaan van het concept ‘witheid’ op de plantages. Witheid was een creatie om solidariteit op basis van klasse tegen te gaan en ‘witte’ werkenden het idee te geven dat ze tot de sociologische groep van de heersers behoren.
Ook tijdens de strijd tegen de slavernij in Europa werd geprobeerd om de brede sociale beweging uit elkaar te spelen. Toen de slavernij uiteindelijk werd afgeschaft, slaagden de planters erin het Engelse parlement te overtuigen om enorme compensaties te betalen. Dit leidde tot een gigantische overheidsschuld en een overheidslening die pas in 2015 werd afbetaald. Bepaalde conservatieve en racistische opiniemakers uit die tijd hebben daarvan gebruikgemaakt om de werkende bevolking in Engeland tegen de bredere anti-slavernij beweging op te zetten met het discours dat de hardwerkende bevolking moest opdraaien voor de bevrijding van de tot slaaf gemaakten en de bankrekening van de rijke plantagehouders te compenseren. Met andere woorden, de alliantie tussen de tot slaaf gemaakten en arbeiders werd uit elkaar gespeeld. En de ironie is dat ze beide slachtoffers waren. De tot slaaf gemaakten hebben niets van compensatie ontvangen, integendeel. Ze moesten op basis van leercontracten blijven werken in vormen van quasi-slavernij. En de industriële arbeiders kregen er een enorme staatsschuld bij die ze met belastingen moesten afbetalen, zonder dat daar enige vorm van herverdeling van de welvaart tegenover stond.