Verslagen vanop de zomerschool van het CWI
Op de zomerschool van het CWI was er een avondmeeting naar aanleiding van de 75ste verjaardag van het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog. Er werd hulde gebracht aan de heroïsche Spaanse revolutie. Op de meeting spraken Vitoria Lara van de Spaanse afdeling, Sergei uit Rusland en Peter Taaffe. We publiceren een verslag van deze tussenkomsten.
Vitoria Lara van Socialismo Revolucionario (het CWI in Spanje) sprak als eerste. Ze legde uit dat het belangrijk is om de juiste lessen uit de Spaanse revolutie te trekken. Ter linkerzijde is dat veelal een pijnpunt. Er wordt vaak een analyse gemaakt die voorbijgaat aan de elementen van revolutie en contrarevolutie, maar zich beperkt tot de militaire strijd tegen fascisme alsof deze militaire strijd los kon worden gezien van de sociale kwesties waarbij miljoenen mensen actief gemobiliseerd werden. Vitoria stelde dat wij onze analyses moeten delen van de nieuwe generatie van jongeren die open staan voor socialistische opvattingen en de strijd tegen het kapitalisme willen aangaan. Zo hebben de Spaanse ‘indignados’ het over een “nieuwe Spaanse revolutie.”
Vitoria beschreef de enorme moed en strijdvaardigheid van de arbeiders doorheen de Spaanse Revolutie. Zo slaagden de Catalaanse arbeiders er in om gewone soldaten over te winnen door de leugens van de generaals te ontmaskeren. De generaals gaven de soldaten bevel om hun klasse-broeders en zusters te vermoorden, maar veel soldaten kozen de kant van de revolutie. Op lokaal vlak toonden de arbeiders hun enorme macht. De arbeidersklasse had de macht kunnen grijpen in Barcelona en Catalonië, maar de leiding (vooral de anarchisten stonden hier sterk) slaagde er niet in om deze stap op het beslissende ogenblik te zetten.
De leiders van de toen erg massale anarchistische beweging steunden de Volksfront-regering op lokaal en nationaal vlak, waardoor met kapitalisten werd samengewerkt. De leiders beweerden dat dit noodzakelijk was in de strijd tegen het fascisme. In feite zou het gebrek aan vastberaden leiding voor de revolutie een belangrijke reden voor de militaire nederlaag vormen.
De arbeidersklasse had de macht kunnen grijpen. Dit zou de stalinistische bureaucratie in de Sovjetunie onder grote druk hebben gezet. De Spaanse arbeiders zouden immers niet aanvaarden dat ze onder een dictatuur zoals die van Moskou zouden terechtkomen. De Spaanse roep naar arbeidersdemocratie zou integendeel ook in de Sovjetunie weerklinken. Dat wilden de stalinisten uiteraard vermijden. Uiteindelijk zou het fascisme overwinnen in Spanje.
Op het juiste moment met de juiste eisen naar voor komen, is belangrijk. In de huidige beweging in Spanje, met de ‘indignados’ (de misnoegden of verontwaardigden), wordt terecht gesteld dat er geen democratie is als de markten het voor het zeggen hebben. Dit betekent dat het kapitalisme moet verdwijnen. De beweging toont de enorme woede tegenover het kapitalistische systeem en de crisis ervan.
De Spaanse werkloosheid loopt op tot meer dan 20%, de jongerenwerkloosheid tot boven 40%. Samen met het optrekken van de pensioenleeftijd en de besparingen op de arbeidsvoorwaarden en de gezondheidszorg, leidt dit tot een radicalisering onder arbeiders en jongeren. De beweging van misnoegden ontstond in deze context van breed gedeelde woede en vakbondsleiders die geen initiatief nemen om de strijd te organiseren.
De ‘indignados’ hebben het altijd over de noodzaak van revolutie en totale verandering. “We hebben geen werk, geen huis, geen pensioen en geen angst”, is een belangrijke slogan in de beweging. Deze beweging heeft een nieuwe laag van arbeiders en jongeren in actie gebracht, voor velen is politieke activiteit iets nieuw. De beweging heeft geen duidelijke leiding, er is nood aan een socialistische inhoud om de roep naar ‘echte democratie’ inhoud te geven. Maar intussen is de beweging wel duidelijk anti-kapitalistisch en wordt het potentieel van verzet aangetoond, zelfs indien de conservatieve vakbondsleiders geen initiatief nemen.
De Spaanse beweging heeft elementen van een pré-revolutionaire situatie in zich, maar het is nog geen revolutionaire beweging. Op de betogingen in juni waren er meer dan 1,4 miljoen arbeiders en jongeren op de been. De beweging heeft zich uitgebreid naar verschillende steden, maar het volledige potentieel wordt nog niet benut. Daartoe moet de beweging ook op de werkvloer een impact vinden, er zijn vooralsnog geen vergaderingen op de werkplaatsen.
Er beginnen structuren te ontstaan, maar ze zijn niet duidelijk genoeg en er zijn ook geen banden op regionaal of nationaal vlak, enkel op stadsniveau. Het ontwikkelen van deze structuren kan een eerste stap zijn in de opbouw van een echt alternatief voor de arbeiders en jongeren die aansluiting zoeken bij de strijdbaarheid van de Spaanse Revolutie van de 20ste eeuw. De beweging moet een massale arbeiderspartij opbouwen met een socialistisch programma van verandering om het kapitalisme een nederlaag te bezorgen.
Het stalinisme en de Spaanse Revolutie
Sergei uit Rusland was de volgende spreker. Hij vertelde hoe de opstand in Spanje een bron van inspiratie was voor de arbeiders in de Sovjetunie. Zeker onder d e jongeren was er een groot enthousiasme. Zij schreven massaal brieven om de regering te vragen of ze niet als vrijwilliger naar Spanje konden om de revolutie te ondersteunen. De stalinistische bureaucratie maakte evenwel een andere inschatting van de revolutie.
In Rusland was de stalinistische leiding bezig om de partij en de arbeidersdemocratie in de kiem te smoren. Als er elders een revolutionaire beweging ontstond die een nieuwe arbeidersstaat zou vestigen, dan zou dit een bedreiging vormen voor haar bureaucratische positie in eigen land.
Sergei stelde dat de bureaucratie zich bedreigd voelde omdat een overwinning in de Spaanse revolutie en het ontstaan van socialistische gelijkheid en arbeidersdemocratie een enorme impact zou hebben gehad op de Sovjetunie zelf. Het zou de Linkse Oppositie hebben versterkt aangezien de bureaucratie het moeilijk zou hebben om alles te blijven controleren. De Stalinisten gingen dan ook over tot een beleid van sabotage van de Spaanse revolutie, tegen de wil van de eigen jongeren en arbeiders in.
Stalin stuurde wapens naar de revolutie, maar wel op voorwaarde dat hij vrijspel kreeg om zijn tegenstanders in Spanje aan te pakken. Het resultaat hiervan was dat onder meer Andres Nin, de leider van POUM, werd vermoord. Tot op vandaag is niet geweten hoeveel doden er vielen, maar de stalinistische bureaucratie heeft wel degelijk een bloedbad aangericht. Dat lag in het verlengde van het beleid in eigen land, waar alle politieke tegenstanders werden uitgeschakeld in een eenzijdige burgeroorlog waarmee al wie een rol speelde in de revolutie van 1917 aan de kant werd geschoven.
De vrees voor een nieuwe revolutie in Spanje zorgde ervoor dat de bureaucratie stelde dat de belangrijkste taak erin bestond Franco een nederlaag toe te brengen. Een arbeidersrevolutie zou dan later wel op de agenda komen te staan. Deze ‘tweestadiatheorie’, legde Trotski uit, was een compleet fiasco waarmee de mogelijkheid van socialistische verandering steeds opnieuw op de helling wordt gezet. Ook vandaag is dat nog steeds het geval.
In 1938 probeerde de Sovjetbureaucratie een akkoord te sluiten met de Britse en Franse regeringen. Daarbij werd de indruk gewekt dat het neutraal zou blijven tegenover Spanje. De Internationale Brigade, een bijzonder effectieve ondersteuning van de revolutie, werd terug getrokken. Sergei beschreef hoe de tragedie van de Spaanse Revolutie een aanzet vormde voor de uiteindelijke volledige vernietiging van de Bolsjewistische Partij in de Moskouse processen en de horror die de arbeidersklasse zou ondergaan tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Sergei concludeerde met de stelling dat de ineenstorting van het stalinisme een tragedie was in de zin dat het de arbeidersbeweging desoriënteerde, maar tegelijk zorgde deze ineenstorting ervoor dat een vollediger beeld kan worden gevormd van het criminele karakter van dit regime. De verkeerde stalinistische opvattingen staan veel minder sterk, wat ruimte biedt om te bouwen aan oprecht marxistische krachten die wel tot een socialistische verandering doorheen de hele wereld kunnen komen.
De ware geschiedenis
De laatste spreker was Peter Taaffe van het Internationaal Secretariaat van het CWI. Hij merkte op dat geschiedenis belangrijk is voor marxisten omdat het een beter beeld kan geven van de taken waar we vandaag voor staan. Dat is waarom Marx heel wat tijd besteedde aan het bestuderen van de processen tijdens de Franse Revolutie. Ook Engels, Luxemburg en Lenin deden dit. De kapitalisten proberen de rol van revoluties steeds te minimaliseren, zelfs van de revoluties die de basis van hun samenleving vormen. Peter wees erop dat de elite in het bijzonder de rol van de massa’s in revoluties probeert te minimaliseren of te negeren.
Spanje kende 75 jaar geleden een van de grootste revoluties uit de geschiedenis. De massa’s werden onder de knoet gehouden door het Spaanse kapitalisme, maar ze betraden het toneel van de geschiedenis door vastberaden het lot in eigen handen te nemen.
Om het krachtige karakter van deze gebeurtenissen te illustreren, verwees Peter naar de auteur Hemingway die over de Spaanse Revolutie schreef: “Het was een gevoel dat de beweging dit verplicht was ten aanzien van alle onderdrukten van de wereld, het was een gevoel zoals de eerste keer dan je Bach hoort… Het gaf je iets waar je volledig in kon geloven en waarin je een absolute broederschap voelde.” Maar het was meer dan dat. Deze beweging kwam er na de triomf van Mussolini en Hitler. De arbeidersklasse zag wereldwijd een mogelijkheid om de fascistische vloed te stoppen. En dat was ook effectief mogelijk geweest, mits er een andere leiding was. Trotski zei dat tien revoluties mogelijk waren geweest in Spanje, maar dan had de arbeidersklasse een juiste leiding nodig gehad.
Peter wees op de gevaren van een Volksfront, een sleutelelement in de nederlaag van de Spaanse Revolutie. Het zij een grote fout zijn te denken dat deze discussie niet steeds opnieuw zal opkomen in de arbeidersbeweging. Het argument voor een volksfront is dat bredere steun in de samenleving, in het bijzonder onder de middenklasse, kan worden gevonden door een alliantie aan te gaan met de meer “progressieve” politieke vertegenwoordigers van de kapitalisten, een blok met een deel van de uitbuiters dus. In werkelijkheid kan de middenklasse door de arbeiders worden overgewonnen, maar dan wel op basis van een duidelijk alternatief op de heerschappij van de grote bedrijven. Het is noodzakelijk om delen van de middenklasse over te winnen, zeker in landen met een grote plattelandsbevolking, maar ook in de ontwikkelde kapitalistische landen. Als de arbeidersbeweging vastberaden optreedt, kan het de middenklasse achter zich krijgen.
De Spaanse arbeiders zelf hadden geen enkel vertrouwen in gelijk welk element van de burgerij. De Volksfrontregering was stuurloos en niet in staat iets te realiseren. Het waren de arbeiders zelf die aan de basis lagen van maatregelen zoals een kortere werkweek. De arbeiders begrepen dat de reactie zich voorbereidde om de revolutie neer te slaan en daarom bereidden ze zich zelf voor om dat te bestrijden door zelf de macht te grijpen. Intussen beperkte de Volksfrontregering zich tot een vorm van dodelijke stoelendans met de generaals.
De arbeiderskranten waarschuwden voor de dreiging van een staatsgreep, maar ze werden gecensureerd door de regering. Toen Franco aankondigde dat hij de macht zou overnemen, mobiliseerden de arbeiders zich en waren er 100.000 betogers die in Madrid wapens eisten. De arbeidersleiders riepen op tot kalmte, maar ondertussen wisten de arbeiders dat ze naar de slachtbank zouden worden gevoerd. In Sevilla trokken fascistische officiers van huis tot huis om delegees te vermoorden als waarschuwing voor de arbeiders.
De situatie werd een tijdlang recht gehouden door de steevast moedige arbeiders van Barcelona. De acties waren grotendeels geïmproviseerd en de arbeiders volgden amper de ordewoorden van de leiders. Ze betoogden met stokken en geweren. Er vielen veel slachtoffers, maar de arbeiders slaagden er wel in om op 24 uur tijd de fascistische opstand in Barcelona de kop in te drukken.
Onder leiding van Durruti, een linkse anarchistische leider, gingen ze vervolgens in het offensief. Binnen 48 uur was Barcelona in handen van de arbeiders, de rest van Catalonië volgde en de arbeiders rukten op naar Madrid. De gewapende arbeiderscomités vormden de echte macht op dat ogenblik. Een lidkaart van de vakbond verving het paspoort. Er werden socialistische maatregelen afgedwongen door de arbeiders, een aantal fabrieken werden door de arbeiders zelf in handen genomen.
De arbeidersklasse had de controle over vier vijfden van het land. Er was een situatie van dubbelmacht. Jammer genoeg functioneerden de arbeiderscomités niet zoals de sovjets in de Russische Revolutie. De comités stonden doorgaans onder de controle van partijen en vakbonden en niet onder de democratische controle van de arbeiders doorheen democratisch verkozen vertegenwoordigers die permanent afzetbaar waren. Maar de macht was wel in de handen van de arbeidersklasse. De kapitalistische staat werd met de grond gelijk gemaakt, de kapitalisten bliezen de aftocht. Hierdoor ging de burgerij alle hoop op de fascisten vestigen.
De discussie over hoe de revolutie zou worden voortgezet, kwam tot een hoogtepunt bij de strijd rond de telefooncentrale van Barcelona in mei 1937. Dit was toen een symbool van de dubbelmacht in Spanje. Er werden barricades opgericht tegen de aanval op de telefooncentrale. Op dit beslissende ogenblik was de POUM, een linkse partij die was opgezet door voormalige trotskisten en anderen, toegetreden tot een burgerlijke regering. Dit zorgde voor verwarring onder de arbeiders en het was een uitdrukking van het feit dat de POUM-leiders de voortzetting van het kapitalisme aanvaardden. Omdat de anarchisten de staat niet erkenden, maakten ze geen onderscheid tussen een arbeidersstaat en een burgerlijke staat. De POUM en de anarchisten hadden een andere leiding moeten aanbieden om de revolutie tot een goed einde te brengen, nu zorgde hun houding voor een tragische afloop.
Was de POUM te klein om de revolutie tot een overwinning te leiden? Peter legde uit dat de Bolsjewieken in februari 1917 slechts 24.000 leden telden en in oktober van datzelfde jaar de macht konden grijpen. De POUM ging op zes weken tijd in 1936 van 1.000 naar 30.000 leden, tegen het einde van dat jaar waren er zelfs 70.000 leden. De moedige Spaanse arbeidersklasse had geen leiding die overeenkwam met haar eigen moed en vastberadenheid. De arbeidersklasse zou daar een verschrikkelijke prijs voor betalen met de dood van een miljoen arbeiders en 40 jaar dictatuur onder Franco.
Peter stelde dat fascisme vandaag geen massabasis meer kan uitbouwen zoals in het verleden, maar dat het nog steeds een gevaarlijke rol kan spelen in dienst van de reactie. Er is geen onmiddellijk gevaar van een fascistische staatsgreep, maar om het gevaar dat wel uitgaat van extreem-rechts te stoppen is het noodzakelijk om te bouwen aan een socialistisch alternatief.
De komende periode zullen de linkse socialisten veel kansen hebben om een massale basis uit te bouwen. Gezien de diepgang van de kapitalistische crisis kunnen gebeurtenissen die anders 20 jaar tijd vergen worden gerealiseerd op een of twee maanden tijd. Aan revoluties is er de afgelopen decennia geen gebrek geweest, maar enkel in Rusland boekten de arbeiders een overwinning en dit omwille van de aanwezigheid van een vastberaden en vooruitziende leiding van een massale revolutionaire partij, de Bolsjewieken.
De beste manier om de rol van de Spaanse arbeidersklasse in de revolutie te herdenken, is door de lessen van deze revolutie te leren zodat we sterker gewapend staan in onze strijd voor het socialisme.