Uit de archieven van de klassenstrijd. Bois du Cazier, 27 april 1942

De steenkoolmijn Bois du Cazier in Marcinelle is vooral bekend van de grote mijnramp op 8 augustus 1956 waarbij 262 mijnwerkers omkwamen, van wie meer dan de helft migranten.

door Guy Van Sinoy uit maandblad De Linkse Socialist

In dit artikel wil ik het echter over een andere belangrijke gebeurtenis in Bois du Cazier hebben. In de nacht van 26 op 27 april 1942 slaagde een groep gewapende partizanen erin 300 kilogram dynamiet en 2.000 ontstekingsmechanismen, die 170 meter onder de grond lagen opgeslagen, buit te maken.

De Gewapende Partizanen, opgericht door de Communistische Partij van België (PCB), waren kleine, volledig clandestiene sabotagegroepen. In totaal waren er meer dan 12.000 verzetsstrijders bij de gewapende partizanen. In Charleroi werden ze aangevoerd door Raoul Baligand, een mecanicien in de fabriek ACEC. Tijdens de burgeroorlog (1936-1939) in Spanje vocht Baligand tegen het fascisme. Hij kwam  met een solide militaire ervaring terug.

De gewapende partizanen waren door communistische mijnwerkers gewaarschuwd dat Bois du Cazier zojuist een grote voorraad explosieven had ontvangen. Ze besloten door een list een groot deel van de explosieven te stelen. Twee groepsleiders, Raoul Baligand en Victor Thonet, bestudeerden het terrein gedurende veertien dagen. Baligand sloop ‘s nachts de kolenmijn binnen, terwijl Thonet, onder het voorwendsel werk te zoeken, zich onder de mijnwerkers begaf en hen vakkundig ondervroeg. De topografie van de plaats en de organisatie van de diensten hadden weldra geen geheimen meer voor hen.

Op 26 april 1942 om 22.30 uur kwam de groep partizanen bijeen op het kerkhof van Marcinelle, dat 200 meter van de kolenmijn lag. Zij maakten ruimte in twee kluizen, die eerder door Baligand waren ontdekt, om de explosieven naast de lijkkisten te verbergen. Gewapend en gemaskerd kwamen Baligand en Thonet om 23.45 uur de kolenmijn binnen. De huisbewaarder besefte dat het beter was om zich niet te verzetten. De andere leden van de groep, met revolvers in de hand, neutraliseerden de paar aanwezige arbeiders. Onder bedreiging met een pistool stemde de machinist ermee in de kooi te laten zakken die drie mannen van het commando naar de verdieping 170 bracht waar de explosieven waren opgeslagen. Om 3 uur ‘s nachts brachten de drie mannen, geholpen door mijnwerkers, het dynamiet naar boven. De hele groep partizanen vervoerde de kisten met explosieven naar het kerkhof om ze tijdelijk te deponeren in de grafkelder die van tevoren was vrijgemaakt.  De operatie was een compleet succes zonder dat er ook maar één schot gelost werd.

Alvorens de plaats te verlaten, gebruikte Baligand een lading dynamiet van 5 kg om de machines van de luchtafvoerschacht op te blazen. De kabels waren gebroken en de kooien vielen op de bodem van de mijn. Het werk werd pas op 4 mei hervat. Een week later brachten de partizanen de kisten stilletjes van de begraafplaats naar een veilige plaats. De explosieven werden gebruikt voor sabotageoperaties in Henegouwen.

In het voorjaar van 1942 vertrok Baligand om de gewapende partizanen in de regio Centre te leiden. Hij werd in Charleroi vervangen door Victor Thonet, een schilder. De gewapende partizanen van Charleroi voerden heel wat acties: op 6 maart 1942 ontplofte er een bom in de gebouwen van het extreemrechtse Rex, een andere bij UTMI (‘vakbond’ van collaborateurs). Op 22 juni 1942 werd een bom gebruikt tegen de lokalen van de SS en in september 1942 werd de Rexistische burgemeester van Charleroi op straat doodgeschoten.

De nazi’s verhoogden het aantal gijzelingen en arrestaties. Na een aanklacht werd Victor Thonet gearresteerd, naar Breendonk gedeporteerd, gemarteld en vervolgens doodgeschoten in Schaarbeek. Vijf partizanen die op 27 april aan de operatie hadden deelgenomen, werden als gijzelaars gearresteerd en eind 1942 in Breendonk gefusilleerd: Joseph Boulanger (drukker), Gustave Derard (bediende), Roger Istasse (mijnwerker), François Lambert (monteur), Yvon Malevez (elektricien).

Toen de bevrijding naderde, werd Raoul Baligand benoemd tot nationaal commandant van het partizanenleger. Van 1946 tot 1949 was hij parlementslid voor de PCB, van 1946 tot 1952 gemeenteraadslid in Gilly. In 1952 keerde hij terug naar de fabriek als monteur. Vanaf het begin van de jaren vijftig was hij voorzitter van de Garcia Lorca, in Brussel, die als dekmantel diende voor de activiteiten van de Spaanse communistische partij in ballingschap.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop