De staking van 60-61. Getuigenis van de strijd in Vlaanderen

John Kennes is heel zijn leven al actief als militant. In 1960-61 was hij als jongere actief bij de KPB (Communistische Partij) en nam hij deel aan tal van acties en betogingen in het kader van de algemene staking van 1960-61. Hij belandde hierdoor, samen met tientallen andere strijdbare arbeiders en communisten, in de cel. We spraken met hem over de ‘staking van de eeuw’.

Interview door Geert Cool

Wat meteen opvalt, is dat John vijftig jaar later nog niets van zijn strijdbaarheid is verloren en niet over 1960-61 spreekt uit nostalgie, maar om er lessen uit te trekken voor de strijd vandaag. Daarnaast onthoudt hij vooral het potentieel dat werd aangetoond door deze machtige stakingsbeweging van onderuit.

“In Antwerpen was er aan de basis een goede samenwerking van militanten van zowel KPB, BSP als andere syndicalisten. Iedere dag opnieuw waren er ook in Antwerpen tienduizenden betogers, op de grootste betogingen meer dan 30.000! Er werden verschillende stakerscomités opgezet en jongeren stonden vooraan in de strijd. Dat is ook hoe we met een aantal jongeren vrij snel werden gewaarschuwd voor de repressie. Ik werd net als andere KPB-militanten opgepakt. Dat gebeurde toen ik de Rode Vaan, het partijblad van de KPB, verkocht op de hoek van de Breydelstraat en de Keyserlei. Er stopte een wagen en dan nog een wagen, ze namen me mee en sloten me op in de gevangenis. Een ondervrager zei nog: ‘Ik heb niets tegen jullie, als jullie aan de macht waren, zou ik voor jullie werken’. Maar ik werd toch opgesloten in de gevangenis van de Begijnenstraat. Dat bood wel wat ruimte om te lezen.”

De staking van 1960-61 stond sterk in Henegouwen en Luik, maar ook in Vlaanderen werd massaal deelgenomen aan de betogingen en de staking. In Antwerpen was er voor het uitbreken van de staking al een grote betoging in gemeenschappelijk vakbondsfront om te protesteren tegen de Eenheidswet. Van bij het begin van de staking stonden de Antwerpse arbeiders mee vooraan in de strijd. De dokwerkers legden de haven plat. Ook ACV-militanten sloten zich bij de actie aan, het kwam zelfs tot een stemming in het ACV waarbij de voorstanders van de staking het haalden.

“Het patronaat was bang. Niet zozeer omwille van het feit dat alles geblokkeerd was en de staking zelf, maar wel omwille van wat onder de arbeiders aan het ontwikkelen was. Er werd alles aan gedaan om daar tegen in te gaan. Er werd met dreigementen gewerkt maar ook met repressie en provocateurs. Het is duidelijk dat deze staking geen louter economische staking was, maar een politieke staking. Het was een onderdeel van het revolutionaire verzet.

“Er werd gebouwd aan de staking en daarbij was voorzichtigheid geboden. Op een bepaald ogenblik werd bijvoorbeeld aan militanten gevraagd om terug naar binnen te gaan. Niet om het werk te hervatten, maar wel om de rest van het personeel mee te krijgen in de stakingsbeweging. Dat is hoe Leo Michielsen bijvoorbeeld heel de school waar hij les gaf mee in de staking betrok.

“De KPB was erg bang van wat de partij pseudo-revolutionaire acties noemde die het gevaar liepen te mislukken. De redenering was: als het mislukt, zal het een zware klap voor de arbeidersbeweging zijn. Of dat een juiste benadering was of niet, zou ik vandaag niet meer durven zeggen. Ik weet het niet. Voor de partij moest de eenheidswet weg en zou doorheen de strijd een nieuwe verhouding tussen de klassen ontwikkelen. Er werd heel sterk nadruk gelegd op de parlementaire werking die de basis zou moeten leggen voor verandering in de richting van een socialistisch België.”

De KPB verzette zich tegen het ordewoord van een Mars op Brussel. “De partij was bang voor een bloedbad. Er waren nog wapens aanwezig onder de verzetsstrijders en een aantal syndicalisten wilden met wapens naar Brussel trekken.” Een nationaal congres van de stakerscomités had de organisatorische basis kunnen vormen om tot een Mars op Brussel te komen. Maar zo’n oproep werd door geen enkele linkse kracht naar voor gebracht.

De staking van 1960-61 stelde de vraag naar een leiding voor de beweging. Dat is vooral een politieke kwestie, zoals Lenin in 1917 in de praktijk heeft aangetoond. Een beweging als die van 1960-61 is ook vandaag nog mogelijk. Het ontstaat niet door organisaties die ertoe oproepen, maar het komt voor organisaties en bewegingen er wel op aan om stakingsbewegingen te kunnen beheersen en richting te geven.

De ontwikkeling van stakerscomités in de staking van 1960-61 betekende dat een alternatieve leiding van onderuit werd opgebouwd. “Het eerste dat de vakbondssecretarissen na de staking deden, was de comités ontbinden. De basisorganisaties moesten weg. Dat is een fenomeen dat vaak terugkomt. Toen Allende in Chili werd verkozen, werden de basiscomités na de verkiezingen ook meteen ontbonden omdat dit te gevaarlijk was voor het regime.”

Aan de basis werd de staking van 1960-61 niet als een nederlaag gezien. Het potentieel van de arbeidersbeweging werd aangetoond en daar zou rekening mee moeten worden gehouden. “De communistische voorman in Antwerpen, Frans Van den Branden, zei achteraf dat dit nog maar een begin was. Deze geschiedenis zou zich nog herhalen, maar op een veel grotere schaal. Dit was nog maar klein bier.” Ook na de staking bleef er een grote strijdbaarheid bestaan, in veel fabrieken trokken de arbeiders met gebalde vuisten naar binnen terwijl ze de Internationale zongen.

Na de staking kwamen er nieuwe verkiezingen en stapte de BSP in een regering met de katholieken, waaronder Gaston Eyskens. Dat werd niet bepaald positief onthaald door de basis. “Op 1 mei 1961 was de stoet in Antwerpen gespannen omdat er slogans als ‘Gaston Eyskens buiten’ werden meegedragen, terwijl de BSP-leiding met Eyskens in een regering zat… De KPB kwam versterkt uit de beweging met veel nieuwe leden, de aftakeling kwam pas later met zaken als het eurocommunisme.”

Is een explosie zoals 1960-61 vandaag nog mogelijk? “De omstandigheden zijn natuurlijk anders. Maar het kapitalisme kan niet op tegen de vele tegenstellingen waarmee het wordt geconfronteerd. Denk maar aan de vergrijzing, de tegenstelling Noord-Zuid en Oost-West,… De essentie waar we altijd moeten op terugkomen, zijn de productieverhoudingen. Dat kan lichtjes verschillen van land tot land, maar er is in feite overal een kapitalistische basis.

“Socialisme staat voor een fundamentele wijziging van de productieverhoudingen. Als het geen fundamentele wijziging is, dan is er geen socialisme. Zaken als coöperatieven kunnen sympathiek overkomen, maar het is in feite socialisme in een glas water. Zelfs indien een groot deel van de industrie is genationaliseerd maar dan op kapitalistische basis, dan nog is er geen sprake van socialisme.

“Qua infrastructuur en mogelijkheden, is België eigenlijk klaar voor socialisme. Maar er zijn problemen als gevolg van het bewustzijn en de globalisering. Daarom moeten we nagaan in welke fase we zitten en hoe we de progressieve bewegingen kunnen versterken en van daaruit voor socialisme opkomen. Nu komt het er vooral op aan om basisbewegingen te politiseren en op die basis een programma uitwerken.”

Een element waar John sterk de nadruk op legt, is het idee van arbeiderscontrole en de bijhorende kritische houding. Om arbeiderscontrole mogelijk te maken, moeten we tot in de details weten hoe alles functioneert. Dat is waarom hij zich soms verbeten vastbijt in concrete dossiers, onder meer inzake sociale huisvesting. Maar hij weet dat het belangrijk is om verschillende basisbewegingen en campagnes ook politiek te verenigen en te wapenen met een ideologische/filosofische benadering in het kader van de strijd voor een fundamentele wijziging van de productieverhoudingen.

 

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop