Een antwoord op de patronale leugens
Vandaag zijn de werkgeversorganisaties zich al aan het voorbereiden op de loononderhandelingen dit najaar. Daarbij wordt het Duitse loonmodel naar voor geschoven. Het centrale argument van het patronaat is de vermeende “loonhandicap”, de lonen van Belgische arbeiders zouden te hoog zijn in vergelijking met deze in de buurlanden. Wat is er aan van dit argument?
Artikel door Thomas B (Gent) uit de oktobereditie van De Linkse Socialist
Volgens de Centrale Raad van het Bedrijfsleven bedraagt de loonhandicap met onze buurlanden Frankrijk, Duitsland en Nederland sinds 1996 maar liefst 3,3%. Als we de fiscale loonsubsidies in rekening brengen, bedraagt de loonhandicap nog 1,65%. Unizo en Voka houden rekening met het absolute loonniveau om tot een loonhandicap van 11% te komen.
Een element waarmee geen enkele patroonsorganisatie rekening houdt, is dit van de productiviteit van de Belgische arbeiders. In vergelijking met de Duitse arbeiders zijn de Belgische arbeiders tussen 1996 en 2009 maar liefst 18% productiever geworden. Enkel in Luxemburg (financiële sector) en Noorwegen (olie) wordt meer winst per arbeider per uur gemaakt, in ons land gaat het om gemiddeld 58,5 dollar per uur. Dit betekent dat de kapitalisten in ons land meer winst maken dan in Duitsland. Maar dat is niet genoeg, winstmaximalisatie is en blijft de centrale drijfveer van het kapitalisme.
Het klopt ook niet dat de zogenaamde loonhandicap zou hebben geleid tot meer jobverlies dan in de buurlanden. Tussen 1996 en 2008 nam de tewerkstelling in de private sector in ons land toe met 10,4% tegen gemiddeld 4,5% bij de buren en zelfs zeven keer meer dan in “rolmodel” Duitsland. Daar bedragen de loonkosten overigens gemiddeld 49% van de productiekost tegen maar 38% in België en slechts 27% in de Belgische industrie. De lastenverlagingen voor het patronaat hebben niet voor extra jobs gezorgd, enkel voor meer winsten.
De crisis noopt de burgerij tot oproepen om de verworvenheden van de arbeidersklasse sneller en harder af te bouwen. De afgelopen dertig jaar zijn al grote stappen gezet met het neoliberale beleid. Nu wordt een stap verder gegaan met pogingen om de werkloosheidsuitkeringen te beperken in de tijd of om de pensioenleeftijd op te trekken.
De verantwoordelijkheid voor de crisis wordt door het patronaat bij de arbeiders gelegd of bij de “conservatieve” vakbonden die het aandurven om voor betere lonen of pensioenen op te komen, terwijl we “allemaal” onze duit in het besparingszakje moeten doen. Met “allemaal” bedoelt het patronaat ons allemaal maar niet zichzelf. De crisis wordt ingeroepen om de neerwaartse spiraal kracht bij te zetten.
De FOD Economie berekende dat 10% van alle werknemers in ons land maximaal 1.807 euro bruto per maand verdient, naargelang de gezinssituatie goed voor 1.200 tot 1.300 euro netto. 50% zit onder de 2.485 euro bruto, goed voor 1.400 tot maximaal 1.700 euro netto (voor een alleenstaande bediende met drie kinderen ten laste). Hoog kunnen de lonen dus niet worden genoemd. Maar het doel van het patronaat is om te komen tot een grotere lageloonsector zoals in Duitsland, waar 20% van de werkenden minder dan 10 euro bruto per uur verdient.
Lonen onder de 10 euro per uur zijn ook bij ons aan een opmars bezig. Voorbeelden zijn het loon van de nieuwe hulppostbodes of van de nieuwe jonge werknemers van de Carrefours die door geranten zijn overgenomen na de laatste herstructureringsronde.
In de aanloop naar de collectieve loononderhandelingen in het najaar is het belangrijk om de argumenten van het patronaat te doorprikken zodat zij niet langer de agenda bepalen. De zogenaamde “loonhandicap” is een fabel om te vermijden dat de arbeiders compensaties vragen voor de steeds sterker opgedreven productiviteit.
Het patronaat en de traditionele politici willen ons een neerwaartse spiraal opleggen zodat zij hun winsten kunnen maximaliseren. Wij aanvaarden dit niet en komen op voor een arbeidsduurvermindering met evenredige aanwervingen en behoud van loon, met een minimumloon van 1.500 euro netto.