Your cart is currently empty!
Recensie. “Leven tussen twee vuren”, een autobiografie van Jef Ulburghs
Midden jaren 1980 publiceerde uitgeverij Kritak een reeks boeken onder de titel “het geheugen”. Er verschenen autobiografieën van Jef Ulburghs, Nic Bal en Piet Vermeylen. Het boek van de afgelopen week overleden Ulburghs biedt een beeld hoe een brave Vlaamse katholieke boerenzoon radicaliseert en de kant van de arbeiders kiest. Dit gebeurt niet plots en niet vanuit een theoretisch kader, maar vanuit een aanvoelen en een sterk rechtvaardigheidsgevoel.
Jef begint zijn levensverhaal op het Limburgse platteland. Hij is de jongste zoon van een gezin dat het doorgaans vrij goed heeft, ook al ziet de familie begin jaren 1930 zwarte sneeuw. Hij groeit op in een vrij beschermd milieu en kan gaan studeren. De Tweede Wereldoorlog verdeelt Limburg nog meer dan de rest van het land, de strijd tussen zwarten en witten is er hevig. De familie van Jef is flamingant, zijn broer flirt met de collaboratie door even lid te worden van het VNV en strijd aan het Oostrfront te overwegen. Hoe Jef er zelf over dacht, wordt wat in het midden gelaten in dit boek. Hij houdt het op een vaag flamingantisme met een sterke sociale inslag en een afkeer van het nazisme.
Jef studeert in de oorlog voor pastoor in Luik, Limburg viel onder het bisdom Luik. De radicalisering na de oorlog uit zich niet alleen in straatprotest en een ruk naar links bij de verkiezingen in ons land. Ook onder jonge aspirant-pastoors is er discussie. Een aantal jonge priesters was tijdens de oorlog mee vervolgd en samen met het “gewone volk” in concentratiekampen terecht gekomen. Het veranderde hun beeld op de samenleving. Er ontstond een groeiende tendens van priesters die als arbeiders tussen de onderdrukten wilden staan. Aanvankelijk vindt Jef dat dit standpunt te ver gaat, hij ziet zich niet als priester-arbeider maar wil toch een sociale dimensie geven aan zijn functie.
Het toeval brengt hem eind jaren 1940 bij zijn eerste opdracht in Grâce-Belleur, nu deel van Grâce-Hollogne, in Luik. Jef wordt er kapelaan in een arbeiderswijk waar de kerk wordt gezien als een instelling van rijken. De bewoners zijn er felle tegenstanders van de drie K’s: Kerk, Koning en Kapitaal. De wijk loopt volledig leeg als in Grâce wordt betoogd tegen de terugkeer van Leopold III in 1950. Bij het radicale arbeidersprotest vallen drie doden, waaronder een buurjongen van kapelaan Ulburghs. Die weet zich geen houding aan te nemen, hij wil de nabestaanden van het slachtoffer bijstaan maar is tegelijk vertegenwoordiger van een instelling die wordt gezien als mede verantwoordelijk voor de doden bij het anti-koningsprotest. In het boek laat Jef niet meteen blijken wat hij zelf dacht van de terugkeer van de koning, maar het geweld tegen zijn wijkgenoten raakt hem.
Tegen de stroom in probeert Jef een katholieke gemeenschap uit te bouwen in een gemeente met een uniform rode gemeenteraad waar socialisten en communisten sterk staan. Jef heeft een keuze: zich beperken tot een werking naar de kleine laag van beter gestelde inwoners en katholieke middenstanders of ook proberen jonge arbeiders te organiseren. Hij probeert beide te combineren en raakt steeds meer onder de indruk van jonge arbeiders, mensen met wie hij weinig gemeen had tenzij een rechtvaardigheidsgevoel. Cardijn en de beweging van kajotters vormen een inspiratie die tot in Grâce-Belleur een impact heeft.
Eind jaren 1950 is er een werking van katholieke arbeiders in Grâce-Belleur, onder meer omdat Jef Ulburghs niet te beroerd was om zelf aan de fabrieken te gaan staan om de arbeiders te leren kennen en banden op te bouwen. De kerkelijke oversten dachten eind jaren 1950 dat ze Ulburghs konden gebruiken om radicale priester-arbeiders die verder gingen en steeds meer in socialistisch vaarwater terecht kwamen binnen de perken van het voor de top aanvaardbare te houden. Ulburghs had zelf nooit radicale keuzes gemaakt, zijn radicalisering was een geleidelijk proces dat vooral gevoelsmatig was en gepaard ging met pogingen tot verzoening met het establishment. Hij werd eind jaren 1950 overgeplaatst naar Seraing omdat daar een conflict woedde tussen priester-arbeiders die binnen de socialistische beweging actief waren en de katholieke top. Vanuit een sympathie voor de gewone werkende mens kiest Jef de kant van de priester-arbeiders en legt hij mee de basis voor volkshogescholen voor de arbeiders zonder echt te breken met zijn kerkelijke oversten. Die dubbele positie voelde Jef zelf ook aan, hij omschrijft het als “leven tussen twee vuren”.
De jaren 1960 waren bijzonder woelig en zorgden ook in ACW-kringen voor een radicalisering. Jef staat onder de invloed daarvan, zonder te ver te gaan. Als eind jaren 1960 een populaire godsdienstleraar van een technische in Seraing wordt weg gepromoveerd, gaan de leerlingen (vooral kajotters) in staking. Ze vragen Ulburghs om mee te doen. “Hoewel ik in geest volledig achter de actie stond, wilde ik me toch wat op de achtergrond houden. (…) De schrik sloeg me om het hart. Mijn imago van progressieve maar handelbare priester zou naar de vaantjes zijn, ik zou het definitief verkorven hebben bij de kerkelijke hiërarchie.” De actie bleek door de grote solidariteit een succes en de top moest toegeven.
Kort nadien verdwijnt Jef Ulburghs uit het Luikse. De splitsing van het bisdom Luik leidt tot het ontstaan van een nieuw bisdom Hasselt en Jef moet dat bisdom gaan versterken. Daar kreeg hij heel wat ruimte om in de nasleep van mei 68 mee aan de kar te trekken van de “Wereldscholen”, vormingen voor arbeiders en studenten over thema’s als de strijd tegen het kolonialisme. De radicalisering eind jaren 1960 was in Limburg niet beperkt tot jongeren, de afbouw van de mijnsector leidt tot een algemene revolte met een opkomst van allerhande radicale initiatieven. Het doet ook de Wereldscholen verder gaan dan aanvankelijk de bedoeling was met steun aan verschillende mijnwerkersstakingen, ook toen het ACV niet mee deed. Jef komt hierdoor in aanvaring met het bisdom.
Het gebrek aan organisatorische visie en duidelijke ideologische omkadering zou ervoor zorgen dat het enthousiasme en snelle succes van de Wereldscholen uiteindelijk zou verdwijnen. Het leidt wel tot het initiatief van een Arbeidsuniversiteit waarmee in Genk geleidelijk aan ook acties werden ondernomen en een wijkwerking werd opgezet. De acties houden onder meer de bouw van een nieuwe snelweg tegen. Nadien wordt Ulburghs opnieuw pastoor in een parochie, in Zwartberg meer bepaald. Daar hoopt hij zijn positieve ervaringen van Grâce-Belleur te kunnen verderzetten. Tegelijk zette hij zijn samenwerking met andere progressieven verder, ze noemden zich “basissocialisten” en hadden een sterke oriëntatie op de problemen in de “derde wereld”. Het wegebben van het enthousiasme van de bewegingen na mei 68 hebben ook een invloed op Jef die het moeilijk heeft en in de put zit. Hij radicaliseerde op basis van een gevoelsmatige positie die werd versterkt door de mensen rond hem en was hierdoor niet in staat om een teruggang van radicalisering te plaatsen en te verklaren. Het basiswerk onder de arbeiders in Genk houdt hem recht in zijn strijd voor rechtvaardigheid.
Het boek eindigt met de stap naar de politiek, als Doorbraak-kandidaat voor de SP in 1982. Toen was het nog niet evident om als priester kandidaat te zijn voor de socialisten. De SP was nog een partij met een actieve basis en werd nog gezien als een ‘andere’ partij. Een jaar later werd Jef verkozen in het Europees parlement. Daar houdt het boek op, later zou Jef uit de SP stappen en aansluiting zoeken bij de Groenen. Hij werd voor Agalev verkozen in de Vlaamse Raad en de Senaat. Hij bleef actief in de vredesbeweging en de “derde wereld” beweging. Hij aarzelde niet om solidariteitscampagnes te steunen. Toen onze organisatie begin jaren 1990 een solidariteitscampagne voerde voor een Palestijnse kameraad die werd vervolgd in Israël, werd de campagne mee gesteund door Jef.
Deze autobiografie toont Jef Ulburghs zoals hij was: oprecht verontwaardigd tegenover onrecht en enthousiast zoekende naar antwoorden daarop. Hij stond daarbij aan de kant van de arbeiders.