Analyse van de verkiezingen
De verkiezingen van 13 juni vormden een nieuwe etappe in de politieke crisis. CD&V verlies fors en er was langs Vlaamse kant maar één overwinnaar: de N-VA van Bart De Wever. Langs Franstalige kant won de PS (35,7% voor de Senaat en 37,5% voor de Kamer). De euforie van Reynders in 2007 is verdwenen en ook de opkomst van Ecolo in 2009 werd niet bevestigd. Wat betekent dit verkiezingsresultaat?
Een echte verrassing kan de verkiezingsuitslag niet worden genoemd. Het is de zoveelste etappe in de ontwikkeling van de politieke crisis die vooral sinds 2007 naar buiten is getreden, maar die reeds in 2004 steeds meer de werking van de federale staat begon te blokkeren.
In 2004 kwamen in de deelregeringen andere partijen aan de macht dan op het federale niveau, een teken dat de positie van de verschillende burgerlijke partijen steeds volatieler werd. De Vlaamse regering begon, onder leiding van Leterme, meteen de federale regering te bekampen, o.a. met de opname van de splitsing van BHV in het regeerakkoord (hoewel het een federale bevoegdheid betrof), maar ook rond een aantal arbeidsmarktdossiers. De federale regering kreeg steeds meer het imago van besluiteloosheid aangemeten, het werd een “aankondigingregering” genoemd (die niet tot uitvoering kon overgaan omwille van intern geruzie)…
De volatiliteit is vooral sterk ontwikkeld in Vlaanderen: in 1999 breuk met het verleden, wanneer voor het eerst sinds de jaren ’50 de CVP niet meer de leiding van de regering op zich kan nemen; Verhofstadt komt aan de macht met paarsgroen en een tweede maal met paars. In 2004 krijgt de CVP terug de leiding in Vlaanderen in handen. In 2007 ook federaal, maar ondertussen wel in kartel met de N-VA, die in 2009 toetreedt tot de Vlaamse regering (na de door CD&V opgelegde breuk van het kartel). Vandaag is de CD&V (de partij van de man van 800.000 stemmen in 2007) voor het eerst in haar geschiedenis onder de 20% in Vlaanderen gezakt en heeft Bart De Wever op een paar duizenden stemmen na de score van Yves Leterme herhaald.
Het Franstalige politieke landschap lijkt daartegenover een oase van rust. De euforie van Reynders in 2007 was snel terug voorbij. De PS boekte op 13 juni een monsterscore met een dubbele boodschap: beschermer van de verworvenheden van de welvaartstaat en beschermer van de Franstaligen in de onderhandelingen met de Vlaamse partijen. Een hang naar veiligheid en stabiliteit, de “nuttige stem” tegen het Vlaamse en liberale geweld in een kader van de harde saneringsplannen overal in Europa.
Is België dan toch een “tweelandenland”? Ja en neen. Media, politieke partijen en een gans pak instellingen zijn gescheiden voor de twee grote gemeenschappen, de sociale en economische toestand is anders, maar de burgerlijke politieke partijen aan beide zijden staan allemaal in dienst van de belangen van dezelfde burgerij. Uiteindelijk dwingen de belangen van die burgerij – stabiliteit, maar ook de verdere opdrijving van de uitbuitingsgraad – de partijen aan beide zijden om tot een compromis te komen. Zelfs N-VA-leider Bart De Wever zoekt een pacificatie, hij is naar eigen zeggen “geen revolutionair” en het uiteenvallen van België is volgens hem geen revolutionair, maar een evolutionair proces binnen het kader van steeds meer Europese eenmaking. Hij blijft blijkbaar ook nu geloven in een perspectief van steeds verdergaande Europese eenmaking op kapitalistische basis. Of zijn troepen allemaal op dezelfde lijn staan, is minder duidelijk, maar voorlopig is De Wever koning, ook in eigen rangen.
N-VA overwinnaar in Vlaanderen – een nieuwe Vlaamse Volkspartij?
Het is de vraag naar de stabiliteit van de leiderspositie die De Wever nu heeft behaald. Maakt de N-VA kans de CD&V te vervangen als het belangrijkste instrument van de burgerij? Neen. De N-VA is een kleine kleinburgerlijke partij, die de mening vertegenwoordigt van de kleine bazen in Vlaanderen. O.a. het “gezonde verstand” dat zegt dat wanneer het in Vlaanderen minder goed gaat, “we” dan moeten stoppen de “socialistische politiek” in Wallonië te subsidiëren. De wil ook om af te raken van een aantal (of alle) beschermingsmechanismen op de arbeidsmarkt, zonder oog voor het behoud van het kapitalisme als systeem… De N-VA combineert die eisen van Voka – een zakelijk en cijfermatig Vlaams-nationalisme gebaseerd op economisch egoïsme – met een meer romantische vleugel van historische Vlaams-nationalisten.
Er is een verschil: de eerste acht een sociaaleconomische staatshervorming die meer concurrentie veroorzaakt tussen de deelstaten als het allerbelangrijkst, de tweede heeft vooral iets met taal en met symbooldossiers. De ruil tussen een sociaaleconomische staatshervorming en een saneringsplan (waartoe de PS volgens De Standaard, gebaseerd op anonieme verklaringen van een “intimus” van Di Rupo, bereid zou zijn) en een aantal toegevingen vanuit Vlaanderen in het BHV-dossier, in de financiering van Brussel en ongetwijfeld ook in de staatshervorming (o.a. behoud nationale sociale zekerheid) is voor de tweede groep veel minder evident dan voor de eerste.
De hamvraag is: is Bart De Wever bereid om zijn gewonnen machtspositie te gebruiken om de belangen van de Belgische burgerij te dienen? Indien dat niet het geval is, gaan we naar een periode waarin de situatie verder blijft verrotten, een periode van chaos en instabiliteit waarin België steeds meer in het vizier van de speculanten komt te liggen. Dat zou dan aan de burgerlijke partijen, samen met de groenen, het excuus bieden om de zaken in handen te nemen – een regering van nationale eenheid, aangevuld met de groenen, heeft ook een meerderheid indien nodig. In dat geval zal de media alles doen om de N-VA de verantwoordelijkheid voor de crisis in de schoenen te steken en om Bart De Wever te onderwerpen aan de lijdensgang van Leterme in de media: from hero to zero.
De eerste ontwikkelingen – reeds vlak voor de verkiezingen, maar ook in de eerste dagen erna – lijken te tonen dat Bart De Wever echter effectief bereid is de Belgische burgerij van dienst te zijn: de Franstalige premier, de uitspraken dat de staatshervorming op een compromis zullen gebaseerd zijn, zijn verzekeringen dat de N-VA niet uit is op een uiteenvallen van het land op korte termijn… De vraag is dan: kan hij daar ook zijn partij en zijn achterban van overtuigen? De feitelijke vraag is: hoe lang zal het duren vooraleer De Wever de lijdensgang van Schiltz moet ondergaan? Met het Vlaams Belang, dat op iedere toegeving zal hameren, en de vrij rabiate Vlaams-nationalisten in de N-VA zelf kan het ondermijningproces al snel beginnen, zelfs al zou dat in een eerste periode nog weinig zichtbaar effect hebben omwille van de triomf van De Wever en de toegevingen die hij van de PS kan verkrijgen. Die toegevingen zullen substantieel moeten zijn om niet geconfronteerd te worden met zijn eigen verklaringen uit het verleden over “vette vissen” en “borrelnootjes”.
Zijn partij zal daarnaast ook verantwoordelijk zijn voor het saneringsplan dat in de komende jaren door de burgerij wordt gevraagd. Als de nu meest waarschijnlijke coalitie werkelijkheid wordt – een “afspiegelingscoalitie” met de partijen van de Vlaamse regering en de Franstalige Gemeenschapsregering, waarbij de liberale partijen in de oppositie verdwijnen – zal zijn partij immers de meest rechtse component zijn in die regering, degene die het meest zal moeten duwen voor meer besparingen en minder belastingen.
Het is dan ook weinig waarschijnlijk dat de N-VA haar stemmenscore van 13 juni een tweede maal kan herhalen, of dat nu na een “geslaagde” regeringsvorming en –deelname is of na een “niet geslaagde” regeringsvorming. De partij beschikt niet over de brede basis in de maatschappij, over de vele tentakels in het “middenveld”, die de CD&V in staat stelden zich te herstellen na een nieuwe fase in haar neergang in 1999. Haar electorale basis is quasi volledig nieuw en komt van alle partijen – de pijlsnelle ontwikkeling en neergang van LDD toont hoe snel die stemmen weer kunnen wegvloeien.
Minder gemakkelijk te voorspellen, is wie de hand zal overnemen eens de illusie De Wever voorbij is. Iedereen erkent dat de 30% stemmen van de N-VA geen uitdrukking zijn van de steun voor het N-VA-programma. Het drukt eerder uit dat de kiezer – nadat elke Vlaamse partij en elke Vlaamse instelling hem/haar heeft gezegd dat een staatshervorming noodzakelijk is voor het behoud van “onze” welvaart – gestemd heeft voor die partij en vooral voor die figuur waarvan ze dachten dat hij de beste garantie bood dat er ook een staatshervorming zou komen. Een ander alternatief werd overigens ook niet aangeboden. Waar zullen die stemmen naartoe vloeien eens duidelijk is dat ook De Wever geen oplossingen voor de sociaaleconomische problemen kan brengen?
Een zekere hertekening van het Vlaamse politieke landschap dringt zich op om stabiliteit te kunnen verzekeren. De CD&V zal wel opnieuw opveren na haar laatste historisch laagste score, maar een herstel van haar vroegere positie als vaste waarde, die kon beslissen met wie ze een regering zou vormen, is vrijwel onmogelijk. Ook de SP.a is niet in staat de leiding op zich te nemen, het is een coalitiepartner, geen leider. Open VLD zal zich, zowel in het geval van een “afspiegelingscoalitie” als van een coalitie van nationale eenheid, proberen te herstellen op haar rechterflank, de dromen van een “volkspartij” zijn verleden tijd. Groen speelt niet eens echt mee en wordt enkel geciteerd als “depanneur” en omwille van de link met Ecolo. Deze partijen kunnen na een eventueel chaotische periode met De Wever in de leiding het argument “stabiliteit” in de ring werpen en zo een zeker herstel van hun steun verkrijgen, maar als de overwinning van de N-VA iets bewijst, dan is het wel dat de traditionele partijen door en door gediscrediteerd zijn in Vlaanderen.
PS behaalt monsterscore in Wallonië – toonbeeld van stabiliteit?
De traditionele partijen in Vlaanderen dromen niet eens van zo’n score – dergelijke electorale steun ligt voor hen in het verleden. De PS is hiermee meteen de enige burgerlijke partij die nog een positie van autoriteit als behoeder van het algemeen belang heeft behouden. Het is uiteraard een vreemde burgerlijke partij, een partij die zichzelf aan de burgerij heeft opgedrongen als degene die in staat was de socialistische arbeidersbeweging in haar bastion – Wallonië – onder controle te houden en besparingen te doen slikken.
Ze heeft die rol gespeeld – samen met SP.a – gedurende het Globaal Plan. Di Rupo verwijst daar overigens meermaals naar wanneer hij stelt dat de PS tegen een liberale besparingspolitiek is, maar wel in staat is te besparen. Hij verwijst dan zelf naar het Globaal Plan, de grootste structurele besparing ooit in de Belgische geschiedenis. “Structureel” wil zeggen dat het een blijvend besparend effect heeft, zoals o.a. de loonnorm en de gezondheidsindex (beide maatregelen uit het Globaal Plan) die tot op vandaag onze lonen jaarlijks verder doen afnemen.
We moeten wat dat betreft geen enkele illusie hebben: de PS wil besparen en zal besparen. Het gaat hem om de verpakking. De PS prefereert termen als “Sociaal Pact bis” (waarbij wordt voorgespiegeld dat het een verbetering en geen verslechtering zal inhouden), waarbij een verdere uitholling van de inkomsten van de sociale zekerheid wordt gecompenseerd door een “Algemene Sociale Bijdrage” (waartoe overigens beide vakbonden oproepen!) boven begrippen als “plan d’austérité”.
De PS is een speciale burgerlijke partij, een partij die zich voor haar asociale politiek steeds heeft verstopt achter “de CVP” of “de Vlamingen” en achter Europa (wat alle Belgische burgerlijke partijen doen). Ook nu weer heeft de PS campagne gevoerd zonder het zelfs één maal te hebben over 22 miljard besparingen die volgens het Planbureau nodig zijn om de doelstelling van het begrotingsevenwicht in 2015 te halen (daarin werd de PS overigens door alle Franstalige partijen gevolgd, behalve de ultraneoliberale PP van Modrikamen), een doelstelling waarmee de PS zich nochtans akkoord heeft verklaard in de federale regering (onrechtstreeks hebben ook CDH en Ecolo zich daartoe verbonden op regionaal vlak). Ook nu weer zal het verkiezingsprogramma van de PS quasi volledig in de vuilnisbak verdwijnen – of misschien in de kast tot de volgende verkiezingen, waarbij de PS zal zeggen dat ze die eisen wel hebben verdedigd, maar hun regeringspartners er niet kon van overtuigen…
Maar de monsterscore van de PS vertoont ook gelijkenissen met de 800.000 stemmen voor Leterme, die de zoektocht naar stabiliteit en vaste waarden uitdrukte – een in Vlaanderen op dat moment dominante fase in de ontwikkeling van de politieke, economische en sociale crisis (nu vervangen door de wil tot verandering die zich bij gebrek aan geloofwaardig arbeidersalternatief richt op de op dat moment meest in de oog springende en geloofwaardige kleinburgerlijke formatie). Ook de PS zal die overwinning niet blijvend kunnen behouden. Met Di Rupo als premier zou de vaste goocheltruc van de PS – “de oppositiepartij in de regering” – veel moeilijker vol te houden zijn. In een “afspiegelingscoalitie” is Di Rupo bijna zeker van het premierschap, maar ook in een coalitie van nationale eenheid, het enige alternatief indien de vorming van een spiegelregering mislukt, zou Di Rupo als premier vrijwel onontkoombaar zijn.
Deze nieuwe episode zou dan ook een keerpunt kunnen zijn in de ontwikkeling van de PS, een punt waarop het graduele verlies van positie die leidde tot de MR-overwinning in 2007 – maar ook tot de groei van het kleinburgerlijke Ecolo tot een ernstige speler (minstens tijdelijk) – overslaat in een veel meer wankele positie, vergelijkbaar, maar niet helemaal, met de afzwakking van de CVP/CD&V in Vlaanderen. Het is niet helemaal vergelijkbaar omdat bij de PS het element van verburgerlijking speelt, een verburgerlijking die intern volledig is voltooid, maar waarbij haar electorale positie en in een zekere steeds kleiner wordende mate haar imago binnen de Waalse arbeidersklasse tot nog toe behouden kon blijven. Met de PS als leidende coalitiepartner kunnen ook die illusies versneld afgebroken worden, zeker gezien de nu al aanwezige harde kritiek op de PS binnen kringen van actieve syndicalisten.
De liberalen in de touwen – een burgerlijke politieke familie als reserve in de oppositie
Dit is een groot voordeel voor de burgerij in het geval van een afspiegelingscoalitie. Beide partijen mogen dan wel een interne crisis doormaken, ze zijn ook beide loyale dienaars van de burgerij. Het biedt een zekere bescherming tegen een scenario van de versterking van een ander kleinburgerlijke formatie als gevolg van de toekomstige verzwakking van de N-VA. De meest waarschijnlijke kandidaat hiervoor is het Vlaams Belang, wat voor de Belgische burgerij een veel groter probleem is dan N-VA of LDD. Deze beide laatste zijn kleinburgerlijke formaties waarop de burgerij geen rechtstreekse dominante invloed heeft, maar die eventuele radicale standpunten (sociaal en communautair) niet vertalen in radicale actie.
De N-VA is niet “separatistisch” op een voor de burgerij gevaarlijke manier. De oplossing van België in Europa als een min of meer natuurlijk proces dat begeleid moet worden door compromissen – dat is heel iets anders dan de eenzijdige Vlaamse onafhankelijkheidsverklaring waartoe het Vlaams Belang oproept. De N-VA en LDD kan je in principe kopen met postjes en dan “doodregeren”, zoals in het verleden succesvol is gebeurd met de Volksunie en het FDF, terwijl je het Vlaams Belang gewoon niet in een regering kunt opnemen zonder hevige woelingen in de maatschappij te veroorzaken.
Is een compromis mogelijk over BHV, een sociaaleconomische staatshervorming en een structureel besparingsplan?
Een compromis over dit alles tussen Di Rupo en De Wever? De pers, die de dag voor de verkiezingen de onverenigbaarheid van de twee benadrukte, leek de dag na de verkiezingen al te denken dat het “moeilijk, maar haalbaar” was. Gebaseerd op hun publieke verklaringen leken zowel De Wever als Di Rupo het daarmee eens.
Wij hebben altijd gezegd dat de traditionele partijen in België tot een dergelijk akkoord kunnen komen omdat zij bovenal het programma van de burgerij willen uitvoeren – het geruzie gaat over het hoe (naast de zuivere carrièrebelangen van de politici in kwestie). Of De Wever ook bereid is tot zowat alles om de burgerij te dienen, zal in de komende weken en maanden moeten blijken, zowel voor hem persoonlijk als voor zijn partij. De macht is echter een belangrijke aantrekkingskracht; de vele postjes die de N-VA’ers nu in de schoot kunnen vallen, zijn moeilijk te weigeren.
De Wever kent uiteraard de geschiedenis van de Vlaamse Beweging in haar contacten met de federale staat beter dan wie dan ook. Maar de N-VA zit wel in een tang. Ofwel moet ze de rol spelen, samen met de PS, van de “redder van het vaderland” door het sluiten van een nieuw en (enigszins) duurzaam compromis over de verhoudingen tussen de structuren, waarbij de regionalisering van een aantal bevoegdheden en meer fiscale autonomie gecompenseerd zal moeten worden door maatregelen die de federale samenhang versterken (anders is geen compromis mogelijk met de Franstalige partijen en mislukt de regeringsvorming). Dat zal haar stabiele Vlaams-nationalistische steun aantasten en kan zelfs op termijn (en gezien de ontwikkelingen vandaag soms pijlsnel verlopen kan dat een korte termijn zijn) leiden tot Vlaams-nationalisten die de N-VA verlaten of die hun steun ervoor opzeggen. Ofwel moet ze vasthouden aan die basis en aan haar principes en dan zal ze binnen een aantal maanden opnieuw de aanval moeten ondergaan van de verzamelde burgerlijke instellingen als “veroorzaker van instabiliteit” op een moment van enorme economische risico’s. Het is dan ook niet uitgesloten dat de N-VA bij gebrek aan voldoende toegevingen vanwege de PS – die vanuit een zeer sterke positie een “rationeel” en “evenwichtig” akkoord zal eisen, en dat met de steun van de grote burgerij aan beide kanten van de taalgrens – alsnog besluit aan de kant te gaan staan. In beide laatste gevallen zal het dan onmogelijk blijken die 30% te herhalen bij nieuwe verkiezingen en dat weet De Wever ook.
De afspiegelingsregering is voor de PS mogelijk, maar in haar verkiezingscampagne had de PS het over een regering van nationale eenheid, m.a.w. met de MR. Er was dan ook geen sprake van een tweegevecht zoals in 2007. De resultaten boden andere oplossingen, maar volgens sommige krantenberichten zouden er in de PS ook nu nog stemmen opgaan voor een coalitie met de MR. Dat zou bescherming bieden tegen de onvermijdelijke aanvallen van MR-FDF op een mogelijk compromis over BHV en de staatshervorming. Anderzijds beschermt de Olijfboomcoalitie beter tegen verlies aan haar linkerzijde (aan Ecolo, in mindere mate aan de CDH door ontevredenheid binnen het CSC en het MOC) door het structurele besparingsprogramma dat eraan komt. Op basis van het verkiezingsresultaat biedt de afspiegelingscoalitie de PS meer voordelen.
De PS heeft openingen gelaten voor een compromis. Wat BHV betreft, is de PS veel minder betrokken partij dan MR en CDH, maar een zuivere splitsing is ook voor de PS onverdedigbaar, zeker na de politieke instabiliteit van de laatste jaren. De PS zal het behoud van een nationale sociale zekerheid eisen – en dus een “nationale” afbouw ervan via het voorstel Onkelinx (afbouw van het deel financiering via lasten op arbeid tot 50% inkomsten) en via de “Algemene Sociale Bijdrage”, een “solidariteit” van de betere lonen met de lagere lonen, de betere pensioenen met de lagere pensioenen (liefdadigheid, geen sociale zekerheid). Ze zal ook staan op een zekere symbolische maatregel tegen het grootkapitaal en/of de speculanten. Anderzijds is de PS wel voorstander van een verdere regionalisering van de arbeidsmarktpolitiek.
Een exact akkoord is niet te voorspellen. We hebben op dit moment enkel een aantal puzzelstukjes in handen, waarvan een aantal een kans maken in zo’n akkoord te worden opgenomen. Algemeen kunnen we echter wel stellen dat de PS in principe akkoord is een saneringsprogramma minstens deels naar de gewesten en gemeenschappen af te schuiven.
Voorlopige conclusie
Er zal ernstig geprobeerd worden door PS en N-VA om tot een akkoord te komen. Geen van beide kan het zich permitteren de onderhandelingen te saboteren door onmogelijke eisen en ultimatums. Of dat lukt, is zeer onzeker, maar ook niet onmogelijk. Indien deze fase zonder succes op een einde zou lopen, is de meest waarschijnlijke nieuwe fase niet nieuwe verkiezingen, maar een poging tot vorming van een regering van nationale eenheid. Als ook de vorming van een regering van nationale eenheid niet lukt of als die regering door interne spanningen en externe druk uiteenspat, komen we weer in een situatie van absolute politieke crisis terecht, waarbij het dan niet uitgesloten is dat nieuwe verkiezingen moeten worden georganiseerd. Gezien het feit dat de volgende regering voor de burgerij 22 miljard moet besparen, riskeert gelijk welke komende regering onstabiel te zijn.
Hoe die besparingen worden doorgevoerd, heeft een belangrijk effect op hun kansen tot slagen. Een afspiegelingscoalitie – met slechts één “zuivere” rechtse partij gezien de banden van CD&V en in mindere mate CDH met ACW/MOC en ACV/CSC – zal geen snelle en harde confrontatie met de arbeidersbeweging zoeken, behalve onder extreem zware druk (bij een mogelijk nieuwe golf van problemen bij de banken, bij internationale speculatie tegen Belgische waardepapieren,…). Alle regeringspartijen, behalve het N-VA, hebben twijfels over wanneer het anti-crisisbeleid moet stoppen (o.a. de maatregelen in de tijdelijke werkloosheid) en wanneer de besparingsronde van start moet gaan. Verschillende instellingen, zoals nu weer de gouverneur van de Nationale Bank, waarschuwen voor een te hard besparingsbeleid en pleiten voor een mix waarin ook nieuwe belastingen een belangrijke plaats innemen. Die partijen zullen de N-VA op dat vlak overigens geen cadeaus geven. Indien de N-VA te hard zou dwarsliggen, is een zekere mobilisatie van de vakbondsleiding, met symbolische acties, niet uitgesloten.
Algemeen moeten we ons op sociaal vlak verwachten aan een “Belgisch compromis”, t.t.z. een akkoord dat wordt voorgesteld alsof het “evenwichtig” is, in het “algemeen belang” en waarbij aan iedereen een dosis suiker wordt geboden (in realiteit is dat altijd een kilo aan het patronaat en een korrel aan de arbeiders) en aan iedereen opofferingen wordt gevraagd. Een compromis ook waarbij alle spelers betrokken zijn, m.a.w. een compromis waarin de vakbondsleiding nauw betrokken wordt. Indien er toch druk komt voor algemene actie, ligt het argument dat “het alternatief de chaos is” na de laatste reeks verkiezingen al klaar.
De besparingen zullen zo gradueel mogelijk worden uitgewerkt en uitgevoerd. Ze zullen via een staatshervorming ook over de verschillende niveaus worden verspreid. Op die manier zullen de regeringen een harde, gelijktijdige en algemene confrontatie proberen te vermijden. Dat maakt dat in een eerste periode veralgemeende strijd minder waarschijnlijk is.
Maar de situatie, zowel politiek als economisch, is bijzonder wankel. Onderhuids is naast de angst voor de toekomst ook een woede aanwezig die in feite door gelijk welke aanleiding op gelijk welk moment kan uitbarsten. Het zwakke punt van de klasse is en blijft haar leiding of beter: het gebrek eraan. Hoewel in Wallonië syndicalisten massaal voor de PS hebben gestemd, is dat niet zozeer vanwege illusies dat het “hun partij” zou zijn, maar omdat het “het minste kwaad” is.
Op verschillende plaatsten in Wallonië en Brussel hebben zowel het MOC als vergaderingen van de socialistische vakbondcentrales niet alleen PS, maar ook hier en daar PTB en Front des Gauches uitgenodigd voor verkiezingsdebatten. Ze hebben dat gedaan omdat het gezien de huidige stemming in de samenleving geen enkel gevaar opleverde, maar ook omdat er binnen de rangen kritiek bestaat op de traditionele stemoproep voor enkel de PS. Als de ACV-leiding in Vlaanderen met de oproep van Cortebeeck voor de “verantwoordelijke partijen” CD&V, SP.a, Groen en zelfs VLD vooral toont hoezeer ze een agent van de burgerij is binnen de arbeidersbeweging, toont het tevens hoe het voor die ACV-leiding onmogelijk is geworden alleen voor de CD&V op te roepen, wat ook links binnen het ACV kansen zal bieden.
LSP moet in de komende situatie de ontwikkelingen op de voet volgen en vooral klaar staan om in geval van snelle ontwikkelingen van strijd daarin tussen te komen. Centraal hierin moet het ordewoord voor een breuk van de vakbonden met de regeringspartijen staan en de rol die vakbonden en syndicalisten in strijd moeten spelen in de noodzakelijke opbouw van een politieke stem die de strijd kan vertegenwoordigen en dus onafhankelijk is van die partijen die al lang het kamp van het patronaat hebben gekozen. Indien in de komende staatshervorming ook de regionalisering van sectoren/bevoegdheden met veel personeel zit, zullen we moeten campagne voeren rond syndicale eenheid over de taalgrens heen en tegen mogelijke (feitelijke) regionalisering van de vakbonden.