Aanhoudende crisis van het wereldkapitalisme (deel 2)

We publiceren het tweede deel van de tekst "aanhoudende crisis van het wereldkapitalisme". Dat is de tekst die werd geschreven met het oog op het Internationaal Uitvoerend Bestuur (IEC) van begin december. Het IEC is de verkozen internationale leiding van het CWI die jaarlijks vergadert en discussieert over de politieke, economische en sociale wereldrelaties en de opbouw van het CWI. Dit is het tweede deel van deze tekst, het eerste deel vind je hier.

Crisis zal overal in Europa toeslaan

In Europa is er geen enkel land dat de gevolgen van de crisis zal kunnen ontlopen. In de machinekamer van Europa, Duitsland, is de onderliggende economische situatie explosief. De industrie in Duitsland is goed voor het grootste aandeel in het bbp van gelijk welke grote ontwikkelde economie. Met 24% van het bbp is de industrie daar goed voor een aandeel dat bijna dubbel zoveel is als de 13% in Groot-Brittannië. In 2009 stevent de Duitse industrie voor het eerst sinds 1945 af op een groot verlies. De industrie werd grotendeels in stand gehouden door een toenemende export en onder meer verkoop aan China. Pogingen van de regering om de industrie overeind te houden, zouden goed zijn voor 1% van het bbp. Er zijn immers maatregelen zoals het in dienst houden van “overbodige” arbeiders, waarbij de regering een deel van het loon overneemt indien er minder wordt gewerkt. Dat zorgt voor een grote druk op het overheidsbudget met een mogelijk tekort van 100 miljard euro in 2010. Dat is 2,5 keer zoveel als de vorige piek van 40 miljard euro tekort toen het land de kosten van de Duitse hereniging moest dragen onder de CDU-regering van Kohl in 1996.

De belofte van Merkel om de belastingen te verlagen en tegelijk grote besparingen in de uitgaven te vermijden, heeft geleid tot een ongemakkelijke situatie in de nieuwe coalitie van CDU en FDP. De voorloper van toekomstige moeilijkheden, splitsingen en zelfs de mogelijkheid van een vervroegd aftreden van de coalitie bleek toen niet alle parlementsleden van de meerderheid voor de regering stemden waardoor Merkel slechts 11 stemmen op overschot had in het parlement. Het Duitse kapitalisme, net als de kapitalisten in de rest van Europa, moet overgaan tot een confrontatie met de arbeidersklasse om de hard bevochten verworvenheden uit het verleden in te dijken. De onvermijdelijke aanvallen op pensioenen en lonen – met pogingen om de lonen van “nieuwkomers” op de arbeidersmarkt te beperken – samen met de toenemende werkloosheid die de tendens heeft om permanent te worden, zijn allemaal garanties op een enorme klassenpolarisering en een intensere strijd tussen de klassen.

Net zoals dit met oorlogen het geval is, vechten ook de klassen meer intensief over de verdeling van een de kleiner geworden taart. Geen enkel land in Europa zal de komende maanden en jaren gespaard blijven van een scherper klassenconflict. Dat werd gesymboliseerd door de golf van bedrijfsbezettingen in Ierland, Groot-Brittannië en Frankrijk, met ook de “bossnappings” en zelfs het dreigement om een fabriek in Frankrijk op te blazen. Dit zal zich herhalen in andere landen waar het patronaat probeert om fabrieken te sluiten. Bij bezettingen wordt het “heilige” controlerecht van de directie op het bedrijf in vraag gesteld. Het controlerecht van de directies lijkt volgens Sarkozy steeds meer op de dictatuur van het kapitaal. In de Europese situatie en in ieder land zien we niet alleen belangrijke conflicten, maar zullen er ook algemene stakingen plaatsvinden – mogelijk eerst in de publieke sector, maar in de komende periode zullen ook steeds meer arbeiders uit de private sector in actie komen. Dat is tegen de achtergrond van een numerieke verzwakking van de vakbonden in heel wat landen. In Frankrijk is nog slechts 8% van de werknemers lid van de vakbond. In Groot-Brittannië, Spanje, Portugal en wellicht zelfs Italië zijn de vakbonden verzwakt.

In Groot-Brittannië ziet het er naar uit dat het conflict erg intensief zal zijn nu de leiding van New Labour niet langer de “ster” van het neoliberale firmament is, maar moet omgaan met een crisis waarbij het enkel het Italië van Berlusconi moet laten voorgaan. In Griekenland was er een enorme afkeer tegenover de rechtse regering van de Nieuwe Democratie, wat heeft geleid tot een overwinning voor de voorheen gediscrediteerde sociaal-democratische Pasok. Er dreigt een enorme confrontatie in het land. De overheidsschuld bedraagt er meer dan 100% van het bbp en de kredietrating van het land wordt naar beneden herzien. Dat zal het moeilijk maken om obligaties aan de man te brengen. Het bankroet is niet alleen een bedreiging voor bedrijven, maar voor volledige landen. Eerder hebben we dat al in Argentinië gezien. Maar er is nog een groot verschil tussen een geïsoleerd land dat failliet is, en anderzijds een groep landen. Dat laatste zagen we in de jaren 1930 en vandaag dreigt een gelijkaardige situatie plaats te vinden in Oost-Europa en de neokoloniale wereld.

Ondanks de aanhoudende sterkte van de euro tegenover de dollar, is de Europese burgerij er niet in geslaagd om geïntegreerd rivaliserend blok te vormen tegenover dat van de VS. De euro kan met haar huidige sterkte de dollar in de ogen kijken, maar het is tegelijk ook een hindernis voor economisch hard getroffen landen als Ierland en Italië die hun munt niet kunnen devalueren zoals vandaag in de VS wordt gedaan. Deze methode om de gevolgen van de crisis wat te verzachten, kan niet worden toegepast. De kapitalistische klassen in Europa wilden een eenmaking en een unie om concurrentie aan de hand van het devalueren van de munten te vermijden. De invoering van de euro maakte dit onmogelijk, maar hierdoor moeten landen “interne devaluaties” doorvoeren (het besparen op lonen, uitgaven,…). Als de crisis verder verdiept en de moeilijkheden toenemen, dan is het mogelijk dat één of twee landen uit de euro stappen. Dat zal geen oplossing bieden voor de kapitalistische crisis, ook al kan het tijdelijk een verzachting betekenen voor een nationale groep kapitalisten. Het zal uiteindelijk vooral de interne en internationale spanningen doen toenemen.

Kapitalistische commentatoren zoals Philip Stephens van de Financial Times verwijzen openlijk en wat provocatorisch naar Europa als het “museum” dat niet in staat is om succesvol te concurreren met de VS. Het goedkeuren van het verdrag van Lissabon met het tweede referendum in Ierland en de handtekening van de Tsjechische president wordt voorgesteld als een overwinning voor de Europese trein. Het komt evenwel net op een ogenblik dat de zwaktes van het kapitalistische Europese project duidelijk worden en dat die eenmaking uit elkaar kan vallen. De Europese grondwet wil net zoals het eerdere Verdrag van Rome het kapitalisme voor eeuwig declameren als het ultieme economische model. Deze grondwet is gebaseerd op het neoliberale kapitalisme door zich uit te spreken tegen staatsinterventies in de industrie of nationalisaties, met een steun aan privatiseringen,… Het karakter van dit document en van de Europese Commissie blijkt uit de “richtlijn” aan de Britse regering om de winstgevende delen van de genationaliseerde bankensector opnieuw te verkopen met het oog op de “concurrentie”. Een gelijkaardige anti-arbeidersaanpak vinden we in tal van Europese richtlijnen.

Internationale benadering

Wat er ook van de grondwet zal overblijven, net als alle kapitalistische wetten is ook dit een stukje papier dat aan de kant kan worden geschoven eens de arbeidersklasse haar oplossingen begint op te leggen. Dat zagen we bij de acties bij Lindsey in Groot-Brittannië. Dat was geen staking voor “Britse jobs voor Britse arbeiders”, zoals ultralinkse groepen zoals de Britse SWP aangaven. Door de interventie van bewuste socialisten, in het bijzonder van de Socialist Party, werd het element van nationalisme dat in alle conflicten aanwezig kan zijn (denk maar aan de strijd bij General Motors) beantwoord met een duidelijke internationalistische klassenbenadering. Marxisten verzetten zich tegen het inzetten van Europese richtlijnen om de arbeiders onder het mom van “vrij verkeer van arbeid” een neerwaartse spiraal op te leggen op het vlak van lonen en arbeidsomstandigheden. We staan voor een verenigde klassenbenadering, waarbij de lonen en arbeidsomstandigheden centraal staan. We verzetten ons tegen de pogingen om van de bazen, soms bijgestaan door vakbondsleiders, om delen van de arbeidersklasse tegen andere delen op te zetten: arbeiders uit de private sector tegenover deze uit de publieke sector, jongeren tegen ouderen of arbeiders van het ene land tegen die van andere landen.

De realiteit van de kapitalistische pogingen tot het “verenigen van Europa” is dat er tegelijk door de bazen wordt ingespeeld op nationalisme, etnische tegenstellingen en racisme in het aloude beleid van verdelen om te heersen. Die politiek is er enkel op gericht om de eigen positie te versterken en de winsten op te drijven. De integratie van de productiekrachten op wereldvlak en in het bijzonder in Europa maakt een internationale benadering in strijdbewegingen noodzakelijk. Dat is noodzakelijk bij de verdediging van verworvenheden uit het verleden zoals pensioenen en uitkeringen en om in te gaan tegen de groeiende dreiging van extreem-rechts. Het recente succes van extreem-rechts, met de verkiezing van Griffin van de British National Party bij de Europese verkiezingen, is een uitdrukking van de bocht naar rechts, naar een pro-kapitalistische positie, van de leiders van voormalige arbeidersorganisaties en zelfs van vakbondsleiders. Er is een enorm vacuüm dat nog groter is geworden door het falen om een levendig links alternatief op te zetten. De kloof tussen de onderliggende objectieve situatie en het bewustzijn van de massa’s is nog nooit zo groot geweest. Het succes van Die Linke in Duitsland, althans op electoraal vlak, heeft in dat land een substantiële doorbraak van extreem-rechts en neo-fascistische krachten op nationaal vlak tegen gehouden. Het gevaar is echter niet verdwenen. In feite zijn we dat extreem-rechts in het algemeen als eerste de vruchten kan plukken van de groeiende afkeer als gevolg van de crisis.

Migratie is een belangrijk thema voor de linkerzijde en de arbeidersbeweging in Europa. Er mag geen enkele toegeving worden gedaan aan racisme of discriminatie op basis van etnische afkomst of religieuze overtuiging. Anderzijds volstaat het in een periode van massale werkloosheid – in Spanje loopt dit bijvoorbeeld op tot 20% terwijl er een belangrijke migrantenbevolking is – niet om verzet tegen racisme gewoon af te kondigen. Het wordt steeds belangrijker om anti-racisme te verbinden met sociale eisen zoals jobs, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en de nood aan verenigde strijd. De kapitalistische regeringen willen een hardere politiek voeren met quota’s voor migratie. We verzetten ons tegen dergelijke maatregelen die geen enkele oplossing bieden voor de problemen die aan de basis van migratie liggen. Geen enkele kapitalistische maatregel zal de hongerigen en armen – zeker in een tijdperk van massacommunicatie – tegenhouden om hun onderdrukking en uitbuiting te ontvluchten en elders een “beter leven” te zoeken. Migratie zal de problemen van de armen en onderdrukten niet oplossen, slechts weinigen hebben de middelen om in de geïndustrialiseerde landen te geraken. We moeten nadruk leggen op de nood aan een algemene socialistische oplossing voor de problemen. En dat gaat in tegen het behoud van het grootgrondbezit en het kapitalisme in de neokoloniale wereld.

Einde van de wittebroodsweken van Obama

In de VS is er onvermijdelijk wat glans van de Obama-regering verdwenen als gevolg van de economische crisis. Dat gaat samen met een onwinbare oorlog in Afghanistan en een blijvende onoplosbare situatie in het Midden-Oosten, aangevuld met het vooruitzicht van burgeroorlog in Irak. Waar vlak na de verkiezingen 70% van de Amerikanen stelde het beleid van Obama te steunen, is dat percentage vandaag afgenomen tot zowat 50%. De economische crisis heeft de volledige VS geraakt, maar in een aantal staten en steden wordt het niveau van een depressie bereikt. Het is de dialectiek van de geschiedenis dat staten die in het verleden economisch gezien vooraan stonden, vandaag het hardst geraakt worden door de crisis. Californië, de vroegere “Gouden Staat”, kent massale werkloosheid, besparingen op de lonen en uitkeringen van het overheidspersoneel, duizenden daklozen die op straat of in hun auto wonen,… Er slapen iedere nacht tot 100.000 mensen op straat in Los Angeles. Californië is niet de enige staat die wordt geraakt. 10 staten – samen goed voor een derde van de Amerikaanse bevolking – bevinden zich in een zelfde situatie en hun aantal kan het komende jaar verder toenemen.

Detroit is een voorbeeld van de crisis in de steden. In de jaren 1950 kende “Motown” het hoogste mediaan inkomen en het grootste aantal huiseigenaars van alle Amerikaanse steden. Na decennia van verval van de industriële basis, vooral in de wereldberoemde auto-industrie, staat de stad aan de rand van de afgrond. Vijftig jaar geleden werd Detroit geroemd voor haar democratische maatregelen en was het met twee miljoen inwoners de vierde stad van de VS. Vandaag blijven er nog 900.000 inwoners over, een derde van de stad is gewoon verlaten met onkruid dat woekert en stedelijke boerderijen die opduiken. In de binnenstad staan er zelfs verlaten appartementen waarbij er bomen op het dak groeien. Er is een werkloosheidsgraad van 29% en de crisis heeft een enorme impact op grote delen van de middenklasse, zowel in Detroit als in andere steden. Californië zou als onafhankelijk land de achtste economie ter wereld vormen, maar is vandaag economisch gezien failliet.

Zelfs wie nog werk heeft, wordt steeds meer afhankelijk van voedselbonnen van de overheid. De gemiddelde arbeidsweek bedraagt nog 33 uur, het laagste ooit. Het aantal arbeiders dat deeltijds moet werken omdat ze geen voltijds werk vinden, is het afgelopen jaar met meer dan 50% toegenomen tot 8,8 miljoen mensen. De lonen en uitkeringen zijn er op achteruitgegaan. De officiële werkloosheid bedraagt 10%, met onvrijwillig deeltijds werk erbij loopt dat op tot meer dan 15%. De Financial Times stelde dat 40% van de gezinnen die voedselbonnen van de overheid gebruiken zelf over een inkomen uit arbeid beschikt, twee jaar geleden was dat slechts 25%. Daarnaast was er een harde tegenaanval van de Republikeinse rechterzijde en haar bondgenoten tegen de erg gematigde hervorming van de gezondheidszorg die ervoor zou moeten instaan dat een meerderheid van de bevolking (meer dan 90%) toegang zou hebben tot gezondheidszorg.

Deze omstandigheden ondermijnen de basis van Obama. Zowat één op de vijf jongeren en meer dan één op zeven Afro-Amerikanen zit zonder werk. Een derde van de jonge zwarte mannen is werkloos. Zeven van de tien staten met de hoogste werkloosheidspercentages stemde Democratisch bij de presidentsverkiezingen. Bij een electorale test in Virginia werden de Democraten verslagen door de Republikeinen. Dit zal niet noodzakelijk leiden tot een nederlaag van Obama bij de verkiezingen van 2012. Roosevelt kende tijdens zijn eerste termijn na 1932 een periode met werkloosheid van meer dan 15%, maar werd toch herverkozen in 1936. Het succes van de regering-Obama zal afhangen van de mogelijkheid om minstens deels de vraag naar werk te kunnen beantwoorden. Obama beloofde, net zoals destijds met de New Deal, een massale toename van door de overheid gesteunde maatregelen om werk te creëren. Maar die voorstellen moeten dan nog door het parlement geraken en dat kan problematisch blijken.

Zoals in andere landen is er een dringende nood aan een nieuwe radicale massapartij. Een arbeider in Detroit die klaagde over de ruines in zijn stad, stelde: “Arme mensen hebben niet de politieke mogelijkheden om te lobbyen en om te bekomen wat ze nodig hebben, zoals Wall Street dat doet.” Dat is een samenvatting van het dilemma waarmee de Amerikaanse arbeidersklasse wordt geconfronteerd. De mogelijkheden voor linkse socialisten in de VS zijn enorm als we de kansen grijpen die zich stellen onder jongeren, arbeiders, Latino’s, Afro-Amerikanen,…

Irak en Afpak

De wereldrelaties na de machtsovername door Obama en het verdwijnen van het gehate Bush-regime blijven onstabiel. De unipolaire positie van Bush is verdwenen, Obama moest dat al erkennen voor de verkiezingen. De VS blijft economisch de dominante macht op wereldvlak en behoudt haar capaciteit om militair tussen te komen. Maar de enorme beperkingen van die macht blijken erg scherp in Afpak (Afghanistan en Pakistan). De regering van Obama besliste om Amerikaanse troepen terug te trekken uit de Irakese steden, maar dat bracht geen vrede en stabiliteit voor de bevolking. Het was een voorbereiding voor een nieuwe sectaire burgeroorlog waarbij de Soennitische elite uit de regering van Maliki werd gezet en bijgevolg zal overgaan tot verdere aanvallen op de Sjiietische meerderheid. In Kirkuk en andere steden is een nieuw sectair conflict mogelijk met een strijd over de controle van de olie in de regio. Dit regime zal ook door de Sjiieten worden verworpen omwille van de stroomonderbrekingen, massale werkloosheid en scherpe toename van de inflatie. De Amerikaanse troepen zullen mogelijk snel opnieuw in het conflict betrokken raken en het is duidelijk dat er geen makkelijke uitweg uit het moeras is.

Afghanistan is nog erger. De VS-troepen zijn er al acht jaar betrokken bij een oorlog, dat is dubbel zo lang als de Amerikaanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog. De situatie is onoplosbaar. De huidige verantwoordelijke voor de Britse troepen stelde dat er mogelijk een conflict van 30 tot 40 jaar zal zijn. Dat is onaanvaardbaar voor de meerderheid van de Britse bevolking, in peilingen neemt de steun voor een onmiddellijke terugtrekking van de Britse troepen uit Afghanistan fors toe. De terugkeer van doodskisten met jonge Britse soldaten versterkt dit enkel. Er is ook een belangrijke groei van anti-oorlogsgevoelens in de VS. Het aantal Amerikaanse doden bevindt zich nog niet op het niveau van Vietnam en er is vandaag een professioneel leger in de plaats van verplichte legerdienst. Maar Obama dreigt wel een “Vietnam-moment” te kennen met het inzetten van extra Amerikaanse troepen in Afghanistan. Hij wordt geconfronteerd met het zelfde dilemma als JF Kennedy begin jaren 1960 met betrekking tot Vietnam, en na de moord op Kennedy Lyndon Johnson: ofwel verdergaan met het conflict ofwel terugtrekken. Deze situatie bevestigt wat we destijds al stelden: Bush zou er na 11 september 2001 niet in slagen om het “Vietnam-syndroom” te doen verdwijnen onder de Amerikaanse bevolking.

De eis van 40.000 extra troepen van de Amerikaanse commandant generaal McChrystal dreigt het conflict verder te doen escaleren naar het niveau van Vietnam. Zelfs indien Obama opteert voor een “McChrystal-light” versie met bijvoorbeeld 30.000 extra troepen of minder, dan nog zal dat samen gaan met enorm verzet in de regio en de VS zelf. Het zal ook geen einde maken aan de uitbreiding van het geweld naar Pakistan. De regering-Obama dringt aan bij het regime van Zardari in Pakistan om de Taliban aan te pakken, maar dat levert geen resultaat op. Hillary Clinton stelde tijdens een bezoek aan het land dat het regime de Taliban moet aanpakken en al-Qa’ida verdrijven. De geheime diensten van Pakistan, de ISI, wisten een tijdlang waar Osama Bin Laden zich bevond in Waziristan. Ze konden hem wellicht op een dag tijd vinden en oppakken. Dat zal echter niet gebeuren zolang Pakistan een conflict kent met India. Afghanistan wordt traditioneel gezien als de militaire achtertuin van Pakistan, een buffer tegen India en voor het aanhoudende conflict in Kasjmir. In het door India bezette deel van Kasjmir zijn nog steeds een half miljoen soldaten gevestigd. Het VS-imperialisme en de regering-Obama bevinden zich in een onmogelijke positie.

Het Afghaanse conflict heeft geleid tot de “talibanisering” van delen van Pakistan. Een Amerikaanse terugtrekking uit de regio zou dit proces enkel nog versnellen, met mogelijk Islamitische fundamentalisten die de controle verwerven over de Pakistaanse kernwapens. Zelfs een militaire staatsgreep, wat niet meteen op de agenda staat, kan op een gegeven ogenblik een optie worden omwille van het falen van de burgerlijke regering van Zardari of een andere regering om de situatie onder controle te houden. Het aanhoudend gebruik van onbemande bommenwerpers (drones) in Pathaanse gebieden, zal de afkeer tegenover het VS-imperialisme enkel maar versterken. De situatie is dermate wanhopig dat begin november werd gezegd dat het Amerikaanse leger overwoog om troepen in Pakistan te vestigen om, met instemming van de regering, de nucleaire installaties te beschermen.

De recente verkiezingen in Afghanistan hebben de beperkte sociale basis voor het regime van Karzai getoond. Dit regime is vooral gebaseerd op de Pathaanse bevolking, goed voor 40% van de totale bevolking. De Taliban kan nooit de volledige controle uitoefenen over Afghanistan of Pakistan omwille van de stammentegenstellingen en de etnische verschillen. Geen enkele buitenlandse militaire kracht is er ooit in geslaagd om het land effectief te bezetten. Het was ook een “Vietnam-moment” voor de Russische troepen toen ze moesten terugtrekken uit Afghanistan. De VS en Groot-Brittannië gaan niet tegen het nationalisme op zich in, er is in Afghanistan slechts een beperkt nationaal bewustzijn maar eerder een lokaal nationalisme of, zoals een commentator recent stelde, eerder een verbondenheid aan een vallei. Dit betekent dat de belangen van de stam en de vallei voorgaan op “nationale projecten”. De huidige Amerikaanse en Britse aanwezigheid gewoon behouden, zet het land onder enorme druk en heeft een weerslag op Pakistan. De troepen terugtrekken, zou de hele regio in chaos onderdompelen en het prestige van de VS zeker op militair vlak ondermijnen. Dat is de achtergrond van de discussie bij de Amerikaanse en Britse regeringen over het zoeken van steun bij minstens een deel van de leiders van de opstandelingen in de hoop dat daarmee de eigen interventie kan worden afgebouwd.

Een zelfde situatie zien we in Israël-Palestina. De rampzalige interventie van Hillary Clinton die weigerde om kritiek te geven op de Israëlische regering en aanvaardde dat er geen bevriezing zou komen van de bouw van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, heeft de crisis in de regering-Abbas enkel nog versterkt en dit kan leiden tot een explosieve situatie. Het netto resultaat is een versterking van Hamas en de rechtse politieke Islamitische fundamentalistische krachten in de Palestijnse gebieden. De mogelijkheid van een twee-statenoplossing wordt daarbij steeds meer in vraag gesteld. Hamas heeft zich formeel aangepast en legt grotere nadruk op het idee van een Palestijnse staat “van de rivier tot aan de zee”. Tegelijk blijven delen van de leiding de discussie verderzetten met de mogelijkheid van een tweestatenoplossing als opstap naar één staat. De Israëlische bevolking zal het idee van één Palestijnse staat niet aanvaarden als alternatief op de huidige situatie. Anderzijds zal de weigering van de Palestijnse burgerij om zelfs een gewapende tweestatenoplossing te aanvaarden, er nu toe leiden dat er een “Zuid-Afrikaans” type van ontwikkeling kan zijn: een campagne om te komen tot “één persoon, één stem.”

De Palestijnen kunnen redeneren dat er geen mogelijkheid is dat de Israëlische staat hun recht op een eigen natie zal erkennen en dat bijgevolg de strijd voor gelijke rechten beter in Israël zelf wordt gevoerd. De Israëlische heersende klasse zal dat niet aanvaarden. Als de “Israëlische Arabieren” (Palestijnen die in Israël wonen) zich achter dit soort eisen beginnen te scharen, dan kan dit leiden tot een massale uitwijzing van Palestijnen. Dat kan leiden tot een massaal bloedbad dat de twee intifada’s overtreft. Bovendien zou het regionale gevolgen hebben met de mogelijkheid van een nieuwe oorlog in het Midden Oosten met alle gevolgen van dien als Israël effectief kernwapens zou gebruiken bij een militaire belegering. Het kan ook leiden tot een nieuw olie-embargo waarmee economische schade kan worden aangericht. Het enige alternatief op deze nachtmerrie is dat van onze Israëlische en Arabische kameraden voor een socialistische confederatie met nationale rechten voor zowel de Palestijnen als de Israëli. Het kapitalisme biedt geen enkele uitweg uit de huidige situatie.

Tegelijk hebben we de afgelopen periode een golf van onrusten gezien in Latijns-Amerika waar de strijd van de massa’s vooraan staat in de klassenstrijd, zeker in het Andesgebied van Venezuela, Bolivia, Ecuador en El Salvador. Het aan de macht komen van Chavez in Venezuela en Morales in Bolivië waren uitdrukkingen van een belangrijke ontwikkeling. Het was een uitdrukking van een groeiende revolte van de massa’s tegen het neoliberalisme en deze regeringen waren onder druk van deze revolte verplicht om een aantal populaire hervormingen door te voeren en de overheidstussenkomsten op te drijven. Chavez moest het idee van socialisme terug op de politieke agenda zetten en dat is een belangrijke stap vooruit. Er is nu een kritiek ogenblik in zowel Venezuela als Bolivië. De top-down bureaucratische methoden van het regime van Chavez en het falen van het regime om het kapitalisme omver te werpen hebben – zoals we elders uitgebreid hebben beschreven – geleid tot een impasse in het land. Dit kan ook de ideeën van het socialisme discrediteren. In Bolivië werd Morales met een grote overwinning herverkozen, dat zal ongetwijfeld leiden tot een nieuwe fase in de strijd. De massa’s eisen dat er verder wordt gegaan dan de beperkte hervormingen die reeds werden doorgevoerd door de regering. Morales en de MAS hebben nu geen enkel excuus meer om de beweging tegen te houden. De eisen van de massa’s om het revolutionaire proces vooruit te stuwen, zullen ingaan tegen de reformistische politiek en methoden van de MAS-leiding en dit kan leiden tot een explosieve situatie met een grote impact op Venezuela en de rest van Latijns-Amerika.

De regionale macht Brazilië is er samen met Chili totnutoe in geslaagd om de volledige impact van de crisis te ontlopen. Dat heeft geleid tot een relatief beperkt niveau van strijd in deze en sommige andere landen. Lula slaagt er op deze basis in om een grote steun te behouden in de peilingen. Dit zal echter niet onbeperkt blijven duren en eens de enorm machtige arbeidersklassen van Brazilië, Argentinië, Chili en Mexico – met sterke revolutionaire tradities – in actie zullen komen, dan zal dit een grote impact hebben op de strijd en de revolutionaire processen op heel het continent. De staatsgreep in Honduras is een waarschuwing voor de arbeidersklasse en de armen op het continent en benadrukt de nood aan onafhankelijke organisaties van de arbeidersklasse met een revolutionair socialistisch programma om het kapitalisme en het grootgrondbezit omver te werpen. De afwezigheid van dergelijke onafhankelijke organisaties en partijen, maakt de groei van radicale populistische krachten in heel wat landen mogelijk. Die bewegingen vormen een fase van de beweging en we moeten dit overkomen door te bouwen aan onafhankelijke organisaties en partij van de arbeidersklasse.

In Afrika zijn er heel wat kansen om het CWI op te bouwen en onze verantwoordelijkheid is erg groot. Arbeiders en armen op heel het continent hebben amper iets gevoeld van de wereldwijde economische groei van de afgelopen jaren. Op een ogenblik van recessie is er al helemaal geen vooruitzicht op verbetering in hun situatie. Dat zal er enkel toe leiden dat de heersende elite haar plundertocht verder zet en alles steelt dat maar kan gestolen worden. Dat is een van de redenen achter de aanhoudende conflicten in centraal en oostelijk Afrika. De afgelopen jaren was er wel een nieuwe opgang van protest tegen de stijgende prijzen voor voedsel en brandstof.

In Zuid-Afrika heeft de vervanging van Mbeki door president Zuma de verwachtingen onder de bevolking doen toenemen en daarmee is de deur open gezet voor een nieuwe periode van strijd. In Nigeria is er een groeiende bereidheid om tot actie over te gaan tegenover de aanhoudende aanvallen van de regering op de levensstandaard en tegen de plundering van de rijkdom van het land. Na verschillende massale protestacties, waaronder zes algemene stakingen sinds 2000, is er een groeiend besef dat “regimeverandering” nodig is. Het is een uitdaging om te bouwen aan een onafhankelijke beweging van de arbeiders en armen om de macht over te nemen. De ontwikkelingen in Guinea sinds de militaire staatsgreep van december 2008 tonen de gevaren aan van een situatie waarbij de militairen orde op zaken zetten. Enkel massa-actie, onder leiding van de arbeidersklasse, kan een antwoord bieden op de corruptie, de democratische rechten verdedigen en door te breken met het kapitalisme en imperialisme beginnen aan de socialistisch omvorming van de samenleving.

Beslissende periode

Voor het CWI is dit een nieuwe en beslissende periode. We zijn nieuwe krachten aan het opbouwen. In Ierland, dat bijzonder hard geraakt wordt door de economische crisis, was er het spectaculaire succes van Joe Higgins bij de Europese verkiezing en een belangrijke rol van de Socialist Party in de campagne tegen het Verdrag van Lissabon. Het profiel en de rol van de SP en Joe blijken onder meer uit de publicatie van vier nieuwe boeken over de “Keltische Tijger” waarin telkens wordt verwezen naar ons Europees parlementslid en onze partij.

Heel wat CWI-leden worden lid als vechters, veelal maar niet steeds met een ruw anti-kapitalistisch bewustzijn. Dat is een gevolg van de enorme ideologische campagne tegen het “socialisme” die door de kapitalisten en hun agenten werd gevoerd na de val van het stalinisme en de ineenstorting van de bureaucratisch geplande economieën. Dit effect werd versterkt door de wereldwijde groei in de jaren 1990 en de eerste helft van deze eeuw. De overgrote meerderheid van de officiële leiders van de arbeidersbeweging hebben het socialistisch project opgegeven, veel linkse intellectuelen en zelfs een aantal “marxisten” en “trotskisten” deden hetzelfde. Het CWI is steeds de verdediging van socialistische opvattingen blijven opnemen met het historische doel om deze standpunten opnieuw naar voor te brengen in de programma’s van nieuwe arbeiderspartijen. Tegelijk proberen we de revolutionaire krachten van het CWI te behouden en uit te breiden. We moeten nog steeds strijd voeren om onze ideeën naar voor te brengen. Maar tegelijk slagen we er in om tegen de achtergrond van een afgenomen politiek bewustzijn (als gevolg van de hoger genoemde factoren) heel wat vechters tegen het huidige systeem over te winnen en kennis te laten maken met een socialistisch begrip, ook al gaat het vaak nog niet om activisten met een marxistische benadering. We moeten onze krachten opbouwen en onze invloed in de arbeidersbeweging uitbreiden, maar tegelijk moeten we een marxistische vorming meegeven aan diegenen die onze rangen vervoegen.

Onze taak is gelijkaardig – maar dan op een hoger niveau – als die van de arbeiderspartijen voor de Eerste Wereldoorlog. In een bijna maagdelijk terrein moesten ze partijen opbouwen vanuit de ruwe massa’s. Velen die lid werden van de massa sociaal-democratische partijen in Frankrijk, Duitsland,… – partijen die zichzelf “marxistisch” verklaarden – werden binnen deze partijen gevormd en ontwikkeld tot marxisten en socialisten. Daarbij was het essentieel om kaders te ontwikkelen, een proces dat niet louter samen hangt met vorming maar ook verbonden is met gebeurtenissen. De Bolsjewieken konden geen kracht worden die in staat was om de samenleving te veranderen zonder de heroïsche voorgangers van generaties die in strijd gingen – de Narodniki, de Emancipatie van Arbeid groep in de jaren 1890 in Rusland, de revolutie van 1905, 1917 en de internationale gevolgen van de revolutie. Gebeurtenissen kunnen snel ontwikkelen en kansen bieden aan het CWI om een gelijkaardige rol te spelen, aanvankelijk op een kleinere schaal, maar met de hoop om een kracht te worden van tienduizenden aanhangers en nadien van miljoenen arbeiders. Het CWI wil deze uitdagingen aangaan om voorbereid te zijn op de tumultueuze gebeurtenissen die ons te wachten staan.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop