De aanhoudende crisis van het wereldkapitalisme. Politieke, sociale en ecologische gevolgen en taken van de arbeidersbeweging

De volgende tekst is een verklaring van het CWI en werd goedgekeurd op het Internationaal Uitvoerend Bureau dat begin december bijeenkwam. Dat orgaan is de internationale verkozen leiding van het CWI. Er waren een 70-tal vertegenwoordigers aanwezig vanop alle continenten. Deze verklaring is de centrale politieke tekst vanop de bijeenkomst. We publiceren vandaag het eerste deel. Zondag volgt het tweede.

Verklaring van het CWI

Het centrale element voor de arbeiders en armen in de wereld is de aanhoudende economische crisis van het wereldkapitalisme. Er is geen eenvoudige of snelle uitweg voor het kapitalisme uit de ergste economische moeilijkheden sinds de jaren 1930. De gevolgen van de enorme financiële zeepbel, of zeepbellen, die het kapitalisme schijnbaar in de economische stratosfeer leek te sturen – het nieuwe “paradigma” – vormt vandaag een belangrijke hinderpaal voor een blijvend economisch herstel. Het “herstel” zal erg beperkt zijn en van korte duur. Op de internationale bijeenkomst van het CWI in december 2008 stelden we reeds dat de burgerij had geleerd van de Grote Depressie in de jaren 1930 en er alles aan zou doen om een gelijkaardig scenario vandaag te vermijden. Dat is effectief wat we de afgelopen maanden hebben gezien. Er waren enorme reddingsoperaties om het financiële systeem te redden. Deze operaties bedroegen samen tot 14 triljoen dollar, dat is evenveel als het bruto binnenlands product (bbp) van de belangrijkste en machtigste economie ter wereld, de Amerikaanse economie. Bovendien werd overgegaan tot methoden als “quantitative easing” (bijdrukken van geld) en andere methoden om de gevolgen van de neergang wat af te zwakken. Dit heeft evenwel geen oplossing geboden voor de onderliggende problemen.

De wereldeconomische crisis vormt een nieuw tijdperk voor het kapitalisme, de arbeidersklasse en de krachten van het CWI. Er waren belangrijke strijdbewegingen van arbeiders en jongeren in een aantal Europese landen. In Groot-Brittannië waren er stakingen en bezettingen bij Lindsey, Linamar, Visteon, Vestas en bij het postpersoneel. Dat is een belangrijke verandering in het land. In Ierland waren er stakingen van de elektriciteitswerkers, de publieke sector, bij Coca Cola, de dokwerkers en andere arbeiders. Dat toont aan hoe explosief de situatie in dat land is geworden. In Frankrijk waren er “bossnappings”, bezettingen en twee nationale stakingen. Ook in Griekenland waren er algemene stakingen en jongerenbewegingen. Dat maakt de onderliggende sfeer duidelijk. Samen met de jongerenbewegingen in Duitsland en Oostenrijk toont dit aan dat de arbeiders en jongeren bereid zijn om te strijden tegen de aanvallen van de heersende klasse.

De afwezigheid van een massaal socialistisch alternatief en de soms conservatieve en laffe houding van de vakbondsleiding kan een tijdlang vermijden dat strijdbewegingen echt tot ontwikkeling komen. Maar de situatie waarin het wereldkapitalisme verkeert, zal leiden tot nieuwe fasen in het conflict en tot verzet onder de arbeiders en jongeren tegen de gevolgen van de crisis. Dit zal grotere kansen bieden voor de arbeidersklasse en voor onze organisatie.

De historische analyse van het CWI de afgelopen 30 jaar dat het kapitalisme in de greep was van “elementen van depressie” wordt nu erkend door een aantal economen. De vraag staat onder druk om het aandeel van de rijkdom die naar de arbeidersklasse gaat is afgenomen. De winstgevendheid neemt af, zeker in de industrie. De mogelijkheden voor winstgevende investeringen zijn hierdoor beperkt. Er werd een uitweg gevonden voor deze problemen met een enorme uitbreiding van de financiële sector en daarmee samen gaand van krediet. De maatregelen van het neoliberalisme met financiële deregulering en privatiseringen bevorderden dit proces. Dit werd nog bijkomend versterkt door de val van het stalinisme en de ineenstorting van de geplande economieën waardoor nieuwe markten en investeringsgebieden ontstonden. Dat was op een beperkte schaal en zeker niet zo omvangrijk als door de kapitalisten verwacht op het ogenblik van de val van de Berlijnse Muur. De expansie van het kapitalisme ging echter gepaard met een achteruitgang van de industrie in de geïndustrialiseerde landen, waar heel wat bedrijven de deuren sloten om overgeplaatst te worden naar de vroegere Stalinistische landen of de neokoloniale wereld.

Dit heeft niet geleid tot een substantiële groei van het kapitalisme, zeker niet op het niveau van de structurele groei van 1950-75. De ineenstorting van de enige rivaal voor de hegemonie van het wereldkapitalisme – het stalinisme en Rusland in het bijzonder – werd gebruikt om het onderliggende probleem van stagnatie te verbergen. De financiële sector kende een forse groei, de industrie niet. Het aantal jobs in de Amerikaanse industrie is tijdens deze crisis al afgenomen van het lage aantal van 17 miljoen tot een catastrofale 12 miljoen. De protectionistische maatregelen die al werden aangekondigd, hebben de vakbonden in de automobiel- en staalsector aangezet tot eisen van meer maatregelen tegen de invoer van industriële goederen uit het buitenland, in het bijzonder uit Azië. Er waren gelijkaardige protectionistische gevoelens in Europa bij de problemen rond General Motors. De huidige wereldcrisis heeft de onderliggende zwakte van het wereldkapitalisme bloot gelegd. Die zwakte bestond al langere tijd, net zoals de crisis die bestond in de stalinistische landen (zeker in Oost-Duitsland) al langere tijd bestond vooraleer het leidde tot een ineenstorting.

De financiële sector als levenslijn voor het wereldkapitalisme werd bijna volledig neergehaald in deze crisis, ook al is het onwaarschijnlijk dat het wereldkapitalisme zonder een kredietsysteem zou kunnen bestaan. Maar deze sector wordt nu gezien als “sociaal onnuttig” terwijl de industriële sector wordt gezien als nuttig. Dat stelde alvast een Britse industrieel, Adair Turner. In de werkelijkheid wordt het kapitalisme op zich steeds minder gezien als “sociaal nuttig”. De arbeidersklasse en in het bijzonder de werklozen en armen, de slachtoffers van dit systeem, hebben een steeds minder positief beeld van het systeem. Barry Eikengreen en Kevin O’Rourke, twee economen die de Grote Depressie van de jaren 1930 vergeleken met de “Grote Recessie” van vandaag, kwamen tot de conclusie dat de huidige economische situatie heel wat gelijkenissen vertoont met de gebeurtenissen tussen 1929 en 1933.

In de Amerikaanse economie zijn er op twee jaar tijd acht miljoen jobs verloren gegaan. De herstelmaatregelen van Obama hebben een bescheiden herstel van een miljoen nieuwe jobs opgeleverd, maar dat volstaat niet om het volledige jobverlies op te vangen. In Groot-Brittannië is de regering-Brown overgegaan tot het bijdrukken van geld (quantitative easing), nu al voor een waarde van 200 miljard pond. Delen van de burgerij zijn in paniek omdat dit geen resultaat oplevert. Ze eisen dat de regering nog eens minstens 25 miljard pond uitgeeft om de Britse economie uit haar “Bermuda driehoek” weg te trekken. Dat wordt algemeen als een grens gezien, de “nucleaire optie”, de laatste wanhopige poging om de Britse economie te redden. Maar het is niet zeker dat dit resultaat zal opleveren. Het alternatief van een mogelijke Tory-regering onder leiding van Cameron – waarbij het zwaard wordt opgenomen om te snijden in de publieke uitgaven en om het begrotingstekort aan te pakken – zal iedere kans op herstel de kop indrukken. Bovendien kan het leiden tot de grootste sociale onrust in Groot-Brittannië sinds de periode voor de algemene staking van 1926.

Het wereldkapitalisme heeft enorme verliezen van de private sector, de banken en de financiële sector overgedragen op de schouders van de staat. Dat leidt tot verzet van de klasse en eisen om de “banksters” (bankiers die gangsters zijn) te bestraffen. Hun hoge levensstandaard en toplonen hebben de huidige economische crisis versterkt en dat zet het leven van miljoenen arbeiders onder druk. In tegenstelling tot de Amerikaanse bankencrisis van de jaren 1980, toen een duizendtal bankiers voor de rechtbank moesten verschijnen en zelfs gevangenisstraffen kregen, wordt nu niet opgetreden tegen de bankiers. Zelfs twee verantwoordelijken van Bear Stearns gingen vrijuit. De situatie wordt nog moeilijker nu blijkt dat de enorme middelen die door de regeringen aan de banken werden gegeven niet worden gebruikt om krediet te geven aan de industrie, de kleine bedrijven of kleine banken. In de VS alleen zijn er meer dan 100 kleine banken over de kop gegaan. De middelen werden door de banksters aangewend om de eigen balans in evenwicht te krijgen, opnieuw enorme bonussen aan zichzelf uit te betalen (er zullen slechts 117 bankiers worden geraakt door de eis van Obama om de bonussen te beperken) en om een nieuwe orgie van speculatie en financiële zeepbellen op te zetten in de ”carry trade”. Dit is een poging om terug te keren naar de risicovolle beleggingen die mee aan de basis lagen van de financiële ineenstorting.

Dubbele dip

De opeenstapeling van risicovolle beleggingen kan, zoals Nouriel Roubini reeds aangaf, leiden tot een grotere financiële crisis dan diegene voor de huidige economische ineenstorting. Een aantal burgerlijke economen zijn het eens met het CWI dat een vorm van dubbele dip waarschijnlijk wordt, een “L”, “W” of “Saxofoon” vorm. Sommigen hebben de situatie vandaag vergeleken met “bungeejumpen”. De economie valt van een grote rots, de activiteit blijft een tijdlang naar beneden gaan. Vervolgens komt er een terugslag waarbij er tijdelijk opnieuw naar boven wordt gegaan. Die terugslag ziet er goed uit en de economen kunnen vasthouden aan hun rechtlijnige denken. Maar de economie keert nooit terug naar het niveau van waar het is vertrokken, het blijft aan een slappe koord vasthangen. In de plaats van de “groene scheuten”, zal het “groene onkruid” van de vorige periode dominant blijven en zal dat een hinderpaal vormen om tot een echte groei te komen. Ondanks het feit dat de wereldregeringen de financiële sector op de spoeddiensten hebben ondergebracht, is de patiënt nog lang niet toe aan enig echt “herstel”. Er is bijvoorbeeld een grote accumulatie van credit default swaps (CDS) bij de banken. Tegelijk is de Amerikaanse consument – de markt van de laatste toevlucht en nog steeds de grootste ter wereld – bezig om opnieuw te sparen voor een waarde van gemiddeld 4% van het bbp. De consument wordt aangezet om te investeren in “risicovolle beleggingen” wat kan leiden tot een nieuwe zeepbel die de sociale gevolgen van de crisis enkel nog dieper zal maken.

Op dit ogenblik lijken de Amerikaanse en Europese economie technisch gezien uit de recessie te komen. Maar zoals de Financial Times het stelde, blijft het aanvoelen als een “recessie”. De aandelenprijzen zijn gestegen, net als de olieprijs. Er is een zoektocht naar veilige beleggingen en kwaliteitsvolle investeringen in goud en grondstoffen. Er was een zeker herstel in de “BRIC”-landen, in het bijzonder in Brazilië en China was er een belangrijke groei. Een versterking van de Braziliaanse munt, de real, heeft de regering van Lula ertoe aangezet om de toevoer van speculatief kapitaal te belasten. Het Chinese regime heeft een belangrijke overheidssector en was in staat om de meest succesvolle stimulusmaatregelen te nemen, wat heeft geleid tot een belangrijke groei (of althans beweerde groei). Het regime heeft bovendien de staatssector versterkt, de private industrie heeft amper een rol gespeeld in de groei. De Chinese financiële zeepbel wordt wel groter en kan op ieder ogenblik tot uitbarsten komen, wat ook enorme gevolgen zou hebben voor de “reële economie”.

De poging om de wereldeconomie terug op evenwicht te krijgen, zal niet lukken. China, India en andere “groeilanden” zijn niet in staat om de achteruitgang als gevolg van de ineenstorting van de Amerikaanse consumptie en de grote schuldenberg op te vangen. Tegelijk was er het idee bij het Internationaal Monetair Fonds om de Chinese munt, de renminbi, samen met de dollar te laten dienen als reservemunt op wereldvlak. Ook dat idee zal niet stand houden. De Renminbi kan een ruilmiddel zijn tussen China en andere landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië die het Chinese regime probeert mee te krijgen in een handelsblok. Maar de Amerikaanse economie blijft de dominante en sterkste economie van het wereldkapitalisme. Ondanks alle gevaren en complicaties is de dollar nog steeds de wereldmunt. Tegen oktober 2009 kende de dollar haar laagste niveau sinds 14 maanden. Dat heeft de concurrentiepositie van de Amerikaanse industrie versterkt, maar ook die van de Chinese economie aangezien de renminbi verbonden is met de dollar. Dit gebeurde ten koste van de rest van de wereld. De dollar kan vandaag niet vervangen worden door één andere munt, maar het is mogelijk dat er gekozen wordt voor een mand van munten waarbij de euro en de renminbi een belangrijke rol spelen voor de reserves van nationale regeringen. Er zal wel geen nieuw evenwicht tot stand komen waarbij de gevolgen van de crisis worden tenietgedaan.

Dat is in het bijzonder het geval in Centraal en Oost-Europa waar het verschil tussen een “recessie” en een “depressie” voer voor academici is. Volgens de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling zal de achteruitgang van het bbp in de “overgangslanden” gemiddeld 6,2% bedragen in 2009. De achteruitgang varieert, met een sterke van 18,4% in Litouwen, 16% in Letland, 14% in de Oekraïene en 13,2% in Estland. Dat zijn “depressiecijfers” aldus Martin Wolf van de Financial Times. In Slovenië is er een achteruitgang van 6,5%, in Slovakije van 6% en in Tsjechië van 4,3%. Hongarije werd hard geraakt, niet alleen de arbeiders maar ook de middenklasse ondervindt de gevolgen van de crisis en bevindt zich in een catastrofale positie. Rusland kende na de donkere dagen vlak na de val het stalinisme begin jaren 1990 een aantal gloriedagen omwille van de sterk gestegen olieprijzen. Vandaag is er een terugkeer naar de donkere dagen. Volledige steden, zoals Togliatti – “mono-towns”, steden afhankelijk van de productie van één goed – staan op de rand van het faillissement met de mogelijkheid van tienduizenden ontslagen. Het bonapartistische regime van Medvedev en Poetin, met een dunne laag “democratisch vernis”, zal de komende periode onder druk staan van de crises.

Waar is de economisch productieve afzetmarkt voor het wereldkapitalisme in haar chronische crisis? De regeringen worden geconfronteerd met tekorten van 10% op hun begrotingen en gaan over tot het snijden in jobs en diensten. De helft van de ziekenhuizen in Letland zijn al gesloten. Dat is ook wat er in een niet al te verre toekomst staat te gebeuren in andere landen, ook in de “rijke” wereld. Gecombineerd met een enorme kloof tussen de inkomens – een klassenpolarisatie – en de problemen van een gebrekkige vraag, biedt dit weinig ruimte voor groei.

Het doel van de kapitalisten en uiteindelijk ook voor hun raden van bestuur (hun regeringen) is niet om sociale behoeften in te vullen maar om de winstgevendheid te verdedigen en te verbeteren. Deze periode zal niet gekenmerkt worden door één crisis, maar door een reeks van crisissen doorheen verschillende jaren. Dat zal gekenmerkt worden door de onderliggende stagnatie van de productiekrachten, af en toe een zwak “herstel”, maar mogelijk op een bepaald ogenblik ook een terugkeer van inflatie, muntcrisissen en grote tekorten op de begrotingen. Dat kan alleen worden recht gezet door een grotere aanval op de levensstandaard van de arbeidersklasse.

De burgerij was van bij het begin geschokt door deze crisis, er werd ten onrechte gedacht dat deze slechts een jaar zou duren. Nu blijkt evenwel dat de crisis eerder begon in 2007 en daarvoor al in de Amerikaanse immobiliënsector. De crisis heeft verschillende economieën en industriële sectoren aan de rand van de afgrond gebracht. Er werd niet alleen gevreesd voor de economische toekomst van dit systeem en de enorme ineenstorting die dreigde, maar ook voor de sociale gevolgen en de politieke weerslag met een massale revolte tegen dit systeem. Ze waren niet langer in staat om te argumenteren dat het kapitalisme tot vooruitgang zou leiden, miljoenen mensen voelen immers het falen van dit systeem, waardoor er nu naar andere argumenten wordt gegrepen. De voormalige conservatieve Britse premier Churchill wordt terug van onder het stof gehaald met zijn uitspraak dat het kapitalisme “het slechtst mogelijke economische systeem is, met uitzondering van alle alternatieven.” Dit soort argumentatie wordt bovengehaald omdat het stalinistische model heeft gefaald en omdat er geen sterk democratisch socialistisch alternatief aan bod komt.

De economische crisis gaat samen met een immense ecologische crisis. De klimaatcrisis is nauw verbonden met de economische crisis. Het IPCC stelde dat de globale mediaan temperatuur sinds midden de 19e eeuw met 0,8 graden is toegenomen. De reeds uitgestoten emissies zullen de temperatuur nog eens 0,9 graden doen toenemen, samen is dat goed voor 1,7 graden. De gevolgen van een temperatuursstijging van twee graden zijn algemeen gekend: het verder afsmelten van de Noordpool, een stijging van de zeespiegel, een uitbreiding van woestijnen, droogte en watertekort,… De arbeiders en armen zullen het hardste worden getroffen, zeker in de armste landen. De VN-klimaattop in Kopenhagen bracht geen enkele oplossing. De nationale en kapitalistische belangen gaan niet samen met het nemen van globale maatregelen en plannen van de productie.

De strijd voor werk en onze levensstandaard, gaat niet in tegen oplossingen voor het milieu. Integendeel, het fundamentele obstakel in beide gevallen is het kapitalistische systeem, gesymboliseerd door de macht van de olie- en energiereuzen maar ook de automobiel of luchtvaartindustrie. Enkel de arbeidersklasse kan de samenleving verandering om een democratisch socialistisch geplande economie te vestigen, waarbij vervuilende industrieën worden omgevormd tot milieuvriendelijke bedrijven. De interimperialistische tegenstellingen in de discussie rond het klimaat kunnen enkel worden overstegen door een echte internationalistische en socialistische arbeidersbeweging die opkomt voor het milieu.

Groeiend ongenoegen, meer openheid voor anti-kapitalistische standpunten

Er is een groeiend ongenoegen en openheid voor anti-kapitalistische gevoelens. De BBC ondernam een peiling waaruit bleek dat er een enorme desillusie is tegenover de vrije markt. De val van de Sovjetunie wordt vandaag helemaal anders gezien dan in 1989. “Een meerderheid in Egypte, Rusland en de Oekraïne stelt dat de desintegratie [van de Sovjetunie] een slechte zaak was”. Bovendien: “Moet je eraan toevoegen dat in Brazilië, Indonesië en Frankrijk een meerderheid van de bevolking wil dat de regeringen de centrale industrieën moet controleren.” Het feit dat dit nog niet heeft geleid tot een andere politieke positionering van de massa’s met een heropleving van socialistische standpunten is het resultaat van verschillende factoren. Enerzijds was er bij het begin van de crisis de hoop dat deze crisis slechts een tijdelijk fenomeen zou zijn en dat er hierna een groei zou komen waarbij de situatie van voor de crisis opnieuw zou worden hersteld. Tegelijk waren er gen massale arbeiderspartijen die opkwamen voor een “socialistisch” antwoord in de brede zin, zoals de meest bekwame leiders van de sociaal-democratie dat wel konden op hun hoogtepunt in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog of in bij de reële hervormingen in de groeiperiode van 1950-75.

Ook in de jaren 1930 waren de directe politieke gevolgen anders dan wat we de afgelopen 18 tot 24 maanden hebben gezien. De crisis van 1929 leidde tot verlamming van de arbeidersklasse op syndicaal vlak, zeker in de VS. Maar zelfs daar was er een politieke radicalisering met een groei van linkse partijen als de Communistische Partij. Dat gebeurde zowel onmiddellijk na de crash van 1929 als doorheen de jaren 1930. De jaren 1930 waren een periode van revolutie en contrarevolutie met een radicalisering en zelfs een revolutionaire opmars, bijvoorbeeld in Spanje in 1931 wat leidde tot de gebeurtenissen van 1936-37 of in Frankrijk waar de gevolgen van de crash pas enige tijd later merkbaar werden. De fascisten konden in Duitsland en Spanje (Italië was voorheen een prototype voor fascistische regimes) pas de macht grijpen na het falen van de arbeidersklasse en haar leiding om de macht zelf over te nemen.

Nieuwe linkse partijen en allianties

Er is nog geen ontwikkeling van een brede socialistische laag in de ontwikkelde kapitalistische landen of in de ontwikkelingslanden, laat staan in de voormalige stalinistische landen van Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie. Zelfs de bestaande nieuwe linkse organisaties – Die Linke in Duitsland, Syriza in Griekenland en het voorheen veelbelovende experiment van de P-Sol in Brazilië – ontwikkelen niet in een consistente linkse richting. Hun leiders hebben geen duidelijk beeld van een toekomstige socialistische samenleving. Zelfs de NPA in Frankrijk – opgezet door trotskisten of ex-trotskisten van de Mandel-tendens – heeft geen duidelijk anti-kapitalistisch programma ontwikkeld en maakt geen verband tussen de explosieve strijd in Frankrijk op dit ogenblik en de nood aan democratisch socialistische verandering. In deze formaties is er een sterke tendens voor het idee van coalitievorming. Dat is op zich een uitdrukking van het onontwikkeld karakter van het bewustzijn van de massa’s en de leden die aansluiten bij deze formaties. Dit standpunt zal ongetwijfeld veranderen. De loop van de gebeurtenissen en het consistente werk van onze krachten kan leiden tot een polarisering in deze partijen waarbij we proberen om ze naar links te duwen.

In een aantal landen, zoals Groot-Brittannië en Griekenland, is er het idee van het “minste kwaad” dat leeft onder een aanzienlijk deel van de massa’s. In Groot-Brittannië is het de angst voor een terugkeer van de Tories die veel arbeiders, daarin gesteund door rechtse vakbondsleiders, doet overwegen om bij de verkiezingen ten alle prijze te vermijden dat Cameron een regering kan vormen. In Griekenland was er een enorme afkeer tegen de regering van de Nieuwe Democratie en dat ging gepaard met de verwachting dat het sociaal-democratische Pasok “beter” zou doen. Nochtans hebben vroegere Pasok-regeringen enkel geleid tot ontgoochelingen. De hoop van een laag van arbeiders in een Pasok-regering, zijn echter niet vergelijkbaar met de illusies in deze partij en de sociale basis die ze had in de jaren 1970 en 1980. Syriza heeft een aantal politieke zwaktes, maar blijft een belangrijke kracht waaraan iedere ernstige marxistische kracht moet deelnemen. Tegelijk zijn we erg flexibel in onze werking en de activiteiten die we organiseren om ook in te spelen op andere kansen onder arbeiders en jongeren.

Deze nieuwe formaties zijn geen eindstation, een aantal kunnen mogelijk zelfs verdwijnen. Dat is een mogelijkheid voor P-Sol, dat van start ging als de meest linkse kracht met een brede laag die uitkeek naar deze partij als een mogelijk verzamelpunt voor linkse revolutionairen. Onder de invloed van een leider die uit de voormalige trotskistische Morenistische tendens voortkwam en diegenen die overkwamen vanuit de PT, is het mogelijk dat de partij zelfs niet eens zal opkomen bij de volgende presidentsverkiezingen en dat ze zich zal beperken tot “kritische” steun aan de Groene kandidaat. Indien deze nieuwe formaties stagneren of verdwijnen (zoals de Rifondazione Comunista in Italië of P-Sol) dan kan dit een meer ontwikkelde laag van de arbeidersbeweging ontgoochelen. Maar het maakt geen einde aan de noodzaak van linkse massakrachten, die noodzaak zit in de huidige periode ingebakken. Het CWI heeft geen fetisj tegenover gelijk welke politieke kracht. We proberen flexibel te zijn in onze werking en activiteiten, maar we proberen vooral daar te zijn waar een laag van arbeiders en jongeren actief is. We willen de nieuwe formaties niet zomaar verlaten, tenzij ze niet langer een progressieve rol kunnen spelen of totaal uitgehold zijn.

Marx benadrukte in de tweede helft van de 19de eeuw reeds dat een echte beweging van de arbeidersklasse evenveel waard was als tien programma’s. We moeten eenzelfde benadering hebben tegenover de taken van de arbeidersbeweging in het bijzonder onder de meest ontwikkelde lagen. Nieuwe partijen, zelfs indien ze slechts een schim vormen met een relatief kleine actieve laag, kunnen onder de druk van de gebeurtenissen snel worden opgevuld met een nieuwe frisse laag van arbeiders en jongeren. Ze kunnen soms op een steun rekenen die niet volledig tot uiting komt in relatief kalme periodes. Dit is nog meer het geval met de vakbonden, die in heel wat landen door de groei van de (tijdelijke) werkloosheid verzwakt zijn op het vlak van hun ledenaantal en invloed. Doorheen belangrijke gebeurtenissen, en zo staan er heel wat te gebeuren, kunnen de vakbonden snel aan impact winnen.

De ontwikkeling van een massale marxistische partij zal onvermijdelijk worden voorafgegaan door voorposten in de vorm van bredere formaties waarin marxisten samenwerken met anderen die nog niet tot een uitgewerkt socialistisch, marxistisch standpunt zijn gekomen. Zelfs daar waar het proces tot stilstand lijkt te zijn gekomen of waar stappen achterut zijn gezet, zullen wij opkomen voor een verdere ontwikkeling van deze formaties om linkse krachten te verzamelen en dan vooral de meest strijdbare elementen van de arbeidersklasse. De ervaring van bredere lagen van arbeiders in dergelijke formaties is van onschatbare waarde en zelfs noodzakelijk om een breed socialistisch bewustzijn te creëren. Een dergelijk bewustzijn kan worden versterkt worden door deze nieuwe partijen, maar ook door de ervaringen van de massa’s in strijd. Tegelijk moeten we deze taak combineren met de opbouw en het consolideren van een marxistische kracht rond het programma en de ideeën van het CWI. De mogelijkheden voor marxisten zijn vandaag groter dan op gelijk welk ogenblik sinds midden jaren 1980.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop