Your cart is currently empty!
VS. Lessen uit strijdbewegingen van de werklozen in de jaren 1930
Vandaag duiken tentenkampen op van de nieuwe daklozen rond de grote Amerikaanse steden. Dit doet denken aan de “Hoovervilles”, de sloppenwijken die in de jaren 1930 ontstonden in de VS tijdens de Grote Depressie. Op dit ogenblik verliezen iedere maand een half miljoen Amerikanen hun job. Ook dat doet denken aan de periode van massale werkloosheid in de jaren 1930. Het is dan ook nuttig om eens te kijken naar strijdbewegingen in die periode.
De situatie wordt erger en erger, de rangen van het werklozenleger groeien dagelijks aan. We kunnen niet zomaar wachten tot het van zelf beter wordt, dat zal niet gebeuren. We mogen niet afwachten op verandering van bovenaf. Tijdens de Grote Depressie bleven de arbeiders niet gewoon in hun luie zetel depressief te wezen, ze gingen in het tegenoffensief en organiseerden zich om terug te vechten.
De Grote Depressie begon in 1929 en het werd ieder jaar erger tot in 1933. Er gingen miljoenen jobs verloren en velen verloren hun huis. In het boek “Labor’s Untold Story” omschrijven Richard O. Boyer en Herbert M. Morais de situatie: “Aanvankelijk zat iedereen alleen thuis, vaak stilzwijgend om de werkloosheid en toenemende armoede te verbergen alsof het een schandelijke ziekte was.” (p. 255). Maar naast de wanhoop ontwikkelde onder de oppervlakte een groeiende woede en een zoektocht naar oplossingen. Boyer en Morais schrijven: “Uit het zicht van de media begonnen mannen en vrouwen aanvankelijk alleen te strijden, ze zagen hun situatie als een persoonlijke ramp waarbij er geleidelijk aan paniek ontstond.”
De werklozen begonnen zich echter al snel te organiseren. Op 4 juli 1930 werd een Nationale Werklozenraad opgezet in Chicago. Die organisatie werd gelanceerd vanuit de Communistische Partij en had al snel afdelingen in 46 staten en in steden doorheen heel de VS. Ze organiseerden hongermarsen en massale straatmobilisaties waarbij werd opgekomen voor werk door publieke investeringen, een werkloosheidsverzekering, voedsel, onderdak,…
Er waren vaak harde confrontaties en de politie reageerde met repressie. De massale betogingen werden gebrandmerkt als communistische samenzweringen om de regering omver te werpen. De politie gebruikte traangas en sloeg op de betogers om de acties te ontbinden. Ondanks de repressie werd de strijd van de werklozen voor jobs en een toekomst verder gezet.
De acties dwongen president Roosevelt ertoe om een aantal toegevingen te doen en beperkte hulp aan te bieden. Art Preis, de auteur van “Labor’s Giant Step”, ontkracht de mythe van Roosevelt’s “liefde voor de kleine man”. Hij stelt dat de hulpprogramma’s erg beperkt waren en dat de programma’s van openbare werken niet eens volstonden om de vernietigingen onder de Grote Depressie op te vangen. Hij voegt er aan toe: “De omvang van de hulp, van de jobs en lonen stond evenwel in direct verband met het aantal strijdbewegingen van de werklozen…”
Eén van de belangrijkste elementen van de Werklozenraad was het verzet tegen pogingen om mensen uit hun huis te zetten. Als een gezin uit haar huis dreigde gezet te worden, mobiliseerde de lokale werklozenraad om het gezin te beschermen. In een aantal gevallen werden pogingen om huisraad mee te nemen beantwoord met het verzamelen van een groep mensen die dan zelf de meubels terug afnam om ze terug in het huis te plaatsen. Als de politie probeerde tussen te komen, waren er doorgaans meer manifestanten dan agenten waardoor de agenten weinig konden aanrichten.
De omvang van het probleem was enorm. In de acht maanden voor juni 1932 waren er in de stad New York alleen al 185.794 gezinnen die uit hun huis dreigden te worden gezet. De Werklozenraad slaagde er in om dat bij zowat 77.000 gezinnen te vermijden. In de Werklozenraad zaten niet alleen werklozen, verschillende socialistische groepen namen deel aan de strijd van de werklozen. Bovendien was deze organisatie sterk verbonden met de arbeidersbeweging in het algemeen.
Arbeiderseenheid
Het feit dat arbeiders met een job ook mee strijd voerden, had onder meer te maken met hun poging om hun jobs en lonen te verdedigen. Het patronaat probeerde steevast om de werklozen in te zetten tegen de werkenden om stakingen te breken en lagere lonen op te dringen. Het patronaat probeerde ook om verdeeldheid in de arbeidersklasse te gebruiken door zwarte of migrante arbeiders in te zetten als blanke arbeiders in staking gingen.
De werklozenorganisaties sloten meer en meer aan bij stakersposten van arbeiders, dat versterkte de positie van de arbeiders in de plaats van ze te ondermijnen. Het werd steeds meer duidelijk dat een groeiende groep arbeiders (al dan niet met werk) zich achter de slogan “Wie aan één van ons raakt, raakt ons allemaal” begon te scharen.
De eenheid tussen werkenden en werklozen was een essentieel element in de overwinningen van de stakingen van chauffeurs in Minneapolis en de auto-arbeiders in Toledo in 1934. In Minneapolis ontwikkelden de arbeiders nieuwe methoden zoals “vliegende piketten” en werd beroep gedaan op steun van bredere lagen van de bevolking, zo werden de vrouwen van stakende arbeiders betrokken bij de acties alsook de werklozenorganisaties.
De staking van de automobielarbeiders in Toledo ging ook gepaard met solidariteit van de werklozen die massale acties organiseerden om de stakers te steunen. Het succes van beide stakingen, samen met de algemene staking van de dokwerkers in San Francisco in datzelfde jaar, vormde de basis voor een massale stakingsgolf en de opkomst van een sterke vakbondskracht in de VS. Miljoenen arbeiders werden lid van de vakbonden, in het bijzonder ongeschoolde arbeiders, zwarten en migranten die voorheen geen deel uitmaakten van de elitaire bonden.
Het was de opkomst van de arbeidersbeweging die de basis legde voor het afdwingen van elementen van sociale zekerheid en een hoger minimumloon. Deze arbeidersbeweging werd steeds sterker, ook in de jaren 1940. Op het einde van Wereldoorlog Twee was het een factor waar ter dege rekening mee moest worden gehouden door de burgerij.
Strijd vandaag
Er is natuurlijk veel veranderd sinds de jaren 1930, maar er zijn toch een aantal algemene lessen die we uit die periode kunnen leren. Er is een breed ongenoegen tegenover het feit dat er wel middelen zijn om de banken te redden, maar niet om onze jobs en huisvesting te redden. Het is minder zichtbaar, maar ook onder de werklozen neemt de woede en frustratie toe. Op een bepaald ogenblik zal dat sluimerend ongenoegen tot uitbarsten komen.
Deze woede moet in een juiste richting worden gekanaliseerd. Het vertrouwen van de arbeiders in de kracht van hun eigen collectieve actie moet voorop gesteld worden. Dat kan door de arbeiders te organiseren rond een duidelijk programma.
We moeten een aantal elementen opnemen als de strijd tegen afdankingen en besparingen. We moeten opkomen voor een degelijk loon voor iedereen, een uitbreiding van de sociale zekerheid en voedselhulp voor wie dit nodig heeft. Er is nood aan een programma van publieke werken om de werklozen aan het werk te zetten. We moeten in onze wijken opkomen tegen pogingen om gezinnen uit hun huis te zetten. Er is strijd nodig voor een degelijke publieke gezondheidszorg.
Dit soort eisen moet verenigd worden in een bredere coalitie van campagnes waarmee de werkenden en werklozen kunnen worden verenigd, de vakbondsmilitanten met arbeiders die niet bij de vakbond zijn, jongeren met ouderen, migranten met anderen,… We moeten samenkomen in onze gezamenlijke strijd.
Zonder arbeiderseenheid zullen alle mogelijke verdeeldheden worden uitgespeeld: het “geprivilegieerd” overheidspersoneel tegenover werkenden uit de privé, migranten die “Amerikaanse” jobs afpakken,… Alles wat ons kan verdelen, zal worden gebruikt om ons te verzwakken. Het zijn nochtans niet de andere arbeiders die verantwoordelijk zijn voor deze crisis, het zijn de grote bedrijven en hun winstsysteem.
Bij het organiseren van strijd zullen we ook een aantal methoden van de jaren 1930 kunnen opnemen: massale protestacties, stakingen met vliegende piketten,… De basis van socialisten binnen de arbeidersbeweging is vandaag beperkter dan in de jaren 1930, maar de strijd moet ergens beginnen en heeft nood aan een strijdbare strategie waarmee we bredere lagen van de arbeidersklasse kunnen verenigen.
In de jaren 1930 speelde de Communistische Partij een belangrijke rol in het organiseren van de arbeiders, maar tegelijk bleef die partij Roosevelt steunen. Er werd niet gewezen op de nood aan politieke onafhankelijkheid. Als we strijdbewegingen willen uitbouwen, zullen we ook nood hebben aan een politieke formatie die opkomt voor de toekomst van zowel ons als de toekomstige generaties. Dat kan enkel door in te gaan tegen het huidige systeem.