De lange kijk op de geschiedenis. Deel 2

In Deel 1 van de brochure door de Amerikaanse trotskist Novack, werd ingegaan op de ontwikkeling van het dierenrijk tot aan de mensheid. In deel 2 wordt verder gegaan op wat de mens onderscheidt van de dieren en de ontwikkeling van menselijk gereedschap. De grote lijnen van de menselijke geschiedenis worden ontwikkeld tot aan de opkomst van het kapitalisme.

Deel 2 van de brochure door Novack

Laten we nu even terugkomen op dat opmerkelijke orgaan van ons: de hand. De hand diende onder primaten aanvankelijk enkel om voedsel naar de mond te brengen. Het werd door de mens omgevormd tot een orgaan om zaken mee vast te grijpen, om materiaal te gebruiken en uiteindelijk gereedschap te maken. De hand is een biologisch prototype van een hulpmiddel, het is een vereiste en een noodzaak om arbeid te verrichten. De overgang van de hand tot een vorm van gereedschap viel samen met de creatie van de samenleving en de progressieve ontwikkeling van de mens en zijn latente krachten.

De samenhang tussen de meest rudimentaire gereedschappen en de complexe instrumenten van de productie in het actuele industriële systeem, werd grafisch geïllustreerd in een grafiek van de Do-All Corporation van Des Plaines, Illinois, de sponsor van een rondtrekkende tentoonstelling dat beweerde de “de allereerste poging” te zijn om “de volledige geschiedenis te brengen van het menselijke gereedschap”. Deze tentoonstelling brengt de verschillende fasen van de vooruitgang van technologie.

De eerste bekende vormen van gereedschap, dateren volgens sommige wetenschappers van zo’n miljoen tot anderhalf miljoen jaar geleden. Het ging om delen van een gebroken steen met uiteinden die nuttig waren om vlees te snijden, het schaven van huiden of het opgraven van wortels. Deze gereedschappen waren niet veel meer dan eenvoudige extensies van de hand. Ze waren niet gericht op specifieke functies, maar waren nuttig om op iets te slaan, te werpen, het schrapen, boren, snijden,…

In een volgende stadium onderging het gereedschap verbeteringen langs twee grote lijnen: de scherpe zijde om te snijden werd efficiënter gemaakt en aangepast voor specifieke doeleinden. De mens leerde omstenen te bewerken tot een vooraf bepaalde vorm, onder meer door een scherpere snijkant te maken. Een grotere variëteit aan hulpmiddelen, zoals bijlen, scherpe boren, dun gescherpte bladen, beitels en andere voorlopers van de actuele gereedschappen, kwam tot stand.

Deze hulpmiddelen verminderden de tijd die nodig was om te voorzien in het onderhoud en onderdak, waardoor het sociaal niveau van de productie vooruitging en de levensstandaard kon stijgen. Bovendien versterkten deze nieuwe productieve activiteiten de mentale capaciteiten van de mens. De complexiteit van specifieke hulpmiddelen geeft aan dat de mens mentaal in staat werd om te begrijpen dat het nodig is om eerst de middelen te produceren, vooraleer het doel kon worden bereikt. Mentale concepten van een specifiek gebruik waren voorlopers van zowel het uitwerken als het ontwerpen van deze gereedschappen.

Elk van de volgende stappen in de verbetering van het gebruik van gereedschap en het maken van gereedschap, leidde telkens tot het economiseren van arbeidstijd, en een toegenomen arbeidsproductiviteit, betere levensomstandigheden en het vergroten van de intellectuele mogelijkheden van de mens. De drijvende kracht van de menselijke geschiedenis komt voort uit de grotere arbeidsproductiviteit die mogelijk werd door beslissende stappen vooruit in de technieken en hulpmiddelen voor productie.

Dit zagen we reeds bij de ontwikkeling van het jagen. Aanvankelijk slaagde de mens er in regel slechts in om kleine en trage dieren te vangen. Een meer regelmatige consumptie werd mogelijk door de uitvinding van jaagmiddelen zoals de speer, een middel om speren mee te gooien en de pijl en boog. Dat laatste was het eerste middel dat energie vasthield tot het bewust werd vrijgelaten. Deze uitvindingen versterkten de mogelijkheden en de slagkracht van de primitieve jagers waardoor ze voortaan ook op snellere en grotere dieren konden jagen.

Alle basis gereedschappen van vandaag – bijl, dissel, mes, boor, schraper, beitel, zaag – werden allen ontwikkeld in het Stenen Tijdperk. De eerste metalen, zoals brons, zouden pas 3500 jaar geleden het steen vervangen als centraal materiaal voor het maken van gereedschap. Het metaal zorgde ervoor dat er een meer efficiënte en duurzame snijkant kon worden gemaakt voor gereedschap. Het zorgde er bovendien voor dat het mogelijk werd om gereedschap opnieuw te slijpen in plaats van het weg te gooien na veelvuldig gebruik.

In de periode dat bronzen gereedschap de belangrijkste rol speelden in de productie, kwamen er ook middelen en meeteenheden. Hierdoor ontwikkelde de wiskunde en kwam er ook een kalender tot stand. Er werden ook belangrijke stappen vooruit gezet op het vlak van het beeldhouwen. Basisuitvindingen zoals het wiel, de weegschaal, de hoeksteenboog, vaartuigen en glazen flessen kwamen tot stand.

Zo’n 2500 jaar geleden begon ijzer, het meest duurzame en goedkope metaal, brons te vervangen bij het maken van gereedschap. De invoering van ijzeren gereedschap zorgde ervoor dat de productiviteit enorm werd versterkt en dat de vaardigheden inzake landbouw en vakmanschap. Het liet toe om meer voedsel te produceren, betere kleding en onderdak met minder tijd en energie. Het leidde tot meer comfort en gemak. IJzeren gereedschap maakte de vooruitgang van Griekenland en Rome mogelijk, van het Acropolis in Athene tot de tunnels, bruggen, riolen en gebouwen in Rome.

De energie van al deze vroege middelen en productiewijzen werd exclusief aangedreven door menselijke spieren. Die werden na het temmen van dieren, tot op zekere hoogte aangevuld met dierlijke spierkracht. De Industriële Revolutie van de 18de eeuw was erop gericht om energie te gebruiken uit andere bronnen, zoals fossiele brandstoffen uit kool. De combinatie van mechanische kracht die werd voorgebracht door stoommachines, het bestaan van machines, verbeterde toepassingen,… naast het toegenomen gebruik van ijzer en staal hebben de productiekrachten van de samenleving vergroot tot het actuele niveau. Vandaag maken machines en gereedschap gebruik van mechanische en elektrische energie en vormen zij de belangrijkste instrumenten van onze industrie en tevens ook van de landbouwproductie.

De meest moderne machines komen voort uit de meest eenvoudige gereedschappen. De mens begon door het gebruik van eenvoudig gereedschap een beter begrip te hebben van de voordelen van hefbomen, katrollen, het wiel, de as en de schroef om hun kracht te vermenigvuldigen. Deze fysieke principes werden later gecombineerd en toegepast bij het maken van machines.

Deze volledige ontwikkeling van technologie is organisch verbonden met en heeft een grote verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van de intellectuele capaciteiten van de mens. Dit werd ook duidelijk gemaakt in de volgende begeleidende paragraaf bij de tentoonstelling van de Do-All Corporation:

    “Machines voeren op ingewikkelde manieren de zelfde basisfuncties en de handelingen uit als handgereedschap. Deze basisfuncties werden gevestigd door stenen gereedschap dat met de hand werd bediend door de primitieve mens. Het was door het bedenken en gebruiken van handvervaardigde hulpmiddelen in steen dat de mensheid capaciteiten ontwikkelde op het vlak van geestelijke en lichamelijke coördinatie… en dit versnelde op zijn beurt de toename van de geestelijke capaciteiten van de mens.”

Dergelijke ideeën over de invloed van technologie op het denken in een publicatie van een gerespecteerd kapitalistisch bedrijf, lijken sterk op de ideeën die we vinden in de teksten van Marx en Engels. De gedachtecontrole mag dan al proberen om het historisch materialisme uit de socialistische deur naar buiten te drijven, het glipt gewoon terug binnen langs een kapitalistisch raam.

* * *

De tentoonstelling van Do-All toont aan dat de evolutie van gereedschap kan worden opgedeeld in een chronologische reeks met een opklimmende volgorde, van houten en stenen handgereedschap doorheen metalen gereedschappen tot machines die met aangedreven energie werken. Is het dan mogelijk om op gelijkaardige wijze opeenvolgende stadia van sociale organisatie aan te duiden?

Het historisch materialisme beantwoordt die vraag affirmatief. Breed genomen – en rekening houdende met het feit dat iedere grote historische indeling nog verder kan worden ingedeeld in kleinere delen – kunnen er drie grote historische periodes worden onderscheiden in de groei van de mens uit het dierenrijk tot het atoomtijdperk: de wreedheid, de barbarij en de beschaving.

Napoleon stelde ooit dat een leger marcheert op zijn maag. Dat klopt alleszins als we naar de voorwaartse mars van het leger van de mensheid kijken. Het verwerven van voedsel is steeds de beslissende doelstelling geweest van sociale productie. De mens kan niet overleven, laat staan vooruitgaan, als hij niet regelmatig iets doet aan zijn honger.

De voornaamste perioden van de vooruitgang van de mensheid kunnen dan ook worden ingedeeld naargelang de belangrijke stappen vooruit in het verwerven en veilig stellen van voedselvoorraden. De periode van de wreedheid, de kindertijd van de mensheid, omvat de periode dat de mensen voor hun voedsel afhankelijk waren voor wat de natuur hen volledig afgewerkt leverde. Hun voedsel kwam van planten, zoals fruit of andere vruchten, van insecten, vogels of dieren of van de kust en het zeeleven. Op dat ogenblik voorzagen de mensen in hun voedsel zoals roofdieren of ze grepen het vast als andere dieren – met dit erg belangrijke verschil dat ze met elkaar samenwerkten en begonnen eenvoudige en ruwe gereedschappen te ontwikkelen om hun bestaansmiddelen te “verbeteren” in het kader van hun collectief verbruik.

De belangrijkste economische activiteiten op dit ogenblik waren het zoeken van voedsel, jagen en vissen. Deze activiteiten werden in deze volgorde ontwikkeld. Stokken en speren hielpen de wilde mens om de ruwe materialen te verzamelen voor zijn maaltijden, kledij en onderdak – typische elementen voor alle dieren met een vaste verblijfplaats. Het net was nuttig om vis te vangen en vuur om het op consumptie voor te bereiden. De Indianen van zuidelijk Californië bevonden zich nog in dit stadium toen de eerste blanke kolonisten er twee eeuwen geleden aankwamen.

De barbarij is de tweede fase van de sociale organisatie. Het was gebaseerd op het temmen van dieren en het telen van planten. Het voedsel wordt nu niet enkel meer verzameld, maar ook geproduceerd. Het temmen van vee, schapen, varkens en andere dieren leverde een vleesvoorraad op, maar ook voedsel in de vorm van melk van geiten en koeien. Het planten en telen van granen zorgde ervoor dat er regelmatig en voldoende voedsel voor handen was.

Deze revolutie op het vlak van de voedselproductie begon in Azië 6000 tot 10.000 jaren geleden. Het zorgde ervoor dat de mens voor het eerst boven een onderworpen positie tegenover de externe natuur uit kwam. Tot op dat ogenblik was de mensheid afhankelijk van wat de natuurlijke omgeving aanbood om te voorzien in de noden. De mens was voor zijn voortbestaan volledig afhankelijk van externe en oncontroleerbare natuurlijke omstandigheden. Volledige groepen en culturen van mensen kwamen op, bloeiden en verdwenen even snel, net zoals planten of dierensoorten, bij veranderen in de natuur rond hen.

Zo was er twintig tot dertig duizend jaar geleden een samenleving die opkwam in het zuiden van Frankrijk en die de Rendier Cultuur wordt genoemd. Deze mensen werden gekenmerkt door het feit dat ze jaagden op grote rendieren en herten die vaak voorkwamen bij de vegetatie in deze streek. De tekeningen die deze mensen maakten, die de afgelopen decennia werden ontdekt in grotten, getuigen van de aandachtigheid waarmee ze keken en dachten alsook van de gevoeligheid van hun handen. Hierdoor hoorden ze bij de beste artiesten die ooit voortkwamen op aarde. Maar toen het klimaat wijzigde en de vegetatie zich aanpaste waardoor de rendieren en herten verdwenen, stierf hun volledige cultuur en wellicht ook deze bevolking uit.

De eerste jagers hadden geen zekere controle over hun mobiele voedselbronnen. De onzekerheid van dit leven werd overkomen, of toch aanzienlijk beperkt, door het aanleggen van voorraden en de technieken die daarmee gepaard gingen. Dat was zeker het geval met de ontwikkeling van landbouwtechnieken. Voor het eerst werden methoden gebruikt om uitgebreide en steeds grotere voorraden voedsel te verkrijgen op basis van aanhoudende en systematische activiteiten van samenwerkende groepen. Deze opdeling van economische activiteit maakte het mogelijk dat er grotere en meer compacte bevolkingsgroepen ontwikkelden.

Deze activiteiten en hun grotere productiviteit vormden de basis voor de hoogstaandere cultuur van de barbarij. Landbouw en het aanleggen van voorraden leidde tot de ontwikkeling van ambachten als het smelten of bakken van potten. De toename van de voorraden maakten het nodig om voedsel te gaan stockeren en te transporteren. De mens ging meer op een vaststaande plaats wonen, er kwamen permanente groepen van mensen die samenleefden in vaste verblijfplaatsen waardoor het dorpsleven tot stand kwam.

In hun verdere en finale ontwikkeling, creëerden de economische activiteiten onder de barbarij de voorwaarden voor de totstandkoming van de beschaving. De materiële basis voor de beschaving was de mogelijkheid die de meest beschaafde bevolkingsgroepen hadden opgebouwd om te voorzien in een regelmatige productie van meer voedsel en goederen dan wat nodig was voor hun eigen fysiek onderhoud. Deze overschotten hadden twee gevolgen. Ze lieten specifieke delen van de gemeenschap toe om zich te richten op andere activiteiten naast de directe verwerving en productie van de basismiddelen voor het leven. Er kwamen specialisten zoals priesters, notabelen, koningen, ambtenaren, pottenbakkers, handelaars, bouwvakkers en andere vaklui.

Met de groei van de specialisaties en de uitbreiding van de handel, kwamen de toplagen van deze groepen in een strategische positie terecht waardoor een deel van hen er in slaagde om een groot persoonlijk deel van het surplus aan rijkdom te verwerven. De drang om de persoonlijke rijkdom op basis van een grotere sociale verdeling van arbeid en uitwisseling van goederen, leidde er uiteindelijk toe dat het privaat bezit tot stand kwam, net als de familie, slavernij, klassentegenstellingen, grootschalige productie van grondstoffen, handel, geld, steden en de territoriale staten met een eigen leger, politie, rechtbanken en andere relaties en instellingen die kenmerkend zijn voor de beschaving.

* * *

In haar evolutie tot vandaag, kan de beschaafde samenleving worden opgedeeld in drie belangrijke periodes: de slavernij, het feodalisme en het kapitalisme. Elk van deze periodes wordt gekenmerkt door de specifieke wijze waarop de heersende bezittende klasse aan de kop van de sociale ladder er in slaagt om zich het surplus aan rijkdom toe te eigenen ten koste van de massa’s die de rijkdom creëren. Deze volledige periode omvat slechts een korte periode van de afgelopen vijf tot zes duizend jaar.

De beschaving kwam tot stand op basis van een directe vorm van slavernij. De economische factoren die het einde betekenden van de barbarij en die de beschaving mogelijk maakten, zorgden voor de materiële voorwaarden om slavenarbeid in te voeren. De verdeling van arbeid met het hoeden van kuddes, het telen van gewassen, het ontginnen van metalen en het aanpassen van goederen met het oog op verkoop, zorgde ervoor dat de meest ontwikkelde samenlevingen meer konden produceren dan wat nodig was voor het onderhoud van de werkenden. Hierdoor werd slavernij voor het eerst mogelijk en winstgevend. Het gaf een stimulus aan de onstilbare honger van de individuele bezitters van de productiemiddelen die een steeds groter deel van de surplus aan rijkdom wilden binnenhalen. Het bezitten van slaven en het weren met slaven werd de economische basis voor een nieuw type van sociale organisatie, de bron voor een versterking van de macht, het prestige en de privileges. En het zorgde er uiteindelijk voor dat de hele structuur van het beschaafde leven werd gewijzigd.

De slavernij was op zich een bijzonder belangrijke stap vooruit en het is uitdrukkelijk menselijk. Dieren kunnen zich voederen aan de hand van karkassen van andere dieren, maar ze leven niet van de overschotten die worden gecreëerd. Vandaag is er terecht een afkeer tegenover iedere vorm van slavernij en we moeten opkomen om de laatste uitingen ervan te stoppen, maar tegelijk moeten we erkennen dat de slavernij op haar hoogtepunt een bestaansreden had en zelfs noodzakelijk was.

De wetenschap vereist dat ieder fenomeen op een objectieve wijze wordt benaderd, geanalyseerd en beoordeeld, waarbij de persoonlijke reacties van bewondering of verwerping opzij worden gezet. Het historisch materialisme moet verklaren van waar de slavernij kwam en waarom het werd toegepast door de meest ontwikkelde delen van de mensheid. De belangrijkste reden was, naast het private bezit van de productiemiddelen en een groeiende uitwisseling van producten, het feit dat slavenarbeid de productiekrachten verhoogde, de rijkdom deed toenemen en daarmee samengaand ook het comfort en de cultuur – ook al bleef dat beperkt tot een kleine toplaag – en dit zorgde er uiteindelijk voor dat de mensheid in haar geheel werd vooruit gestuwd gedurende een volledige historische periode. Zonder de slavenarbeid, zou er een onvoldoende accumulatie van rijkdom zijn geweest om op deze basis het productieproces opnieuw te versterken.

De historische noodzaak van slavernij kan op twee manieren worden aangetoond. De volkeren die niet overgingen tot een periode van slavernij, slaagden er niet in om tot de beschaving door te dringen, hoeveel uitzonderlijke kwaliteiten ze ook hadden. Ze bleven onder dat niveau omdat hun economie de interne drijfveer van inhaligheid miste alsook de dynamiek die voortkwam uit de pogingen van de slavenhouders om de slaven harder uit te buiten om hun rijkdom te vergroten. Dat is een negatieve manier om de noodzaak van slavernij aan te tonen.

Er is ook een meer positief bewijs. Die staten die zich baseerde op één of andere vorm van slavernij, zoals de meest briljante culturen van de oudheid van Babylon tot Egypte en Griekenland en Rome, droegen ook het meeste bij tot het proces van beschaving, van karren met wielen en de ploeg tot het schrijven en de filosofie. Deze samenlevingen stonden vooraan in het sociale proces.

De slavernij vormde het begin en de basis van de oude beschavingen, maar vormde op zijn beurt ook de voorwaarden en krachten die deze samenlevingen zouden ondermijnen en omverwerpen. Eens de slavernij de dominante productiewijze was, zowel in de industrie zoals in Griekenland als in de landbouw zoals in Rome, leidde het niet langer tot een ontwikkeling van landbouwtechnieken, vakmanschap, handel of andere sectoren. De slavenrijken van de oudheid stagneerden en desintegreerden tot ze na een periode van enkele eeuwen werden vervangen door de twee belangrijkste types van feodale organisatie: de Aziatische en de West-Europese types.

Beide nieuwe productievormen en sociale organisaties waren superieur aan de slavernij, maar de West-Europese vorm bleek heel wat productiever en dynamischer te zijn. Onder het feodalisme kregen de werkenden meer van hetgeen ze produceerden dan de slaven voor hen, ze hadden zelfs toegang tot de grond en andere productiemiddelen. Lijfeigenen en boeren hadden meer vrijheid en konden een zekere graad van cultuur opdoen.

Het resultaat van een lange lijst van technologische en andere sociale vooruitgang vormde samen met een opeenvolging van uitzonderlijke historische omstandigheden de basis voor het feit dat het feodale Europa in haar schoot een nieuwe en hogere vorm van klassensamenleving zou ontwikkelen, met name het kapitalisme. Hoe en waarom kwam het kapitalisme tot stand?

Het geld kwam op vanuit de uitbreiding van de handel enkele duizenden jaren geleden. Hierdoor werd het mogelijk om geld als kapitaal te gebruiken. Handelaars konden hun rijkdom vergroten door goederen goedkoop op te kopen en duur te verkopen, kredietverstrekkers and hypotheekhouders konden intrest vragen op voorgeschoten sommen met grond of andere zaken als onderpand. Deze praktijken kwamen veelvuldig voor tijdens de slavernij en de feodale samenlevingen.

Maar als het geld reeds in voor-kapitalistische tijden werd gebruikt om meer op te brengen dan de gedane investering, dan zullen er nog andere voorwaarden nodig zijn om het kapitalisme als afzonderlijk en uitgewerkt wereld economisch systeem te ontwikkelen. De centrale voorwaarde was een speciale vorm van transactie die regelmatig werd herhaald op een groeiende schaal. Grote aantallen van bezitsloze arbeiders moesten zichzelf uitlenen aan diegenen die over geld beschikten alsook over andere productiemiddelen. Dat was nodig om zelf te overleven.

Mensen aannemen en ontslagen, lijkt voor ons een normale wijze om de productie te organiseren. Maar bijvoorbeeld de Indianen hebben dat systeem nooit gekend. Voor de Europeanen kwamen, had geen enkele Indiaan ooit voor een baas gewerkt. Het woord “baas” zelf werd ingevoerd door de Hollanders. De Indianen bezaten immers hun eigen middelen om te overleven. De slaaf kon worden gekocht en was dan voor de rest van zijn leven eigendom van zijn meester voor wie hij ook moest werken. De feodale slaaf of lijfeigene was eveneens heel zijn leven verbonden aan zijn landheer en zijn grond.

De vernieuwing van het kapitalisme bestond eruit dat er nu werd gewerkt voor een loon en dat dit systeem de dominante productieverhouding werd. De meesten onder jullie zijn reeds naar de arbeidsmarkt gegaan, naar een personeelsdienst of aanwervingkantoor, om een koper te vinden voor je arbeidskracht. De werkgever koopt deze kracht op tegen vooraf bepaalde tarieven per uur, dag of week. Hierna wordt de arbeidskracht onder zijn toezicht ingezet om goederen te produceren die hierna door het bedrijf met winst worden verkocht. Die winst komt voor uit het feit dat de loonarbeiders meer waarde produceren dan wat de kapitalist betaalt voor hun arbeid.

Tot in de 20ste eeuw was dit mechanisme om meerarbeid uit de arbeidende massa’s te pompen en de overschotten van rijkdom die aldus werden gecreëerd om te zetten in persoonlijke winst voor de kapitalist, de belangrijkste factor om de productiekrachten te vergroten en de beschaving uit te breiden. Het kapitalisme is als afzonderlijk economisch systeem slechts zo’n 450 jaar oud, maar het is er in die tijd wel in geslaagd om de volledige wereld te veroveren. Dat is een erg korte periode in vergelijking met de wreedheid die meer dan een miljoen jaar stand hield of de barbarij die zo’n vijf duizend jaar duurde. De processen van sociale verandering zijn vandaag duidelijker heel wat sneller geworden.

Deze versnelling van sociale processen komt grotendeels door de aard van het kapitalisme dat aanhoudend de productietechnieken verbetert alsook de sociale relaties die hieruit voortkomen. Sinds het totstandkomen van het kapitalisme, waren er drie belangrijke fasen van interne omvorming. In haar vormingsperiode waren de handelaars de belangrijkste klasse van kapitalisten omdat handel de belangrijkste bron van rijkdomaccumulatie was. Onder het handelskapitalisme werden industrie en landbouw, de peilers van de productie, niet zozeer uitgevoerd door loonarbeiders maar door kleinschalige vakmannen, boerenfamilies, slaven of lijfeigenen.

Het industriële tijdperk begon rond het begin van de 19de eeuw met de toepassing van stoomenergie in de eerste mechanische processen waarbij grote aantallen loonarbeiders in de fabrieken werkten. De kapitalistische aanvoerders van deze grootschalige industrie werden heersers op het vlak van de productie en later verwierven ze volledige landen en continenten naarmate hun rijkdom, hun legioenen van loonarbeiders, sociale en politieke macht steeds grotere vormen aannamen.

Deze krachtige, uitbreidende, progressieve, zelfverzekerde en concurrentiële fase van het industriële kapitalisme was dominant in de negentiende eeuw. Het ging in de twintigste eeuw over in een monopoliekapitalisme dat alle basis tendensen van het kapitalisme, in het bijzonder de meest reactionaire elementen, tot in het extreme heeft uitgevoerd op het vlak van economie, politiek, cultuur en internationale verhoudingen. De productieprocessen zijn meer gecentraliseerd, gerationaliseerd en gesocialiseerd, waarbij de productiemiddelen en de rijkdom steeds meer geconcentreerd is in de handen van grote financiële en industriële instanties. In de kapitalistische landen is het al zo ver gekomen dat de kapitalistische monopolies van één land, de VS, zowat alles beslissen.

* * *

De belangrijkste vraag die nu moet worden gesteld is: wat is het lot van de ontwikkeling van de beschaving in haar kapitalistische vorm? Los van pogingen tot tweeslachtige antwoorden, die uiteindelijk de kwestie uit de weg gaan, zijn er twee onverenigbare standpunten die overeenkomen met het standpunt van twee klassen die tegenover elkaar staan. De woordvoerders van het kapitalisme stellen dat er niets meer moet veranderen, het actuele systeem kan enkel nog verbeterd worden zodat het gewoon verder gaat zoals nu. Zo was er eerder het voorbeeld van de tentoonstelling van de Do-All Corporation, waarbij er een mooi beeld werd gegeven van de ontwikkeling van gereedschap. De conclusie die door de makers van deze tentoonstelling werd gemaakt, is dat er meer en betere machines tot stand zullen komen. Uiteraard hoopt het bedrijf dat deze machines bij haar zullen worden gekocht waardoor er een mooie winst wordt geboekt. Dat zou zorgen voor blijvende vooruitgang en welvaart in het kapitalistische Amerika, uiteraard zonder enige verandering in de bestaande klassenverhoudingen.

Socialisten geven een totaal ander antwoord op basis van een onnoemlijk diepgaandere, correcte en omvattende analyse van de bewegingswetten van de geschiedenis, de structuur van het kapitalisme en de strijd die momenteel plaats vindt in de wereld. De historische functie van het kapitalisme is niet om zichzelf oneindig lang te blijven verder zetten, maar om de voorwaarden te creëren en de krachten voor te bereiden die het kapitalisme kunnen vervangen door een meer efficiënte vorm van materiële productie en een hogere vorm van sociale organisatie. Net zoals het kapitalisme de opvolger werd van het feodalisme en het slavendom, en net zoals de beschaving de barbarij omver heeft geworpen, komt ook de tijd om het kapitalisme omver te werpen. Hoe en door wie kan deze revolutionaire omvorming worden gerealiseerd?

In de vorige eeuw heeft Marx een wetenschappelijke analyse gemaakt van hoe het kapitalistisch systeem functioneert. Daarin maakte hij de interne tegenstellingen duidelijk die zullen leiden tot haar ondergang. De revoluties van de 20ste eeuw, sinds 1917, geven aan dat het kapitalisme uiteindelijk naar het museum van verouderde zaken zal worden verwezen. Het is belangrijk om de onderliggende oorzaken van deze ontwikkelingen te begrijpen. Voor de verdedigers van het kapitalistische systeem lijken deze ontwikkelingen echter onverklaarbaar.

Het kapitalisme heeft doorheen haar ontwikkeling heel wat zaken voortgebracht, zowel goede als slechte. De meest belangrijke en waardevolle van alle sociale krachten die het heeft gecreëerd is de industriële arbeidersklasse. De kapitalistische klasse heeft gezorgd voor de ontwikkeling van een groot leger van loonarbeiders, dat gecentraliseerd en gedisciplineerd wordt ingezet in het belang van de kapitalisten door het maken en laten draaien van machines, fabrieken en alle andere vormen van productie en transport waaruit winst wordt voortgebracht.

De uitbuiting en het misbruik, die inherent en onvermijdelijk zijn in de kapitalistische organisatie van het economisch leven, hebben de arbeiders er telkens opnieuw toe aangezet om zich te organiseren en militante acties op te zetten om hun elementaire belangen te verdedigen. De strijd tussen deze verschillende sociale klassen is vandaag de belangrijkste drijfveer van de geschiedenis op internationaal en nationaal vlak, net zoals de conflicten tussen de krachten van de burgerij tegen prékapitalistische elementen de drijfveer van de geschiedenis vormden in de voorafgaande eeuwen.

De huidige strijd kent reeds honderd jaar een uitbreiding en komt in een beslissende fase op wereldvlak. Met uitzondering van Cuba werd de strijd tussen pro-kapitalistische en anti-kapitalistische krachten tot nu toe in landen gevoerd die zich buiten de Westerse Hemisfeer bevinden. Vroeg of laat zal deze strijd echter ook uitbreken in dit land, dat niet enkel een bastion van kapitalistische macht is, maar ook het land met een goed georganiseerde en technisch sterke arbeidersklasse.

De belangrijkste ontwikkelingen in de VS, net zoals in de loop van de wereldgeschiedenis, wijzen in de richting van zo’n conclusie. Waarom is dat geval?


DEEL 3 van deze brochure verschijnt volgende week op deze site.

> Lees hier deel 1

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop