Fascisme: een schimmel op een ziek systeem

Strijden tegen fascisme, betekent opkomen voor een socialistisch alternatief

Dit jaar is het net 75 jaar geleden dat Adolf Hitler aan de macht kwam in Duitsland en nog steeds woedt de anti-fascistische strijd in alle hevigheid. Een waslijst van organisaties zijn actief rond het thema maar al te vaak hebben die geen duidelijke analyse van wat fascisme nu is. Nochtans moet men zijn vijand kennen om hem efficiënt te kunnen bestrijden.

Jeroen

Wat is fascisme?

De omschrijving die burgerlijke theoretici geven voor fascisme is vaak erg vaag. Zo durft men wel eens spreken over fascisme in termen als “een ideologie die een totalitaire staat wil” of “een staatsvorm waarin het individu niet tot zijn recht komt”. Doorgaans vestigt men vooral de aandacht op fascisme als racistische en reactionaire ideologie. Dit is ongetwijfeld correct, maar lang niet elk reactionair of racistisch regime is fascistisch . Een onnauwkeurige definiëring resulteert vaak in een kwistig gebruik van de term, en, daaraan gekoppeld, een foute tactiek om fascisme ook in de praktijk te bestrijden. Om een correcte inschatting te maken van wat fascisme precies is, moeten we de achtergrond waartegen het ontstaan is van naderbij bekijken.

De eerste fascistische groep werd opgericht door Benito Mussolini, de ‘Fascio di Combattimento’ (bundeling van strijders), direct na WOI. Na de oorlog deed zich in Italië een periode van sterke klassenstrijd voor die het Italiaanse kapitalisme op zijn grondvesten deed daveren. In 1919 en 1920 waren er respectievelijk 1.663 en 1.881 stakingen in Italië. Deze beweging had de kracht om, in navolging van de jonge Sovjetunie, een einde te maken aan de uitbuiting onder het kapitalisme. Ze kon echter niet rekenen op een bewuste en consequente leiding. De socialistische partij (PSI) was bang om de beweging tot haar conclusies te laten komen en wou de beweging “laten landen”. Mussolini zelf zou achteraf over de rol van de PSI zeggen dat ze geen gebruik gemaakt had van “een unieke revolutionaire situatie”.

Het is op dit falen van de leiding van de arbeidersbeweging dat de fascisten konden bouwen. Met de daver op het lijf (omwille van het potentieel van de beweging in 1919-1920) begon het Italiaanse patronaat zich te organiseren tegen de arbeidersklasse. Hier konden de fascistische stoottroepen van Mussolini hun rol spelen. Door het enorme verlies aan geloof in een alternatief, vooral onder die lagen in de samenleving die uitkeken naar een antwoord van de arbeidersbeweging, maar die zelf minder betrokken waren (vooral de middenklasse en de allerarmsten), kon de fascistische beweging groeien. De fascistische stoottroepen werden gebruikt om de arbeidersbeweging fysiek te breken. In Italië werden tussen december ’21 en november ’22 meer dan 3000 socialisten vermoord door de fascistische zwarthemden.

In Duitsland zagen we een vergelijkbaar scenario met een prerevolutionaire situatie die door de leiding van de arbeidersbeweging, vooral de stalinistische communistische partij, onbenut was gebleven en een burgerij die beroep doet op de nazi’s als laatste redmiddel om het kapitalisme in stand te houden en de arbeidersbeweging fysiek te breken.

In woorden beweert het fascisme dat het “anti-kapitalistisch” is, maar in de praktijk dient ze de belangen van de heersende klasse. Hun economische basis is het solidarisme. Het solidarisme stelt dat de enige breuklijn deze is tussen verschillende “volkeren” en dat er dus geen verschillende belangen zijn tussen werkenden en kapitalisten binnen dat “volk”. Vakbonden, stakingen, andere acties, collectief loonsoverleg,… zijn dus allemaal verboden. Dit resulteert in een corporatistisch systeem waarin arbeiders en kapitalisten “samen, in consensus” de economie sturen in het belang van het “volk”. In de praktijk betekent dit dat de arbeiders helemaal niets te zeggen hebben. De werkenden worden verplicht zich neer te leggen bij elke beslissing in “belang van het volk”, of preciezer, in het belang van de winsten van het patronaat.

Wat is het gevaar vandaag?

Vandaag is de agenda van het patronaat anders. Een nederlaag van de omvang van de jaren ’20 heeft de arbeidersklasse niet geleden. Veeleer dan stoottropen heeft het patronaat vandaag nood aan een harde, neoliberale politiek. Het is tegen deze achtergrond dat we wat wij neofascisme noemen, moeten zien. Fascisten beschikken vandaag niet over de sociale basis om met geweld de arbeidersbeweging te breken. Het klassieke fascisme baseerde zich op het ongenoegen van de middenklasse (kleine zelfstandigen, boeren,…) die vandaag een veel beperkter maatschappelijk gewicht hebben.

Bij gebrek aan een actieve sociale basis richten de neo-fascisten zich op populisme en electoralisme. Dit zien we heel duidelijk bij het VB dat een patronale, neoliberale agenda verdedigt en die vooral veld kan winnen door het ongenoegen dat er is onder brede lagen van de bevolking over de asociale politiek van de traditionele partijen. Zoals het falen van de leiding van de arbeidersbeweging in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw de ruimte schiep voor het fascisme, zo is de afwezigheid van een brede partij die de belangen van de werkenden en hun gezinnen verdedigt (wat wij een arbeiderspartij noemen) de aanleiding voor het electoraal succes van de neofascisten.

Het kapitalisme en haar steeds terugkerende crisissen met bijhorende armoede vormt de basis waarop fascisten kunnen teren. Een anti-fascistische strijd kan enkel succesvol zijn als vanuit de arbeidersbeweging een alternatief naar voor wordt gebracht op het neoliberale kapitalistische systeem.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop