Frankrijk. Onzekerheid over resultaat leidt tot onrust bij heersende klasse. Eerste ronde van de presidentsverkiezingen

Frankrijk trekt dit weekend naar het stemhokje voor de eerste ronde van de nieuwe presidentsverkiezingen. De verkiezingen komen op een belangrijk keerpunt voor het Franse establishment. Dat hoopt erop vijf jaar van economische en politieke crisis achter zich te laten en in de komende maanden eerst een nieuwe president, en vervolgens een nieuwe regering te laten verkiezen om met nog meer succes een neoliberaal beleid door te voeren. Politieke stabiliteit verlenen aan de regering is een absolute voorwaarde als men een beleid tegen arbeiders en armen wil voeren en op een minimaal succes hoopt.

Alexandre Rouillard

De vorige presidentsverkiezingen, in 2002, veroorzaakten een verrassing die een nachtmerrie werd en een politieke crisis. De traditionele regeringspartijen werden door veel kiezers afgestraft. Geen enkele kandidaat behaalde meer dan 20% in de eerste ronde. Als resultaat daarvan slaagde de extreem-rechtse leider Jean-Marie Le Pen erin om in de tweede ronde uit te komen tegen Jacques Chirac.

Hoewel Chirac vervolgens tot president verkozen werd, werden de volgende vijf jaar gekenmerkt door zwakke centrum-rechtse regeringen, ongelooflijke mobilisaties en arbeidersstrijd tegen de pensioenhervormingen en het jongerenbanencontract (CPE), om een paar voorbeelden te geven. Het Franse en Europese establishment verloor het referendum over de Europese Grondwet en de wereld kreeg een voorsmaakje van de duistere kant van het kapitalisme in Frankrijk – die normaal zelfs voor de Fransen onzichtbaar blijft – toen de ‘banlieues’ ontploften in grootscheepse rellen na de dood van twee jongeren in een Parijse voorstad.

Kandidaten beloven hetzelfde beleid

In de verkiezingen van 2007 zijn verrassingen evenzeer mogelijk, maar dan om andere redenen. De belangrijkste kandidaten – Ségolène Royal, voor de ex-sociaal-democratische Parti Socialiste (PS), Nicolas Sarkozy voor het centrum-rechtse Union pour la Majorité Presidentielle (UMP) en François Bayrou voor de centrumpartij Union pour la Democratie Française (UDF) – hebben hun uiterste best gedaan om in hun campagnes thema’s als tewerkstelling, afdankingen en lonen te vermijden. Ze zeiden allemaal een meer ‘pragmatische’, ‘niet-ideologische’ (sic) benadering aan te nemen. Allemaal zijn ze op hun eigen manier voor de ‘vrije markt’, voor het neoliberalisme.

John Lichfield maakte in de Britse krant ‘The Independent’ een opsomming van het dilemma en het gebrek aan politieke keuze voor het Franse establishment: “De hongerige M. Sarkozy maakt mensen bang, zelfs ter rechterzijde. De dilettante Mme Royal stelt mensen teleur, zelfs ter linkerzijde. De sympathieke Bayrou slaagt er niet in mensen te verzoenen, zelfs in het centrum.”

Geen wonder dus dat voor de meerderheid van de jongeren, arbeiders, migranten en de gehele linkerzijde twee factoren de verkiezingscampagne domineren. Enerzijds: de angst dat Le Pen opnieuw de tweede ronde zou behalen. Opiniepeilingen wijzen niet in die richting, maar opiniepeilingen zijn in het verleden al vaak verkeerd geweest – zeker als het Le Pen betreft. Nog meer dan in 2002 heeft Le Pen campagne gevoerd als kampioen van de ‘kleine’ mensen tegenover de ‘machtigen’, de ‘gegoeden’ en de ‘corrupten’. In zijn officieel campagnemateriaal komt het woord migratie maar één keer voor. Uiteraard blijven zijn verklaringen en inhoud reactionair en racistisch van aard terwijl zijn economisch programma ultra-liberaal is en, onder andere, lastenverlagingen voor de superrijken (zoals hijzelf) in het vooruitzicht stelt.

De tweede mobiliserende factor, voor velen, is de angst voor Sarkozy, de super-arrogante ex-minister van Binnenlandse Zaken die olie op het vuur gooide bij de rellen in de ‘banlieues’ door de arme inwoners ‘racaille’ (uitschot) te noemen. Dit jaar zijn er in de banlieues tot 9 à 10% meer geregistreerde kiezers. Veel jongeren zijn bereid met hun stem Sarkozy af te straffen. Hij wordt gezien als een politicus die armen en immigranten haat. Toen hij minister was, bracht dat verhoogde politierepressie en de introductie van gewelddadige oproerpolitie met zich mee in de banlieues. Zijn ‘law-and-order’-methode houdt onder andere minimumstraffen voor recidivisten in. Hij wil een wetgeving doordrukken om lastenverlagingen door te voeren op overwerk en om jongeren te verplichten niet meer dan twee ‘gepaste’ jobaanbiedingen te weigeren. Hij stelt eveneens anti-syndicale wetten voor: onder andere een verplichting om twee jaar in de publieke sector te werken om een staking te breken (?) en het verzachten van regels voor aannemen en ontslaan.

Deze maatregelen maken van hem niet alleen ‘publieke vijand nummer één’ bij de arbeidersklasse, met mogelijke strijdbewegingen en mobilisaties tot gevolg als hij een goede score haalt, ze maken ook de heersende klasse springerig. Zij vrezen dat de verkiezing van een kandidaat, die denkt dat het een ‘goed signaal’ is om de meerderheid van de kiezers af te schrikken, gigantische mobilisaties tot gevolg zou hebben van onderdrukte lagen van de bevolking. Sarkozy probeert de haat tegenover zijn persoon te overwinnen door nog verder naar rechts op te schuiven en nog meer racistische provocaties te uiten, gekoppeld aan een anti-jongeren-retoriek en nationalisme.

Economische crisis raakt enkel de arbeidersklasse

Dit alles terwijl nationale werkloosheidscijfers op een gemiddelde van bijna 10% staan, met uitschieters tot 30% in de armste delen van het land rond de grote steden, en een minimumloon dat nog steeds minder dan 1000 euro bedraagt. De relatieve stagnatie van de Franse economie bestaat enkel voor de arbeiders en bepaalde delen van de middenklasse. De wijdverspreide werkloosheid, lagere lonen en steeds uitbreidende flexibilisering staan in schril contrast met de financiële resultaten van de 40 grootste Franse multinationals. Voor hen is 2006 een grand-cru geweest met meer dan 96 miljard euro winst.

Airbus, de grote vliegtuig-multinational, heeft 10.000 afdankingen over heel Europa aangekondigd. Op hetzelfde moment ontvangt de topmanager van EADS, het moederbedrijf dat Airbus controleert, een gouden handdruk van 8,4 miljoen euro. Eens te meer betalen de arbeiders de prijs van het wanbeheer van de bazen en de verrijking van de aandeelhouders; het verlies van 10.000 jobs wordt beloond met een gouden handdruk van 8,4 miljoen euro voor de persoon die hier eindverantwoordelijk voor is.

Tijdens de verkiezingscampagne hebben verschillende kleinere stakingen plaatsgevonden maar de vakbondsleiding heeft nooit initiatief genomen om deze te ontwikkelen. De arbeiders en armen hebben zeker geen steun gevonden voor hun voornaamste bezorgdheden in de campagnes van de belangrijkste kandidaten. Ségolène Royal, bijvoorbeeld, bracht een bezoek aan de staking bij Citroën in de Parijse banlieue Aulnay-sous-bois, en zei daar dat ze dacht dat er overleg nodig was tussen de arbeiders en de directie. In een interview met de financiële pers benadrukte ze dat het van groot belang voor Frankrijk was om de competitiviteit van de industrie op te drijven en dat het geen zin heeft bedrijfswinsten met de vinger te wijzen. Ze zei tevens dat ze zichzelf als de enige kandidaat zag die een dialoog op poten zou kunnen zetten tussen arbeiders en patronaat. Met andere woorden, dat zij de enige is die in staat is om stakingen en betogingen onder controle te houden.

Het is twijfelachtig dat Ségolène Royal hiertoe in staat zou zijn, zelfs met de meest bereidwillige steun van de vakbondsleiding. Haar partij, de Parti Socialiste, heeft al veel aan geloofwaardigheid moeten inboeten nadat ze in de ‘gauche plurielle’-regering van 1997 tot 2002 verantwoordelijk was voor meer privatiseringen dan de rechtse regering die eraan vooraf ging. De meerderheid van de PS-leiding was voorstander van de Europese Grondwet. Omdat 30% van de kiezers nog geen beslissing heeft genomen, hebben de Franse kranten interviews met kiezers gepubliceerd, om uit te leggen waarom ze nog steeds onbeslist zijn. De meeste commentaren waren nadelig voor Ségolène Royal. Iemand die zichzelf als links omschreef, verklaarde Mme Royal “totaal incompetent, alsof ze verdwaald is in een wereld die ze net begint te ontdekken”. Een andere kiezer verklaarde: “Ik zal voor Royal kiezen, met tranen in de ogen”.

Radicaal links en de nood aan een nieuwe arbeiderspartij

Radicaal links is aanwezig in deze verkiezingen met kandidaten van de Parti Communiste Français (PCF), de Ligue Communiste Révolutionaire (LCR), Lutte Ouvrière (LO) en José Bové, een schapenboer bekend voor zijn campagne tegen het bedrijfsleven.

Dankzij de nationale druk om een herhaling van 2002 te voorkomen (toen haalde Le Pen de tweede ronde van de verkiezingen), is het mogelijk dat radicaal-links klappen zal krijgen. Maar zo’n ‘stem voor het minste kwaad’ betekent niet dat er bredere steun voor Royal bestaat, of, als ze zou winnen, dat dat tot kritiekloze steun van haar presidentschap zal leiden. Toch is het mogelijk dat het gecombineerde stemmenaantal voor radicaal links (LO-LCR), iets tussen de 7 en de 9% zal bedragen.

In 2002 behaalden de kandidaten van radicaal-links samen 2 973 293 stemmen, vergeleken met 4,61 miljoen voor Lionel Jospin, de kandidaat van de PS. Dat was een mogelijkheid om – ook in de strijd tegen Le Pen die erop volgde – te beginnen bouwen aan een nieuwe brede anti-kapitalistische arbeiderspartij. Een formatie die in staat zou zijn nieuwe lagen aan te trekken en tegelijkertijd als massale kracht zou dienen om arbeiders en jongeren een stem te geven. Zo’n formatie zou niet simpelweg een som zijn van de krachten die er oorspronkelijk in betrokken zijn. Een formatie die tot doel heeft een alternatief te vormen op de PS, de PCF en de vakbondsleiding zou arbeiders de mogelijkheid geven om hun eigen strategieën en hun eigen klassegebaseerd, socialistisch programma uit te werken. LCR-kandidaat Besancenot heeft in zijn verkiezingscampagne vaag gealludeerd op de nood aan zo’n formatie. Het feit dat zijn meetings erin slagen grote nieuwe lagen van arbeiders en jongeren aan te trekken, bewijst dat de ruimte bestaat voor zo’n formatie.

De beperkingen die de LCR getoond heeft met betrekking tot de nood aan een nieuwe arbeiderspartij waren ook duidelijk in het falen om leiding te geven aan de strijd tegen het CPE vorig jaar. Terwijl tienduizenden jongeren voor het eerst in contact kwamen met strijdbewegingen, slaagden geen van beide organisaties erin een strategie te formuleren om de beweging te ontwikkelen. De LCR schreef in haar krant over de nood aan een algemene staking, maar ondertekende wel gemeenschappelijke verklaringen met de PS waarin zo’n maatregel totaal niet voorgesteld werd. LO herhaalde simpelweg de voorstellen van de vakbondsleiding. Een duidelijke oproep om een algemene staking te organiseren en uit te bouwen op basis van een actieplan en lokale organisatiecomité’s zou een beslissende rol hebben kunnen spelen in het omhoog krijgen van het bewustzijn en de organisatorische capaciteiten van de beweging. Gekoppeld aan de kwestie van de nood aan een socialistisch programma, zou dit dezelfde waarde hebben als 20 algemene oproepen om een nieuwe kracht uit te bouwen. Uitgebouwd in het midden van een strijdbeweging, zou dit aangetoond hebben dat een politiek alternatief op de PS, de PCF en de vakbondsleiding, mogelijk is.

Vandaag, met 40% van de kiezers die onbeslist zijn en de hoge graad van interesse in de verkiezingen, is het opnieuw noodzakelijk om de creatie van een arbeiderspartij op de agenda te plaatsen. Opiniepeilingen hebben aangetoond dat de twijfelaars grotendeels vrouwen, jongeren en arbeiders zijn. Dat zijn dus net die lagen in de samenleving die het hardst geleden hebben onder het anti-arbeiders en anti-armenbeleid van de vorige regeringen. Wie binnen een paar maanden de nieuwe regering zal uitmaken, zal hetzelfde beleid verderzetten. Dit kan opnieuw tot grote mobilisaties leiden. Een hoge score voor Sarkozy zondag zou tot een spontante beweging in de banlieues kunnen leiden en onder jongeren in het algemeen. Dit gezegd zijnde, als mensen het stemhokje ingaan, zou een last-minute anti-Sarkozygolf tot een verhoogde score voor Royal kunnen leiden.

Het zou cruciaal zijn voor een nieuwe arbeidersformatie in Frankrijk om duidelijk te stellen dat het kapitalisme geen weg vooruit kan bieden voor miljoenen gewone mensen. Dat we een partij voor de arbeidersklasse uitbouwen op basis van de revolutionaire strijd voor een democratische socialistische maatschappij. Een samenleving die democratisch en collectief de belangrijkste sectoren zal beheren en controleren ten dienste van de miljoenen, niet de miljonairs. Met die programmatorische benadering, gekoppeld aan een leiding in de dagdagelijkse strijd van arbeiders en jongeren, zou een nieuwe partij massaal aan steun kunnen winnen in een relatief korte tijdspanne.

Gauche Révolutionnaire, de Franse sectie van het CWI (Comité voor een Arbeidersinternationale), is ervan overtuigd dat moedige en standvastige strijd van jongeren en arbeiders in Frankrijk tot een echt alternatief op het huidige politieke systeem kan leiden. Leden van GR zullen campagne voeren voor de oprichting van zo’n partij, en ondertussen actief blijven binnen elke strijdbeweging die zich vandaag voordoet. Een nieuwe arbeiderspartij zou eerst en vooral de meest bewuste en strijdbare elementen uit de arbeidersbeweging samenbrengen en als een instrument voor strijd fungeren, evenals als een laboratorium om ideeën en ervaringen te toetsen, op basis van een socialistisch programma.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop