Your cart is currently empty!
Vlaams Belang: lage organisatiegraad. Partij staat voor passief ongenoegen, niet voor actief verzet
Het VB beweert dat het een oppositiepartij is die de gewone Vlamingen zou verdedigen. De hoge verkiezingsresultaten voor de partij zijn echter vooral een uitdrukking van een passief ongenoegen, niet van een actief verzet tegen het huidige beleid. Een actief verzet zou immers tot andere conclusies komen dan de verdelende oplossingen van het VB. De lage organisatiegraad wordt nu opnieuw aangetoond door de ledencijfers van de partij.
De site Blokwatch maakte een overzicht van de ledencijfers van het VB de afgelopen jaren. In 2004 beschikte het VB over 17.892 leden. De partij haalde 981.587 stemmen. Dit betekent dat 1,82% van haar kiezers lid zijn van de partij. In andere partijen is de verhouding tussen het aantal leden en het aantal kiezers hoger.
Dat wijst erop dat het VB voornamelijk passieve steun krijgt maar deze niet organiseert of omzet in een actief verzet tegen het beleid. De vraag is natuurlijk ook wel tegen welke aspecten van het beleid het VB zich zou verzetten, en zeker ook tegen welke aspecten niet. Het sociaal-economisch beleid van de neoliberale coalitie gaat voor het VB niet ver genoeg en in zowat iedere beweging tegen de aanvallen van de regering staat het VB niet aan de kant van de arbeiders en hun gezinnen.
De organisatiegraad van het VB is er de afgelopen jaren verder op achteruitgegaan. Dat is ook het geval in de traditionele partijen waar steeds meer nadruk wordt gelegd op de rol van reclamebureaus of communicatiedeskundigen. Ook Groen maakt bijvoorbeeld gebruik van een extern communicatiebureau om haar strategie te bepalen.
De traditionele partijen kenden op 5 jaar tijd een serieuze afkalving. In 1999 telde de CD&V nog 105.939 leden, terwijl er daar in 2004 nog slechts 81.819 van overbleven. Dat is meer dan één vijfde van de leden die hebben afgehaakt (of overleden zijn). Bij de SP.a is er eveneens een sterke achteruitgang van 78.616 tot 67.166 leden. En dat zijn er nog steeds te veel als we SP.a voorzitter Johan Vande Lanotte mogen geloven. Die wil namelijk meer werken met “middengroepen” en NGO’s in plaats van met de leden. Door de afkalving bij de SP.a moet deze partij nu overigens de VLD laten voorgaan op het vlak van het aantal leden (bij VLD was de achteruitgang minder sterk waardoor de partij in 2004 nog 72.748 leden overhield).
In het VB is er de afgelopen jaren een zekere stagnatie op het vlak van ledenaantallen. In 1999 telde de partij 12.427 leden, in 2004 waren dat er zo’n 17.000 of evenveel als in 2000 (een jaar met gemeenteraadsverkiezingen). In 2005 en 2006 zou er een stijging zijn tot boven de 20.000, maar daar blijft enige onduidelijkheid over de cijfers bestaan.
De evolutie van de organisatiegraad wijst erop dat deze steeds vrij laag was zodra de partij electoraal doorbrak. Begin jaren 1980 was er nog een redelijk hoge organisatiegraad. De partij telde niet zo veel leden (van 1.231 in 1980 tot 2.630 in 1989) en haalde beperkte electorale scores. De eerste doorbraak van het VB in heel Vlaanderen (zwarte zondag 1991) ging gepaard met een stijging van het aantal leden tot 4.682 in 1992. De jaren hierna was er een gestage opmars. In 2000 bereikte het VB de kaap van de 17.000 leden en de partij bleef stabiel rond dat cijfer tot en met 2004. Hierna werd de kaap van de 20.000 leden genomen. Dat is op zich natuurlijk niet zoveel als je weet dat er wellicht tegen de 1.000 mandatarissen in het VB zijn (gemeenteraadsleden, parlementsleden, provincieraadsleden,…).
Regionaal gezien kende het VB zowat overal een groei in het aantal leden. In de provincie Antwerpen is er sinds 2000 echter een beperkte terugval. In 2000 beschikte het VB in de provincie over 6.724 leden, in 2004 waren dat er nog 6.574. Dat komt vooral door het arrondissement Antwerpen (de stad en omgeving), waar het aantal leden daalde van 4.821 tot 4.653 in 2004. Samen met Turnhout (waar er een lichte daling was), is Antwerpen het enige arrondissement waar het ledenaantal tussen 2000 en 2004 afnam.
Deze cijfers over ledenaantallen zijn interessant omdat ze een beeld kunnen geven van de dynamiek die achter een electorale groei zit. Zo zien we bijvoorbeeld dat in Nederland de electorale vooruitgang van de linkse partij SP gepaard gaat met een toename in haar ledenaantallen. Sinds 2000 was er zowat een verdubbeling tot inmiddels 50.000 leden. Bij het Vlaams Belang was er in de jaren 1990 een sterke vooruitgang van het aantal leden, maar de afgelopen jaren is die groei uitermate beperkt.
De electorale groei zal wellicht nog niet onmiddellijk tot een einde komen, maar het VB moet op steeds meer thema’s vertrekken van een defensieve positie. Naarmate de discussies onder bredere lagen van de arbeiders en hun gezinnen zich meer toespitsen op thema’s als de pensioenen, arbeidsomstandigheden, dure woningprijzen, gezondheidszorg, liberaliseringen (van bvb De Post),… zien we dat het VB er niet in slaagt om “marktleider” te zijn bij het ongenoegen op deze punten. De partij staat rond deze punten immers niet aan de kant van het ongenoegen, integendeel de partij wil net nog verder gaan in de afbraak van de openbare diensten en de arbeidsomstandigheden. Het is geen toeval dat het VB vriendelijk blijft tegenover een Jean-Marie Dedecker die in zijn programma stelt dat alle heil moet gezocht worden in een “flexibele arbeidsmarkt”.
Het ongenoegen tegenover het neoliberale beleid zal nood hebben aan een politieke vertaling. Het VB kan dit niet bieden, we zullen zelf moeten bouwen aan een politiek instrument. De ontwikkelingen rond het Comité voor een Andere Politiek bieden de beste kansen in jaren om te komen tot een nieuwe formatie. We hebben natuurlijk geen garanties op succes en CAP staat nog in haar kinderschoenen. We willen echter niet wachten tot er een kant-en-klaar politiek alternatief uit de lucht komt vallen, we willen zelf meebouwen aan initiatieven om tot een echt alternatief te komen. Daarin moet de basis een centrale rol spelen. Terwijl de traditionele partijen en ook het VB steeds minder aandacht hebben voor hun leden, maar wel voor reclamebureaus en communicatiestrategieën, zien we bij CAP een tegenovergestelde ontwikkeling. Dat is pas een andere politiek.