Your cart is currently empty!
Loononderhandelingen gestart. Onderhandelde achteruitgang of afgedwongen vooruitgang?
Op 13 november zijn de sociale partners gestart met de onderhandelingen voor een loonnorm voor de komende twee jaar. Bedoeling is om vast te leggen hoe sterk onze lonen de komende twee jaar kunnen stijgen. Dit kan een saaie discussie over cijfers lijken, maar er staat toch heel wat op het spel. Het gaat immers om de verdediging van onze lonen en onze koopkracht. Zullen we er de komende jaren verder op achteruitgaan of niet?
Geert Cool
Wie wint, wie verliest?
De afgelopen jaren was er een steeds sterkere polarisatie op het vlak van de lonen. De topmanagers verdienden steeds meer, terwijl gewone arbeiders er in reële termen op achteruitgingen.
Het loon van de directieleden van Bel-20 bedrijven steeg in 2005 met 12% tegenover het jaar ervoor. In de VS stegen de lonen van de 0,01% best betaalde werknemers met 617% op 5 jaar tijd (tussen 1996 en 2001). Bij de 0,1% best betaalden daalt dit cijfer reeds tot 256%. Een Amerikaanse topmanager verdiende in 2005 zo’n 10,5 miljoen dollar per jaar, of 369 keer het loon van een gemiddelde arbeider. In 1993 was dat “slechts” 131 keer een gemiddeld loon en in 1976 was het 36 keer.
Tegelijk moet de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven in België toegeven dat de gemiddelde koopkracht er op achteruit gaat. De afgelopen vier jaar daalde onze koopkracht met 1,3%. Dat komt onder meer door de ondermijning van de index (door een aantal producten eruit te halen). Een studie van het Onderzoeks- en informatiecentrum van de verbruikersorganisaties (OIVO) stelt dat er zelfs sprake is van een daling van de koopkracht tot 3% per jaar.
Naar een Interprofessioneel Akkoord (IPA)?
Een IPA is een algemeen akkoord dat om de twee jaar wordt onderhandeld door vakbonden en patronaat. Een IPA handelt onder meer over de lonen en arbeidscondities van twee miljoen werknemers in de privé-sector, maar ook over de uitkeringen.
Sinds begin jaren 1960 wordt een dergelijk interprofessioneel akkoord gesloten. Het is echter opvallend dat de stijging van de lonen die toegelaten wordt, aan het afnemen is. In het kader zie je de cijfers van de afgelopen jaren.
- 1997-1998 : 6,1%
- 1999-2000 : 5,9%
- 2001-2002 : 6,4%
- 2003-2004 : 5,4 %
- 2005-2006 : 4,5 %.
Nu stelt de CRB dat de lonen in 2007-2008 zouden mogen stijgen met 5,5%, maar er is nog discussie over een deel daarvan aangezien het patronaat meent dat de lonen de afgelopen twee jaar te sterk zouden zijn gestegen.
Welke loonnorm?
De CRB stelt 5,5% voor, wat hoger ligt dan de vorige loonnorm. Waarom ligt dit hoger? Wellicht is een belangrijke reden de inflatie. Dat is de stijging van de prijzen en de levensduurte. Voor 2007-2008 wordt voorspeld dat de index zal stijgen met 3,9%. Enkel het deel daarboven wordt gezien als een reële loonsverhoging. En zelfs dat klopt niet. Benzine is uit de index gehaald, waardoor er geen rekening wordt gehouden met de benzineprijzen. Ook wordt slechts heel beperkt rekening gehouden met de huisprijzen, terwijl we ook op dat vlak enorm sterke stijgingen zien.
Het VBO stelt dat het beter zou zijn om te werken met een loonnorm van 4,4% omdat de voorbije twee jaar de lonen in België 1,1% sterker stegen dan in de buurlanden. De Belgische lonen stegen met 4,7%, terwijl dat in de buurlanden gemiddeld lager lag. De neerwaartse spiraal op het vlak van de lonen moet volgens de patroons dus ook hier verder gezet worden. Wellicht als argument om in de buurlanden eveneens extra besparingen op onze kap door te voeren. Bovendien moet worden opgemerkt dat een loonnorm van 4,4% in de realiteit betekent dat er een verdere achteruitgang zal zijn aangezien de inflatie hoger zal liggen.
Het gaat bovendien vooral om de Duitse lonen die vandaag minder sterk stijgen als de index. De Belgische lonen stegen minder als de Franse en Nederlandse lonen. Er is in Duitsland een reële en concrete achteruitgang voor de arbeiders en hun gezinnen. Het is niet verwonderlijk dat er eind oktober zo’n 250.000 betogers waren tegen het regeringsbeleid van Merkel. Nu stelt de Duitse regering zelfs voor om de pensioenleeftijd te verhogen tot 67 jaar. Dat soort beleid wil het patronaat ook bij ons.
Hoe wordt de aanval ingezet?
De afgelopen jaren waren er verschillende opmerkingen en reacties vanuit patronale kringen over de noodzaak om iets te doen tegen de index. De index is de automatische aanpassing van de lonen aan de stijgende prijzen, of toch aan een deel van de stijgende prijzen.
Die index is reeds ondermijnd, onder meer door benzine eruit te halen. Maar ook door bijvoorbeeld de prijzen voor huisvesting te onderwaarderen. Vandaag tellen huurprijzen voor 6,2% van het inkomen mee in de becijfering van de index. De meerderheid van de Brusselse gezinnen geeft meer dan 30% van haar budget uit aan huisvesting, in Vlaanderen betaalt meer dan de helft van de huurders meer dan 20% van het gezinsinkomen aan huur.
Toch meent het VBO dat het afschaffen van de index de “beste oplossing” zou zijn. Het zou een directere en rechtstreekse aanval op de lonen gemakkelijker maken. Anderzijds beseft het patronaat dat het voorzichtig moet zijn. Ook het patronaat heeft lessen getrokken uit de beweging tegen het Generatiepact. Om te raken aan de index, zal wellicht eerder gekozen worden voor een indirecte aanval.
De index is van groot belang omdat het ervoor zorgt dat de lonen aangepast worden aan de stijgende levensduurte. Door het algemeen karakter van de indexering is het bovendien mogelijk om in sectoren waar de arbeiders zwakker staan in de onderhandelingen met het patronaat toch niet te komen tot een te grote achteruitgang.
All-in akkoorden
Het patronaat rekent vooral op akkoorden in de sectoren waar een buffer wordt opgebouwd tegen de stijgende index. Op dit ogenblik vallen 516.000 arbeiders (één op vijf) onder een regeling van all-in akkoorden of varianten hierop (zoals saldi-akkoorden).
Grosso modo zijn er volgende mogelijkheden in deze zin:
> een akkoord waarbij een deel van de loonsopslag geschrapt wordt als de index teveel stijgt. Een dergelijk akkoord is van toepassing in de metaalsector
> een akkoord waarbij een algemeen maximumplafond wordt vastgelegd, inclusief de indexering. Dit betekent dat de indexering wordt stopgezet als er een te sterke stijging is. In oktober 2006 gebeurde dit effectief in de bouwsector.
> Een akkoord waarbij wordt overeengekomen om de te grote stijgingen nadien te verrekenen in volgende sectorakkoorden.
Het valt te verwachten dat er meer voorstellen komen om dit soort akkoorden te sluiten in de sectoren. Er wordt zelfs gehoopt op een quasi veralgemening ervan. Voor het patronaat wordt dit alvast de inzet van de loononderhandelingen.
Is er dan zo’n probleem met de lonen?
Als we de winsten bekijken, zouden we het alleszins niet zeggen. Fortis boekte in de eerste 9 maanden van 2006 al evenveel winst als in 2005. Het gaat om een nettowinst van 3,6 miljard euro. Dat is geen alleenstaand gegeven, de afgelopen 5 jaar steeg de nettowinst van de beursgenoteerde bedrijven met 41%.
Bovendien stijgt de productiviteit van de Belgische werknemers sneller dan hun lonen. In de periode 2003-2004 steeg de productiviteit per werknemer in België met 3,1%, de loonkost per eenheid steeg met 1,4%. Dat betekent dat er meer geproduceerd wordt, terwijl dit niet wordt verrekend in de lonen. Extra winsten voor het patronaat dus.
Hieronder zie je een vergelijking van de productiviteit en loonkost in 2003-2004:
|
De winsten kunnen dus stijgen omdat de lonen niet de stijgende productiviteit volgen. Een ander element waardoor de winsten kunnen stijgen, zijn de enorme cadeaus die het patronaat krijgt van de regering.
De vermindering van "patronale" bijdragen (wat eigenlijk een onderdeel vormt van ons loon) aan de sociale zekerheid loopt enorm op en blijft toenemen:
– 2000 : 2.964.200.000 €
– 2001 : 3.487.200.000 €
– 2002 : 3.579.200.000 €
– 2003 : 3.749.800.000 €
– 2004 : 4.604.300.000 €
– 2005 : 5.279.600.000 €
– 2006 : 5.415.100.000 €
Toch heeft het patronaat een probleem met onze lonen omdat haar inhaligheid geen grenzen kent!
Welk syndicaal antwoord kunnen we verwachten?
In 2004 organiseerden de vakbonden een nationale betoging tegen de voorgestelde loonnorm. 50.000 betogers trokken in december 2004 door de straten van Brussel. Een nieuw voorstel tot loonnorm werd aanvaard door de vakbondsleidingen, maar weggestemd door de ABVV-basis. De regering kwam tussen en legde de norm van bovenaf op. Door het gebrek aan een georganiseerd verzet, kwam de regering ermee weg.
Nu lijken de vakbondsleidingen zich opnieuw erg gematigd op te stellen. In september nog sloten ze een akkoord met het patronaat om enerzijds de uitkeringen te laten stijgen, maar vooral ook om een reeks extra cadeaus te geven aan het patronaat in de vorm van lastenverlagingen (onder meer op overuren en ploegenarbeid). Bovendien werd erkend dat de lonen niet te sterk mogen stijgen in vergelijking met de buurlanden. De negatieve spiraal vanuit Duitsland wordt dus impliciet erkend en aanvaard. Als de vakbonden vandaag stellen dat er ruimte is voor loonsverhogingen omdat de economische situatie hier beter is als in de buurlanden, wordt een gevaarlijk argument aangebracht. Hiermee wordt de onderlinge concurrentie met de buurlanden immers gedeeltelijk aanvaard.
De vakbondsleiding stelt dat de onderhandelingen moeilijk zullen zijn. Er wordt geprobeerd om te komen tot een loonsverhoging naast meer aandacht voor vorming. In een gezamenlijk persbericht luidt dit: “Vandaag is het meer dan ooit duidelijk dat de toekomst niet moet verzekerd worden via een unilaterale strategie steunend op de loonkost alleen, maar dat dit moet gebeuren via een offensief beleid gericht op innovatie en vorming.” Het is moeilijk om de patronale eisen tegen te houden als vertrokken wordt van een zelfde logica.
Het is bovendien zeker de vraag of de vakbondsbasis zomaar in de pas zal lopen. In de beweging tegen het Generatiepact is duidelijk geworden dat de basis niet zomaar de leiding volgt en soms zelfs regelrecht ingaat tegen de ordewoorden van bovenaf. Dat werd onder meer duidelijk in het ACV waar 58.000 leden staakten op 7 oktober 2005 toen het ABVV alleen opriep tot een algemene staking en de ACV-leiding zelfs advertenties plaatste met “10 redenen om niet te staken”.
Tegenover de patronale voorstellen en eisen, zal een sterke en eengemaakte beweging nodig zijn. Dat wordt niet opgebouwd door toegevingen te doen aan het patronaat, maar door te bouwen aan een krachtsverhouding. Dat kan door de vakbondsbasis te organiseren en te informeren om nadien tot mobilisaties te kunnen overgaan.
Dit kan versterkt worden door een programma naar voor te brengen dat inspeelt op de bekommernissen en bezorgdheden onder de arbeiders en hun gezinnen. Enkele elementen die hierbij naar voor kunnen gebracht worden zijn:
- Neen aan de neerwaartse spiraal voor de lonen. Tegenover de concurrentie voor de grootste daling van de koopkracht in Europa, stellen we de noodzaak van gezamenlijk verzet voor reële loonsverhogingen
- Neen aan de aanvallen op de index, voor het herstel van de volledige index met een nieuwe samenstelling van de indexkorf die aangepast is aan de realiteit
- Neen aan de indirecte aanvallen op de index door middel van all-in akkoorden en andere mechanismen om de index te ondermijnen.
- Voor een verhoging van de lonen en de sociale uitkeringen
- Voor een draagbaar arbeidsritme: neen aan het opdrijven van de flexibiliteit
- Voor een herverdeling van het werk in plaats van de werkloosheid: vermindering van de werkduur tot 32-uren per week met proportionele aanwervingen
Meer info
Op de website van het Comité voor een Andere Politiek staat een uitgebreid dossier over de loononderhandelingen. Heel wat elementen in dit artikel komen uit die brochure. Hier vind je dat dossier.
Eerdere artikels op deze website inzake de lonen, vind je op www.lsp-mas.be/lsp/lonen/.