Your cart is currently empty!
Vrije tribune. Armoede en uitsluiting – een andere visie
Vrije tribune
We publiceren een vrije tribune door Stefan Roumen van het Vierde Wereld Syndicaat (VWS) over de strijd van deze organisatie tegen armoede en uitsluiting. Het VWS is een zelforganisatie van armen die probeert een reeks standpunten en acties te ontwikkelen. We zijn het niet over alles eens in de onderstaande tekst, maar vinden het een interessante discussietekst.
Stefan Roumen, Vierde Wereld Syndicaat
Nu ongeveer een jaar geleden werd het Vierde Wereld Syndicaat, een vereniging van assertieve armen, officieel opgericht. De organisatie staat open voor alle armen zonder onderscheid, de doelstelling is om geen armen uit te sluiten en de leden aan te zetten tot een actief verzet tegen de uitbuiting en de sociale uitsluiting zoals die plaatsvinden in de huidige kapitalistische maatschappij. Dat vereist uiteraard een hoge graad van bewustmaking van en door de armen zelf. Dit gebeurt door onderlinge discussie met als doel de soms nogal uiteenlopende opvattingen van de mensen dichter tot elkaar te brengen.
Het Vierde Wereld Syndicaat is sterk gekant tegen de veel te hoge huurprijzen, onrechtvaardige uithuiszettingen, privatisering van natuurlijke hulpbronnen en de ondemocratische opstelling van veel bestaande armoedebestrijdingsverenigingen die er eerder op gericht zijn de armen te dirigeren en te sussen dan hen op te wekken tot de concrete sociale strijd.
Soms ondersteunt het VWS ook campagnes van andere zelforganisaties, als uit onderlinge discussie gebleken is dat de actieve leden daartoe unaniem bereid zijn. Zo namen we al deel aan enkele betogingen tegen het lamentabele asielbeleid van Patrick Dewael en hebben we ook een actiecomité ondersteund van mensen met het Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS) en met Fibromyalgie (chronische pijnlijke ontstekingen van het spierbindweefsel) omdat deze mensen geen erkenning krijgen voor hun ziekte en daardoor gemakkelijke prooien zijn voor schorsing door het RIZIV en andere vormen van paternalistisch wanbegrip (men beweert steeds opnieuw dat het alleen maar tussen hun oren zit). Dat was dan ook meteen de link met armoede, want mensen die te ziek zijn om te blijven werken, en toch geen uitkering krijgen, belanden al snel in de bestaansonzekerheid.
Op een aantal van onze pamfletten roepen wij op tot solidariteit tussen werkers, armen en uitgeslotenen. Wat werkers zijn, daarover bestaat er weinig onduidelijkheid. Maar wie of wat de armen precies zijn, daarover verstaat er nogal wat twijfel. Als voorlopige werkhypothese namen wij onlangs aan dat er een verschil bestaat tussen zgn. ‘culturele armen’ en ‘materiële armen’, maar deze scheidingslijn valt uiteraard niet altijd even duidelijk te trekken en dient dus eerder begrepen te worden als een voorlopige hypothese en zeer zeker niet als een wetenschappelijk onderbouwde classificatie.
Een ‘culturele’ arme is iemand die onthecht is van het materiële in die zin dat hij niet echt van levensstijl zou veranderen, zelfs al moest hij als bij wonder morgen opeens multimiljonair zijn. De ‘culturele’ arme is immers geen banale materialist die er alleen maar van droomt om geld in het laatje te krijgen, maar hecht veel meer belang aan een eenvoudige, bescheiden levenswijze met hoge morele standaarden.
De ‘materiële’ arme daarentegen is een arme die even weinig bezit als de ‘culturele’ arme, maar die zich dat onder druk van de maatschappij en de kapitalistische propaganda erg hard aantrekt en er eigenlijk alleen maar van droomt om zelf rijk te worden. De armen van het Vierde Wereld Syndicaat behoren dus vooral tot de eerste groep, de groep van maatschappijkritische armen, omdat zij de zienswijze en doelstellingen van de kapitalistische maatschappij niet onderschrijven, terwijl materiële armen zorgvuldig gehersenspoeld door commercie, burgerlijke visies en reclame, dat doorgaans wèl doen, of in ieder geval zeker zouden doen moesten zij plotseling wel opeens een heleboel geld ter beschikking hebben.
Natuurlijk is het onderscheid, zoals gezegd, niet zo bindend en niet zo zwart-wit en komt het er in werkelijkheid op neer dat men eerder overwegend een ‘culturele’ of een ‘materiële’ arme kan zijn.
In de socialistische visie behoren de armen tot de arbeidersklasse, net zoals vele andere loontrekkenden, zoals bedienden, gewoonlijk ook tot de arbeidersklasse gerekend worden. “De armen” vormen dus geen aparte klasse, ook al zou die indruk abusievelijk al snel kunnen ontstaan omdat we vaak spreken over ‘de armen’ als groep. Marx duidde hen in zijn tijd aan als het ‘Lumpenproletariat’, misschien omdat veel armen en werklozen in die tijd trachtten aan de kost te komen als voddenrapers of omdat hun kleren in uitzicht niet veel verschilden van de lorren die zij verzamelden, maar in onze dagen komt die term bij velen nogal denigrerend over. Deze term in de huidige situatie gebruiken zou getuigen van weinig respect voor de 6 % werkende armen die ons land al rijk is. De doelstellingen van het VWS zijn in dat opzicht gelijklopend met die van bijvoorbeeld LSP, dat zij streven naar een klassenloze maatschappij, waar ieder werkt naar eigen vermogen en krijgt naar reële behoefte, in een rechtvaardige wereld waar ieder de vruchten van zijn eigen arbeid kan genieten zonder dat er een economische werkelijkheid wordt opgelegd die gebaseerd is op de uitbuiting van de ene mens door de andere.
Het VWS is echter niet uitgesproken socialistisch, aangezien er ook mensen zijn die via andere wegen en doorheen de studie van andere filosofieën tot dezelfde inzichten gekomen zijn. Zo staan niet alleen sommige ideeën van Marx en Engels centraal in ons denken, maar ook van Henry George, die vond dat de grootste uitbuiting gelegen was in de privatisering van natuurlijke hulpbronnen (zeer actueel thema trouwens gezien de oorlog om olie en zo meer), terwijl Marx en Engels vonden dat de grootste uitbuiting eerder lag in het feit dat de productiemiddelen in private eigendom zijn van de kapitalisten terwijl de arbeider zijn arbeidskracht, want iets anders bezit hij niet, tegen een veel te lage prijs moet verkopen. Na lange discussie zijn we binnen VWS tot de conclusie gekomen dat de visies van George en die van Marx niet zozeer als met elkaar in tegenstelling gezien moeten worden, maar eerder complementair zijn, d.w.z. dat ze elkaar aanvullen in hun kritiek op de private eigendom en het wezen van het kapitalisme.
Wat bedoelt VWS met solidariteit tussen werkers en armen? Wij bedoelen hiermee vooral dat de bourgeoisie en hun politieke lakeien zich verkneukelen in het feit dat zij de armen en de werkers onderling tegen elkaar kunnen uitspelen en opstoken. De werkenden, die de armen van morgen zullen zijn, moeten zich niet laten beïnvloeden door de rechtse propaganda die armen voorstelt als profiteurs en parasieten. Op die manier trachten rechts en extreem-rechts immers een rookgordijn te leggen om het werkelijke profitariaat, nl. dat van de kapitalisten en hun slippendragers, aan het zicht te onttrekken.
De werkenden moeten leren om niet de armen/werklozen aan te vallen en te ‘bashen’, maar zich samen met degenen die het minste te verliezen hebben te keren tegen hun werkelijke uitbuiters, nl. de kapitalisten die niet alleen de natuurlijke hulpbronnen, de grond en straks het water en de lucht privatiseren, maar daarbij ook nog de productiemiddelen (fabrieken, machines,…) in private eigendom hebben waardoor zij de vruchten van de door de werkers gepresteerde arbeid kunnen afromen.
De verdeel- en heerspolitiek van de grote partijen en van het financierskapitaal dat zich achter hen verschuilt heeft tegenwoordig veel succes in die zin dat de ‘vreemdelingen’ zonder geld en de armen/werklozen enerzijds over één kam geschoren worden als zijnde mensen die van de sociale zekerheid ‘profiteren’ (alsof het zo’n vetpot is om te moeten rondkomen met vaak nog geen 700 euro per maand), terwijl de regering anderzijds de armen onder ronduit slechte voorwaarden, halftimes, slechte contracten, nepstatuten en interimjobkes probeert uit te spelen tegen de andere werkers, teneinde de sociale verworvenheden van die werkers verder te ondergraven.
Dat kadert volledig binnen de patronale strategie om steeds te blijven klagen over ‘te hoge loonkosten’, terwijl ons land 9de staat op de Europese ranglijst en er schijnbaar niemand zijn beklag maakt over de lonen, premies en ontslagvergoedingen van directeurs en managers. Daar zijn de loonkosten schijnbaar helemaal niet te hoog aangezien men onlangs nog voorstelde de lonen van de topmensen van de NMBS te verhogen. Dan komt Van de Lanotte nog wat hypocriete protestjes ten gehore brengen, terwijl hij zelf deze topmensen heeft aangesteld.
Hoe ideaal we ons de post-revolutionaire samenleving ook zouden kunnen voorstellen, er zal uiteraard altijd wel gewerkt moeten worden. Maar overproductie en schaalvergroting zijn vaak onnodig waar het er alleen maar op gericht is om mondiaal de prijzen te kelderen en de kleine boeren en ondernemers te nekken, zowel in binnen- als in buitenland, terwijl de multinationals immer voortgaan met het opstapelen van bankbriefjes in belastingparadijzen.
Laten we ons dus niet blindstaren op ‘werken’ alleen, maar ons vooral bezinnen over het nut, de inhoud en de kwantiteit/kwaliteitsverhouding van onze arbeid, die zinvol en bevredigend, m.a.w. niet vervreemd dient te zijn. De mens, en dus ook de arbeider, heeft nog veel meer talenten, capaciteiten en bekommernissen dan alleen maar het verkopen van zijn arbeidskracht of het kopen/verhandelen van materiële waren.
In de kapitalistische maatschappij, die mensen hun levenszin afknijpt, worden helaas alleen bepaalde soorten van ‘werk’ en bepaalde karaktertrekken gehonoreerd en geapprecieerd door de winstnemers (zie verder voor de terminologische verklaring). En niet al het nuttige wordt gevaloriseerd, slechts dat wat nuttig is voor degenen die de winsten binnenrijven is heden ten dage van maatschappelijk belang. Dat is hetgeen waarvoor men bereid is te betalen, alle andere menselijke eigenschappen worden zomaar vergeten en weggecijferd in de race naar het steeds méér, steeds grootser, steeds duurder,…
Het Vierde Wereld Syndicaat heeft de vrijheid genomen om het heersende discours dat door de bourgeoisie wordt verspreid in een nimmer aflatende propagandistische informatiestroom, een beetje om te buigen en de dingen te benoemen naar hun essentiële eigenschap. Zo is het woord ‘werkgever’ zeer ideologisch gekleurd en reflecteert het slechts de visie van de kapitalist. De essentiële eigenschap van de kapitalist is echter niet dat hij anderen iets ‘geeft’, m.n. werk, maar wel dat hij iets ‘neemt’, nl. de winsten die hij in zijn zakken steekt. Daarom leek de term ‘winstnemer’ ons niet alleen geschikter, maar ook veel accurater in die zin dat hij de ware verhoudingen blootlegt en ze niet maskeert. De omschrijving ‘werknemer’ leek ons dan ook even foutief aangezien de essentiële eigenschap van de arbeiders niet is dat zij iets ‘nemen’, maar wel dat zij iets geven, nl. winst. ‘Winstgever’ is dan ook een veel klaardere omschrijving in de huidige maatschappelijke context waar aandeelhouders de winsten opstrijken terwijl de anderen tewerkgesteld worden om die winst op te leveren.
Ook waar het de armen betreft, hebben we de terminologie enigszins omgesmeed. Een arme wordt door het VWS vaak omschreven als een ‘andersrijke’, omdat de nadruk niet steeds moet liggen op het feit dat iemand weinig geld en materiële goederen bezit, maar dat de nadruk eens verlegd mag worden naar het feit dat veel armen op een andere manier ‘rijk’ kunnen zijn, aangezien ze vaak goede ideeën hebben, vaak zelfredzaam en inventief zijn (probeer maar eens zonder geld te overleven in een wereld waar alles steeds duurder wordt en waar het aantal vrije, niet kapitalistisch uitgebuite ruimtes steeds kleiner wordt), of uitblinken in artistieke bekwaamheden, in literaire kennis , in menslievendheid (hoeveel armen doen er vrijwilligerswerk), of in revolutionaire gedrevenheid, allemaal dingen die niet gehonoreerd worden door deze zieke maatschappij waar men alleen nog respect kan opbrengen voor technologische kennis, boekhoudkundige bekwaamheden en rijkdom.
Op dezelfde wijze hebben we de rijken betiteld als ‘andersarmen’, omdat zij in hun onophoudelijk streven naar status en macht door middel van geld vaak vergeten te leven, eenzaam zijn zonder het te beseffen en de gezondheid van het milieu en van de arbeiders en armen opofferen in ruil voor materieel en financieel gewin. Hun bekrompen visie en hun winstbejag helpen de hele aarde om zeep, waardoor zij, de geldverslaafden, eigenlijk de echte psychopathische zieken en geestelijke armen zijn, ook al zouden ze dat maar al te graag in onze schoenen proberen te schuiven. Mensen met een beetje meer spirituele inhoud beseffen maar al te snel hoe beperkt de horizon van deze rijken is, hoe arm zij zijn aan geest.
In de kapitalistische maatschappij zou iedereen ernaar moeten streven een hoogopgeleide ‘topmanager’ te worden en zich zo slaafs, plastisch en flexibel moeten opstellen dat er van een eigen mening geen sprake meer kan zijn. Maar veel mensen passen niet in de door bedrijfspsychologen en personeelschefs opgestelde psychopathische profielen, evenmin als zij passen in de door reclamebureaus uitgedokterde kitscherige soorten lifestyle.
En juist doordat zij daar door hun kritische geest of ‘andersrijke’ interesses niet in passen en als hun voornaamste levensdoel niet het ‘winstgever-zijn-voor-kapitalisten’ vooropgesteld hebben, worden zij niet alleen a priori uitgesloten van de hedendaagse ‘kenniseconomie’ en bijbehorende arbeidsmarkt, maar ook nog eens van de op materiële goederen beluste maatschappij in haar geheel. Wie immers niet wil meedoen in de oneindige race naar steeds groter en steeds meer, belandt tussen wal en schip, tussen hamer en aambeeld en vervolgens in de goot.
Het Vierde Wereld Syndicaat heeft ook al meermaals actie ondernomen tegen het “Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen” een overkoepelende vereniging van een heel aantal verenigingen die zich op één of andere manier bezighouden met armoede in Vlaanderen. Dit netwerk is een door de overheid opgezette structuur die mikt op een paternalistische benadering van ‘de armen’ en die gericht is op het sussen van de onvrede die steeds groter wordt bij die armen zelf. Zij hebben immers geen enkele reële inspraak in het bestuur van dat Vlaams Netwerk (de naam ervan spreekt o.i. al boekdelen), waar alleen door de overheid betaalde professionelen (voornamelijk universitairen en hooggeschoolden) het woord nemen, terwijl zij beweren dat het tegendeel het geval zou zijn. Zij noemen zich immers ‘de vereniging van de verenigingen waar de armen het woord nemen (sic)’, terwijl men er voornamelijk de armen het woord in de mond legt. De overheid heeft immers altijd graag een paar sukkelige armen in de kast zitten die men naar believen kan laten opdraven om beleidsondersteunende dingen te zeggen en te applaudisseren als de zoveelste petitie wordt overhandigd aan de heersende burgerlijke politici. Alleen wanneer het past natuurlijk, daarna moeten die armen weer netjes gaan zitten en vooral zwijgen, anders worden ze uitgesloten van het Vlaams Netwerk. Dat heet dan in schone bewoordingen ‘participatie van de armen’. Het Vlaams Netwerk teert dan ook voornamelijk op de goedgelovigheid van heel wat naïeve armen die niet beter weten en op die manier kan de overheid ook laten uitschijnen dat er iets aan de armoede gedaan zou worden in ons land, terwijl de regerende partijen toch alleen maar de kaart trekken van het kapitaal, terwijl arbeiders, bedienden en armen politiek dakloos gemaakt zijn en blijven zolang er geen geloofwaardig initiatief van de grond komt.
Het Vierde Wereld Syndicaat is voornamelijk opgericht uit onvrede met de lamme houding van het Vlaams Netwerk en het totaal gebrek aan inspraak en democratie dat er heerst. Ondanks alle middelen die dat Netwerk ter beschikking heeft, weigert het pertinent om de armen bewust te maken van de uitbuiting en van de mogelijke oplossingen, weigert het even beslist om hen te mobiliseren voor de consequente revolutionaire antikapitalistische en andersglobalistische strijd en beperkt het zich tot zeer kleine, futiele aanpassingen van reformistische aard.
Bewuste armen die het gebrek aan democratie aanklagen of die oplossingen aandragen die niet passen binnen de grenzen die zijn getrokken door de bourgeoisie en het financierskapitaal, worden ongenadig uitgesloten en afgeblokt. Het Vlaams Netwerk maakt er een sport van om de echte oorzaken van armoede (imperialisme, globalisering, uitbuiting, privatiseringen, sluitingen en afdankingen) toe te dekken met de mantel der hypocrisie. Hun teksten beperken zich tot het declameren van veel te algemene vaagheden zoals bijvoorbeeld ‘armoede is een structureel probleem’, maar verder gaat men niet, stilzwijgen dat men wegen toont om uit die impasse te geraken.
Het Vlaams Netwerk wordt gedirigeerd door krachten die door de overheid betaald worden en die de armen het woord in de mond moeten leggen. De armen zelf komen er nauwelijks aan het woord, tenzij om beleidsmaatregelen toe te juichen of hun beklag te maken over de actuele situatie en persoonlijke probleempjes, liefst zonder verdere duiding over de sociaal-economische toestand die het bewustzijn van andere armen zou kunnen vergroten. Het Vlaams Netwerk, tenslotte, ontpopt zich als een blok aan het been van assertieve en antikapitalistische armen die werkelijke veranderingen willen aanbrengen en niet alleen willen palaveren over kortingen en reisjes binnen de grenzen die door het burgerlijk kapitalisme bepaald worden.
Het Vierde Wereld Syndicaat daarentegen probeert steeds om willekeurig welke arme tot zelfbewustzijn te brengen en om hem aan te moedigen deel te nemen aan de strijd tegen het paternalisme en ook tegen allerlei andere hypocriete vormen van naar katholicisme riekende liefdadigheid om hen te mobiliseren voor een strijd om onvervreemdbare rechten, i.p.v. kritiekloos tijdelijke gunsten en cadeautjes te aanvaarden in ruil voor gehoorzaamheid. Want die cadeautjes vormen slechts een schaamlapje voor hun situatie van rechteloosheid en niet au sérieux genomen worden.
De tactiek van staat en kapitaal is immers niet alleen die van brute repressie, maar wel die van onderdrukking door middel van het scheppen van een aantal illusies en hoop op beterschap. Daarom ‘luistert’ men inderdaad wel naar de armen, zonder evenwel iets aan hun situatie te veranderen. Veel armen voelen zich, doordat er geluisterd wordt, begrepen, maar beseffen niet dat ze op die manier gewoon aan het lijntje gehouden worden. De hele sociale sector is er immers in toenemende mate op gericht om de armen in te schakelen voor bepaalde taken, gewoonlijk van een tijdelijk en onzeker karakter.