Jobcreatie in België: burgerlijke pers zet trukendoos open

De Nationale Bank berekende dat er in België 4,27 miljoen mensen een baan hebben, als werknemer of als zelfstandige. Dat zouden er maar liefst "600.000" meer zijn dan 20 jaar geleden, in 1985. Er gingen weliswaar 220.000 jobs verloren in de industrie, maar in de dienstensector kwamen er volgens de Nationale Bank 800.000 jobs bij.

Peter Delsing

Opbeurend, zelfs feestelijk, nieuws voor voorstanders van de vrije markt? Met de golf van herstructureringen in België, en de openlijk antineoliberale massaprotesten in Frankrijk, kwamen de liefhebbers van de markt er recent nogal berooid vanaf.

Meer heeft Yves Desmet, van de krant De Morgen, niet nodig om de loftrompet over "onze" fel geplaagde burgerlijke politici af te steken. Onder de titel "Record" schrijft deze fervente aanhanger van de vrije markt, die doorgaans zijn weerzin voor vakbondsstrijd niet onder stoelen of banken steekt: "600.000 nieuwe banen in twintig jaar tijd, het is een mooie prestatie van de ondernemerswereld, de sociale partners en de zo verfoeide politiek, die door een kwart van de kiezers blijvend uitgespuwd wordt." We zijn verwend, maar ondankbaar. Zo lijkt de onderliggende conclusie.

Helaas heeft Yves een klein aantal maatschappelijke ontwikkelingen over het hoofd gezien. Hij kan enkel tot zijn conclusie komen – spijtig genoeg – door verschillende, makkelijk op te sporen truken toe te passen.

De truc van de onbestaande groei van deeltijdse jobs (of de Wonderen van het Internet)

Als Yves zich – dankzij enkele muisklikken en de zoekmachine Google – wat diepgaander had geïnformeerd, had hij kunnen vaststellen dat het fenomeen deeltijdse arbeid de laatste 20 jaar explosief is gegroeid. Van 9% in 1985 naar 22,6% in 2004, om precies te zijn. Bij die gegevens kwam ik terecht na bijna 30 seconden Googlen, op een gespecialiseerde overheidssite.

Appels – voltijdse jobs – kan je vanzelfsprekend niet met peren – deeltijdse jobs – vergelijken. Mensen leven ook niet half, of van een half inkomen (jammer genoeg sommigen soms, gedwongen, wel). Het is duidelijk dat de Nationale Bank met die 4,27 miljoen jobs niet verwijst naar stuk voor stuk voltijdse jobs, of "arbeidsequivalenten".

Binnen de twee minuten na het sobere begin van mijn Google-speurtocht was ik er, in tegenstelling tot hoofdredacteur Yves Desmet – die soms een beetje te snel achterover leunt, ook achter dat ik die "voltijdse equivalenten" niet zelf met een bic en papier moest omrekenen. Een aantrekkelijk perspectief. Wij haten eenvoudige rekenkunde soms even hard als sommige hoofdredacteurs van kwaliteitskranten.

De statistieken van de regering spreken voor zich: op 31 maart 2005 waren er weliswaar 3,184.115 jobs van loontrekkenden (arbeiders, bedienden, ambtenaren). Maar kijk, omgerekend naar voltijdse jobs of "arbeidsequivalenten" waren er dat nog maar: 2,668.497 (voltijdse) jobs. Dat zijn er, met bescheiden balpen en papier uitgerekend, 515.618 minder. Herinnert u zich nog hoe de traditionele pers bijna een gat in de lucht sprong, omdat er tussen 1985 en 2005 zogenaamd "600.000" jobs waren bijgekomen?

Om echt volledig te zijn, zouden we ook de deeltijdse arbeid van zelfstandigen moeten omrekenen naar voltijdse equivalenten. In 2004 waren er – na drie minuutjes verder Googlen -681.000 zelfstandigen. In 2000, zo vonden we, werkte 7% van de zelfstandigen deeltijds. Laten we aannemen, zeer conservatief, dat dat aantal tegen 2004 niet spectaculair is toegenomen, en dat die zelfstandigen 50% van de uren van een voltijdse baan presteren. Dat zou betekenen dat we, bij benadering, 681.000 – 53.670 + (53.670 gedeeld door factor 2) = 654.275 voltijdse arbeidsequivalenten voor deze zelfstandigen mogen rekenen. Dit voor het laatste jaar waar we op internet gegevens van terugvonden (2004). Terzijde: naar linkse socialisten lekt de Nationale Bank minder studies dan naar de kwaliteitspers.

In plaats van "600.000" nieuwe jobs te hebben bijgecreëerd, blijken dat er in voltijdse jobs 515.618 + 26.835 = 542.453 jobs, bij benadering, minder.

Eureka. Wij leken flink op weg om de Da Vinci Code van de kapitalistische jobcreatie te kraken. We vonden het ondertussen wel spijtig dat ze bij De Morgen, verschillende andere kranten, en zelfs het VRT-nieuws – wij vielen bijna van onze stoel toen we die canard zagen passeren – zich die kleine inspanning niet hadden getroost.

Natuurlijk moeten we, als we – in tegenstelling tot de veel te hard van stapel lopende burgerlijke pers – een beetje correct willen blijven, ook de jobs uit 1985 naar voltijdse equivalenten omrekenen. Laat ons aannemen dat – als er volgens de statistieken 9% van de loontrekkenden deeltijds werkte aan gemiddeld 50% van een voltijdse job – het totale aantal deeltijds werkenden (loontrekkenden + zelfstandigen) in 1985 genereus rond de 12% lag. Dit betekent dat je destijds op 3,449.800 voltijdse equivalenten kon rekenen. De voltijdse equivalenten uit beide jaartallen tegen elkaar afgezet, levert geen "600.000" voltijdse nieuwe jobs op, maar slechts 277.857 voltijdse jobs erbij. Op 20 jaar tijd.

Toegegeven: onze benadering is niet exact wetenschappelijk, maar in ieder geval stukken wetenschappelijker dan een, wij stellen het ook maar vast, met zijn pet – en liberale vooroordelen – ernaar mikkende Yves Desmet.

Sommigen zullen misschien opmerken dat dit cijfer – 277.857 jobs erbij – "lang niet slecht" is. Het is toch niet niks? Wel, neen. Niet helemaal. Hier komt de tweede truc van de gevestigde pers, voor wie even doordenkt, op onze deur kloppen.

De truc met de onbestaande demografische en immigratiegroei, en haar effecten op wat mensen aan producten nodig hebben (en, jawel, kunnen produceren)

Voor marxisten zit (zie ook onze volgende truc) het aftakelende kapitalisme sinds midden jaren ’70 in een structurele crisis van overproductie. Dit betekent niet dat er geen ruimte zou kunnen zijn voor bijkomende jobcreatie, op basis van bijvoorbeeld een gedurige aangroei van de bevolking.

Meer mensen betekent nieuwe behoeften die worden gecreëerd en door productie kunnen worden ingevuld. Dit ondanks de reeds bestaande tendens naar overproductie en overproductiecapaciteit. Deze fundamentele wet van overaccumulatie zet zich ook met een aangroeiende bevolking uiteindelijk gewoon door, vanwege de heersende uitbuiting in het kapitalistische productieproces, de toenemende ongelijke verdeling van de rijkdom tussen heersende en uitgebuite klasse, het ondermijnen van de winstvoet als gevolg van het vervangen van arbeiders door machines (die op zich geen meerwaarde produceren), en vanzelfsprekend door de neoliberale afbraak van de koopkracht van de massa van de werkers en uitkeringsgerechtigden.

Een betekenisvolle groei van de bevolking zou mee kunnen verklaren hoe er tegelijkertijd een lichte aangroei is, over 20 jaar, van het aantal jobs én de werkloosheid naar een absoluut naoorlogs record is geklommen.

Wat Yves Desmet en sommige van zijn collega’s niet hebben gezien, is dat de bevolking in België tussen 1985 en 2005 is gegroeid van 9,856.721 miljoen inwoners naar 10,445.852 miljoen inwoners. Goed gedaan van ons, en degenen die door immigratie de rangen van de werkende klasse hebben vervoegd: dat zijn, schrik niet, maar liefst 589.131 inwoners meer. Allemaal mensen die moeten worden gevoed, van kleding voorzien, onderdak, misschien een gsm, die een abonnement op Socialistisch Links kunnen nemen, of die de krant van Yves Desmet kunnen kopen.

Om en bij de 277.857 nieuwe jobs moesten dus bijna 600.000 nieuwe inwoners in hun levensonderhoud voorzien, niet eens de helft. Een beetje penibel, niet? Zeker als je weet dat de koopkracht van de lonen in die periode is gedaald: volgens het ABVV tussen 1980 en 2000 met gemiddeld 0.3% per jaar.

Deze aanzienlijke demografische groei maakt duidelijk waarom het zo goed als zinloos is om in absolute termen de werkgelegenheid te vergelijken over de afgelopen 20 jaar tijd. De in de pers bejubelde "enorme toename van de jobcreatie" blijkt in de realiteit veeleer het tegendeel aan te tonen: hoezeer dit systeem vandaag is vastgelopen en in een onoplosbare crisis verkeert.

De truc met de absolute cijfers, die op zich weinig zeggen

Wie een reëel inzicht wil krijgen in de ontwikkeling van de werkgelegenheid, kan dus niet zomaar voortgaan op de absolute cijfers over het aantal jobs. Waar in de pers niet meteen op werd gewezen, was het feit dat de werkloosheid in België een grote sprong kende van 1,9% in 1970 naar – volgens de RVA – 17,6% van de actieve bevolking, die in 2005 geheel of gedeeltelijk afhankelijk was van een uitkering voor werkloosheid. Destijds, in 1970, waren er 70.753 werklozen. Vandaag krijgen 1,1 miljoen mensen onder een of andere vorm een uitkering voor werkloosheid. Periodes van groei slorpen de gestegen werkloosheid van de voorgaande economische crisissen of recessies niet meer op.

Is de reden hiervoor simpel? Is het allemaal een gevolg van de groeiende groep vrouwen die op de arbeidsmarkt terechtkwam de afgelopen decennia, zoals Yves Desmet samen met conservatieve politici beweert? Neen, het feit dat meer vrouwen zich beschikbaar maken voor de arbeidsmarkt, komt vooral voort uit het gegeven dat de koopkracht van werkende mensen zodanig is gedaald, dat éénverdienergezinnen het – in tegenstelling tot de jaren ’60 en een stuk van de jaren ’70 – het financieel gewoon niet meer redden.

De reden voor de massawerkloosheid ligt in de overproductie eigen aan het kapitalistische systeem. De burgerlijke pers mag zoveel trukendozen opentrekken als ze wil: meer en meer arbeiders en jongeren zullen in de komende periode de oorzaak voor het falende systeem leggen bij het kapitalisme zelf.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop