Your cart is currently empty!
Zomerschool. Opnieuw massale bewegingen in Latijns-Amerika
Op de zomerschool van het CWI werd een discussie over Latijns-Amerika ingeleid door Johan Rivas uit Venezuela en Ricardo Baross Filho uit Brazilië. Johan ging in op de nieuwe situatie op het continent nu de ‘Grote Recessie’ er toeslaat, zeker in het kader van het begin van de crisis in China. Dit leidt tot een nieuwe periode van klassenstrijd en kapitalistische crisis in de regio. Tevens wordt het imperialistische armworstelen opgedreven in de strijd tussen China en de VS voor invloed in de regio. De nieuwe opleving van strijd zagen we onder meer in de massale stakingsgolf in Mexico tegen de privatisering van het genationaliseerde oliebedrijf, de beweging in Brazilië of de algemene staking in Bolivia.
Venezuela na Chavez
Johan legde uit dat de dood van Hugo Chavez heeft geleid tot een nog complexere situatie in Venezuela. Enerzijds waren er onder Chavez heel wat sociale hervormingen en was er een grotere politieke betrokkenheid van de massa’s. Maar anderzijds is er niet alleen de rechtse oppositie die pogingen doet om de verworvenheden van de massa’s aan te pakken (waarbij een bijzonder voorzichtige benadering wordt gehanteerd om het reactionaire karakter te verstoppen). Er zijn ook de bureaucratisering in het kamp van Chavez, de pro-kapitalistische laag die de afgelopen jaren stinkend rijk werden, de corruptie en de vriendjespolitiek. Dit alles ondermijnt het proces van ‘Bolivariaanse revolutie’.
Na de overwinning in de verkiezingen van 2006 – nadat de massa’s ervoor zorgden dat een poging tot rechtse staatsgreep het niet kon halen – steunde 60% tot 70% van de bevolking het idee van de nationalisatie van de belangrijkste sectoren van de economie. Tot 70% van de bevolking stond positief tegenover het idee van socialisme, ook al wisten velen niet wat dit exact betekent. Vandaag is het bewustzijn wat terug gedrongen als gevolg van de bureaucratisering van het regime. Dit wordt versterkt na de invoering van enkele tegenhervormingen en vooral ook door de beperkte omvang van de hervormingen die wel doorgevoerd worden. Die hervormingen waren vooral het resultaat van de grote olie-inkomsten en bij de hervormingen werden de kapitalistische economische verhoudingen ongemoeid gelaten.
Deze complicaties kunnen leiden tot een politieke terugkeer van de rechterzijde, wellicht via electorale weg en niet via een nieuwe rechtse staatsgreep ook al kan dat nooit volledig uitgesloten worden. Dit zou een grote impact hebben, vooral op de massa’s in de neokoloniale wereld die tot op zekere hoogte hoopvol opkeken naar Chavez en Venezuela.
Maar tegelijk is er een zekere verdeeldheid binnen de rechterzijde, wat de electorale mogelijkheden kan beperken. Toch kan rechts het mogelijk halen, zeker indien de verdeeldheid binnen de PSUV (de partij van Chavez) verder toeneemt. Er zijn groeiende spanningen tussen de militaire en de burgerlijke vleugel van de partij. In een aantal afdelingen is er een zekere bocht naar links. Johan legde uit dat we met de linkse socialisten verschillende tactieken toepassen om met een revolutionair socialistisch programma ingang te vinden bij de meest ontwikkelde lagen van de arbeiders, armen en jongeren. Zo zijn we op bepaalde plaatsen actief onder de basismilitanten van de PSUV, maar we werken ook mee aan een eenheidsfront van de linkerzijde buiten de PSUV waar we eveneens opkomen voor een revolutionair programma.
Nieuwe openheid voor trotskisme in Cuba
Vervolgens werd in de inleiding stilgestaan bij de ontwikkelingen in Cuba. Raul Castro heeft een reeks tegenhervormingen doorgevoerd waarbij de economie een kapitalistische richting uitging, maar dat proces is verre van voltooid.
De jongeren steunen de politieke hervormingen terwijl de oudere generatie er erg wantrouwig tegenover staat. Zij vrezen immers wat dit zou betekenen voor de vaak geprezen gezondheidszorg en het onderwijs, niet toevallig de belangrijkste verworvenheden van de revolutie. Johan verwees ook naar de hervormingen binnen de Cubaanse Communistische Partij zelf, waarbij holebi’s eindelijk kunnen deelnemen en er voor het eerst sinds de revolutie een openlijke homoburgemeester werd verkozen.
Er is een openheid voor de trotskistische analyse van het stalinisme, voor een programma dat de noodzaak van politieke revolutie vooropstelt om de staat en de geplande economie te democratiseren, voor arbeiderscontrole en –beheer van de industrie en voor het verbinden van dergelijke veranderingen met het globale perspectief van een wereldwijde arbeidersbeweging die ingaat tegen het kapitalisme met een programma van democratische socialistische verandering.
Opstandige explosies in Brazilië
Het tweede deel van de inleiding werd gedaan door Ricardo Baross Filho, een syndicalist en lid van LSR (CWI in Brazilië) uit Rio de Janeiro. Hij ging in op de opstandige beweging van massastrijd tegen de regering de afgelopen weken. Ricardo bracht eerst een schets van de context van tien jaar PT-bewind. Toen de PT (Arbeiderspartij) van Lula tien jaar geleden aan de macht kwam, was dit voor de kapitalisten een veilige uitweg. De partij was voorheen een strijdbare arbeiderspartij en kwam aan de macht op basis van de enorme hoop van arbeiders en armen. Maar eens in de regering werd een neoliberaal beleid gevoerd met strikte monetaire doelstellingen, privatiseringen (ook al waren het er minder als voorheen) en corruptie.
Het succes van dit model was volledig gebaseerd op de uitvoer van grondstoffen, vooral ruwe grondstoffen die naar China werden geëxporteerd.
Als delen van de arbeidersklasse er de afgelopen jaren op vooruit gingen, was dit vooral het resultaat van staatssubsidies aan private bedrijven om onder meer via publiek-private samenwerking huizen te bouwen en subsidies te geven voor de universiteitsstudies van bepaalde erg getalenteerde jongeren.
Het populisme van Lula bleek onder meer in zijn pogingen om de belangrijkste vakbondsfederatie (CUT) aan boord te houden, de voorzitter van deze vakbond werd minister van werk. De Braziliaanse heersende klasse wilde maar al te graag het beleid van Lula verder zetten, maar de verkiezing van Dilma in 2010 leidde toch tot enige verandering. Er duiken economische problemen op en het ontbreekt Dilma aan de sociale basis waarop Lula kon teren. De dalende populariteit van Dilma komt op een ogenblik van aanhoudende neoliberale maatregelen die de rechten van de werkende bevolking ondermijnen. Zo is er een nieuw wetsvoorstel waarbij heel wat legale verworvenheden (zoals ouderschapsverlof, ziekteverzekering,…) bedreigd zijn of toch minstens heronderhandeld worden waarbij de werkgevers in bepaalde gevallen aan deze verworvenheden kunnen verzaken.
De tanende populariteit van Dilma is een uitdrukking van de ondermijning van het ‘Lulaisme’. Een belangrijke factor hierin wordt gevormd door de economische problemen. Vorig jaar was er een groei van slechts 0,9% en voor dit jaar wordt amper 2% voorspeld. Tegelijk was er een scherpe inflatie waarbij de prijzen voor basisvoedsel sterk stegen, een belangrijk probleem voor de armste lagen. Dilma heeft het over een ‘verantwoordelijk’ fiscaal beleid waarbij alle schulden worden terugbetaald en er geen ruimte is voor een sociaal beleid. De regering en het Braziliaanse kapitalisme verliezen hun glans en botsen op tegenstand.
Massastrijd in Brazilië
Vorig jaar was er het grootste aantal stakingen sinds lange tijd. Er waren zowel in de publieke als de private sector stakingsacties, met onder meer een twee maanden durende staking aan de universiteiten. Voor het uitbreken van de massabeweging deze zomer, waren er al lokale bewegingen tegen de prijsverhogingen voor het openbaar vervoer. Het succes van die campagnes gaf vertrouwen aan de werkenden en jongeren. De woede tegenover het politiegeweld barstte los toen de politie van Sao Paulo hardhandig tekeer ging. Dat versterkte de snelle verspreiding van de beweging. De beweging tegen de prijsstijgingen begon ook de miljoenen voor prestigeprojecten als de Olympische Spelen en de Wereldbeker in vraag te stellen. Die miljoenen staan in een schril contrast met de beperkte middelen voor gezondheidszorg en onderwijs.
De beweging had een enorme steun – een peiling gaf aan dat 89% van de bevolking de beweging steunde. Veel betogers kwamen voor het eerst op straat en hadden weinig ervaring met dergelijke acties. De extreme rechterzijde probeerde daar gebruik van te maken met een poging om de beweging te kapen. Wij lagen mee aan de basis van de verdediging van de linkse activisten tegen deze marginale rechtse elementen. De enorme openheid van de betogers leidde tot heel wat discussies en ook tot een belangrijke groei van LSR doorheen de beweging. Wij stellen dat de linkerzijde een belangrijke rol in deze beweging moet spelen. We moeten ervoor zorgen dat de energie van de beweging niet uitdooft, dit is immers een kans om nieuwe organisaties van en voor de werkende bevolking en de jongeren op te bouwen.
PSOL
We nemen in Brazilië deel aan de brede linkse coalitie PSOL (Partij voor socialisme en vrijheid). Die partij brengt heel wat voortrekkers van strijdbewegingen bijeen. De afgelopen jaren was er een groei bij de verkiezingen, wat het potentieel voor links in het land aantoont. De belangrijkste bedreiging hiervoor is echter de grote druk van een belangrijk deel van de partij voor het sluiten van coalities met de PT, ook al legt die partij besparingen op.
Hiernaast is er nood aan een nieuwe vakbondsfederatie. De officiële federatie CUT verdedigt de belangen van de werkenden niet langer. Er zijn nuttige ontwikkelingen met onder meer de opkomst van de basisvakbond CSP-Conlutas waarin heel wat LSR-leden actief zijn. Die basisvakbond speelt een belangrijke rol in het organiseren van contractuelen, werkloze jongeren en in sociale bewegingen van de armen die hun strijd op deze manier aan de vakbondsbeweging kunnen koppelen.
Discussie over het karakter van de beweging in Brazilië
In de discussie waren er tussenkomsten van leden uit onder meer Frankrijk, Brazilië, Zweden, Oostenrijk en Duitsland. Er werd onder meer ingegaan op de politieke situatie in Honduras, maar vooral ook op de massabeweging in Brazilië en de rol van de vakbondsbeweging en de PSOL. Christina van LSR (Brazilië) benadrukte de rol van jongeren in de Braziliaanse beweging. Ze wees erop dat een peiling aangaf dat 71% van de betogers in Sao Paulo voor het eerst in hun leven deelnamen aan een betoging. Dat is belangrijk, want veel jongeren zitten in een moeilijke positie met massale werkloosheid en onzekere kleine jobs voor wie wel werk heeft. Dat komt bovenop de onderdrukking, racisme, politiegeweld en enorme armoede onder zwarte jongeren in de favela’s (krottenwijken).
Mariana uit Frankrijk had het over de kwestie van het nationalisme in Brazilië. Ze stelde dat een groot deel van de linkerzijde hier geen antwoord op heeft. De aanwezigheid van Braziliaanse vlaggen op betogingen is tot op zekere hoogte een uitdrukking van het lage bewustzijn. Sommigen ter linkerzijde hebben dat aangegrepen om de betogingen af te doen als reactionair, anderen hadden het op simplistische wijze over een ‘anti-imperialistisch’ symbool. In werkelijkheid heeft het ‘Lulaisme’, een burgerlijk fenomeen, het nationalisme opgeklopt als gevoel van samenhorigheid waarmee de klassentegenstellingen naar de achtergrond worden verdreven om de belangen van het kapitalisme des te beter te kunnen verdedigen. Het is normaal dat dit een zeker effect heeft en aanwezig is in de beweging, zelfs indien er een bocht naar links in het bewustzijn is. De linkerzijde moet daar voorzichtig op reageren en vooral de belangen van de werkende bevolking en de jongeren centraal stellen om richting aan de beweging te geven op basis van solidariteit en strijd doorheen Latijns-Amerika en de wereld.
Doorheen de discussie was er een consensus over de enorme mogelijkheden voor linkse krachten in deze nieuwe fase van kapitalistische crisis in Latijns-Amerika en de mogelijkheid van een hernieuwde opkomst van de arbeidersbeweging in de regio. Doorheen de discussie was er een vraag naar een verdieping van onze perspectieven over de tegenstrijdige processen in Cuba en Venezuela. De opkomst van de beweging in Brazilië is voor het volledige continent van belang, de openheid voor socialistische opvattingen en de snelle opkomst van zo’n grote strijdbeweging tonen het potentieel op dit continent dat zo’n rijke geschiedenis van strijd en revolutie kent.