Your cart is currently empty!
Sektarisch geweld in Pakistan. Parachinar bloedt weer
Sektarisch geweld, beschuldigingen van godslastering tegen minderheden zoals Ahmedi, christenen of sjiieten. Moorden door bendes, sjiieten-moorden, sjiieten-genocide. Dit zijn allemaal termen die vandaag opnieuw vaak weerklinken in de Pakistaanse media en op de sociale media.
Door Andleeb Haider
Opnieuw horen we deze echo’s uit Parachinar in het noordwesten van Pakistan. Het district Kurram is eigenlijk een soort mini-Palestina met 785.434 inwoners, de vreselijke situatie in Parachinar doet aan Gaza denken. Kurram is een gebied in het noordwesten van Pakistan dat onder het Britse kolonialisme rechtstreeks door vertegenwoordigers van de Britten werd bestuurd. Na de onafhankelijkheid van Pakistan in 1947 kwam daar weinig verandering in. In 2018 werd Kurram opgenomen in de provincie Khyber-Pakhtunkhwa (KPK). Het district Kurram is onderverdeeld in drie delen: Hoog Kurram, Centraal Kurram en Laag Kurram. Het is erg belangrijk om de geografie en demografie van Parachinar te kennen om de recente golf van geweld en belegeringen te begrijpen.
Parachinar ligt ten westen van Peshawar en is de hoofdstad van het grotere district Kurram. Het grenst aan drie Afghaanse regio’s: Paktia, Khost en Nangarhar. Op de kaart lijkt Parachinar uit Afghanistan uitgesneden te zijn. Er is maar één weg die Parachinar verbindt met de rest van Pakistan. Deze weg heet “Thall Parachinar”, omdat de stad op een berg ligt en er geen andere weg naar beneden is. Parachinar was een belangrijke plaats in de Sovjet-Amerikaanse oorlog in Afghanistan. En de mensen van Parachinar leden grote verliezen tijdens oorlog, hoewel ze ideologisch geen deel uitmaakten van dit grote spel. Ze stonden noch aan de kant van Amerika en noch aan die van de Sovjet-Unie.

Tijdens de Sovjetoorlog bracht Amerika jihadisten uit Arabische landen, Pakistan en van over de hele wereld naar Kaboel via Parachinar. Kaboel ligt op slechts 90 kilometer van Parachinar. Deze Pakistaanse grensstad was eigenlijk het lanceerplatform voor deze jihadisten. Amerika, het Pakistaanse leger en lokale soennitische stammen hielpen de jihadisten om de grens over te steken vanuit Parachinar en het was een ideale locatie voor deze jihadisten om aanvallen te lanceren tegen Sovjettroepen. Als vergelding zouden Sovjettroepen en Afghaanse bondgenoten Kurram en Parachinar meermaals bombarderen. De lokale sjiitische bevolking was noch pro-Sovjetunie noch pro-jihad, maar betaalde een hoge prijs voor de oorlog. Ze deed dit niet één maar meerdere keren.
Laag Kurram werd dominant soennitisch toen jihadisten uit de hele omgeving samenkwamen en hier de plak zwaaiden.
In de jaren 1980 verzette de lokale sjiitische bevolking, met name de Turi-stammen, zich tegen de jihadisten om de vergeldingsacties op Parachinar te stoppen. De doorgang was echter strategisch zeer belangrijk. De rechtse dictator Zia ul Haq probeerde Kurram om te vormen tot een permanente basis voor de jihadisten, ondanks verzet van de lokale sjiitische bevolking. Generaal Zia ul Haq kwam in 1987 met een wetsvoorstel dat bepaalde dat iedereen jaarlijks 2,5% van het loon als zakat (islamitische aalmoezen) aan de overheid moest betalen. De hele sjiitische gemeenschap weigerde dit te doen en hield acties voor het parlement. Zia moest inbinden en het voorstel intrekken. Als wraak zette hij jihadisten in tegen de bevolking van Parachinar. Hij stuurde lokale jihadisten van lokale soennitische stammen en Afghaanse moedjahedien uit om te vechten tegen de sjiitische Turi-stammen. Daarbij werden 14 dorpen volledig verwoest. Uitgerust met Amerikaanse wapens begonnen deze regeringsgezinde groepen hun religieuze en tribale tegenstanders in Hoog-Kurram en Parachinar aan te vallen en hun dorpen te plunderen. De situatie in dit grensgebied was altijd gespannen, vrede en welvaart in deze regio was nooit de prioriteit van de regering en het establishment van Pakistan. Gecompliceerde politiek, complexe geografie, koloniale problemen, gebrek aan middelen, achterstand en religieuze haat hadden een opeenstapeling van problemen gecreëerd in Kurram. Van tijd tot tijd waren er botsingen tussen deze stammen, meestal was religieuze haat de directe aanleiding. In 1996 kostten religieuze botsingen aan 200 mensen het leven. Na de aanslagen van 11 september 2001 in de VS kreeg Kurram opnieuw te maken met de gevolgen van de aanslagen die werden gepleegd door Saoedische staatsburgers. Jihadisten begonnen zich opnieuw te verzamelen in Kurram om de grenzen van Afghanistan over te steken om tegen de VS te vechten. De sjiitische stammen kozen er ondertussen voor om de Afghaanse bevolkingsgroep van de Hazara te steunen. Opnieuw voerden Pakistan en de Afghaanse Taliban van beide kanten aanvallen uit op Parachinar en andere gebieden waar de sjiieten dominant zijn.
In Parachinar werd in 2007 tijdens een processie geschoten, waarbij 10 doden en heel wat gewonden vielen. De aanvallers bleven “onbekend”. Als gevolg van deze aanval braken confrontaties uit en werd heel Kurram omsingeld. Parachinar werd 8 dagen lang belegerd zonder voedsel, medicijnen of brandstof. Volgens lokale nieuwsbronnen werden er ongeveer 10 raketten afgevuurd vanuit Afghanistan op Parachinar, 40 dorpen werden verwoest en ongeveer 3000 mensen raakten ontheemd. De TTP (Tehreek Taliban Pakistan) sloot zich aan bij deze strijd en blokkeerde de enige weg, de “Thall Parachinar”. Deze weg is een levensader voor de inwoners van Parachinar. Na de blokkade van deze weg was Parachinar volledig afgesloten van de rest van Pakistan. Van 2007 tot 2011 reisde de lokale bevolking van Hoog Kurram en Parachinar in konvooien onder toezicht van grenstroepen of het Pakistaanse leger.

In 2008 vonden er onderhandelingen plaats in Murree en werd besloten dat de “Thall Parachinar-weg” opengesteld zou worden, dat ontheemden mochten terugkeren en dat de dorpen heropgebouwd werden. De overeenkomst werd door beide partijen ondertekend, maar nooit uitgevoerd. In 2011 werd een vredesakkoord gesloten tussen de Haqani-groep van de TTP en de sjiitische Turi-stammen. Twee lokale verkozenen gaven 40 miljoen Pakistaanse Roepies als onderpand aan het Haqani-netwerk. De aanvallen op de konvooien zijn echter nooit gestopt.
Volgens de officiële gegevens bestaat 43% van de bevolking van Kurram uit sjiieten en 57% uit soennieten, maar de sjiieten bezitten meer land dan de soennieten. Degenen die meer land bezaten, beschouwden dit als hun wettelijke recht volgens de Engelse Land Records zoals die voor het hele land gelden. Soennitische stammen hebben het land bezet tijdens de conflicten in 1996 of 2007 en willen dat het geschil over de grond wordt opgelost door een lokaal “jirgah” comité. De meest recente manifestatie van dit conflict is te zien in het dorp Bushehra in Parachinar. Het ging om een geschil over grote stukken grond in 2023. Er vielen 7 doden en 37 gewonden. De lokale bevolking besloot om het eigendomsrecht van dit land vast te stellen aan de hand van het kadaster van het ministerie van Financiën. Bij die controle werd vastgesteld dat de grond toebehoorde aan de sjiitische stammen. De lokale bevolking besloot dat de grond voor een jaar zou uitgeleend worden, waarbij pachtgeld betaald werd. Na een jaar weigerden de soennitische stammen om de overeenkomst na te komen en de grond aan de rechtmatige eigenaars terug te geven. Bij sektarisch geweld vielen 49 doden en 200 gewonden.
De grond is zeer rijk en vruchtbaar om allerlei gewassen te verbouwen en volgens de lokale bronnen zitten de bergen in het bovenste deel van Kurram en rond Parachinar vol mineralen zoals speksteen, talksteen, sipsteen en serpentijn. Er wordt gezegd dat deze mineralen de grootste aantrekkingskracht uitoefenen op deze extremisten, die de inheemse bevolking willen elimineren om deze grondstoffen in handen te krijgen. Deze extremistische groepen worden gesteund door machtige en invloedrijke mensen.
Op 24 november 2024 reed een konvooi van ongeveer 200 voertuigen onder toezicht van het leger van Peshawar naar Parachinar. In Laag Kurram werd het konvooi aangevallen vanuit een hinderlaag van gewapende mannen. Hierbij vielen 49 doden, waaronder een baby van zes maanden oud. Twee jonge mannen genaamd Shaheed Waseem Abbas en Shaheed Ishaq Hussain waren beiden al 10 jaar weg uit Parachinar. Deze hobbelige weg was nooit open of slechts een paar dagen open, waardoor ze nooit terug konden komen naar hun geliefden. Ze begonnen hun reis te voet en dachten misschien dat ze ongewapend zouden doorgelaten worden. In Ochat, in Laag Kurram, werden ze echter geïdentificeerd als sjiieten. Ze werden uit de bus gehaald en op brute wijze afgeslacht. Na de aanvallen op het konvooi is Parachinar volledig belegerd, de weg is afgesloten. Er is geen voedsel meer, geen medicijnen en geen brandstof. 29 kinderen zijn gestorven door gebrek aan medicijnen. Na de brute afslachting van deze twee jonge mannen is de lokale bevolking van Parachinar in opstand gekomen om vrede en hun basisrechten te eisen.
De federale regering onder leiding van de PML-N en de provinciale regering geleid door de PTI schuiven de verantwoordelijkheid naar elkaar door. Ze beschuldigen elkaar en aarzelen niet om te liegen. Na vele werken was er op 23 december eindelijk een vergadering van de autoriteiten om de situatie in Kurram te bespreken. De deelstaatpremier van de provincie KPK kondigde aan dat er geen wapens en munitie meer toegelaten zijn in het district Kurram en de commissie besliste om beide partijen te ontwapenen. Er zijn echter grote zorgen en bedenkingen onder de sjiitische stammen die altijd langs beide kanten van de grens onder vuur werden genomen.
De bevolking van Paranichar verzet zich tegen ontwapening en tegen de brutale slachting van de twee jonge mannen. Er is een sit-in die ondertussen de zesde dag ingaat. Het protest eist vrede en stabiliteit, onderwijs en gezondheidszorg voor de kinderen, het openen van de Thall Parachinar en het beveiligen van die weg zodat mensen zonder angst kunnen reizen. Geschillen over grond moeten voor de bevoegde overheden en instanties gebracht worden.

Het sektarische geweld en aanhoudende conflict toont hoe het imperialisme en regionale machten met hun conflicten en oorlogen niet alleen dood en vernieling aanrichten in de door hen geviseerde gebieden, maar ook soms decennialange lokale evenwichten tussen bevolkingsgroepen verstoren. Het gebrek aan middelen voor onderwijs, zorg en een toekomst voor de bevolking versterkt de spiraal van dodelijk geweld en toenemende barbarij. Het vreselijke lot van de bevolking van Parachinar is amper bekend in de wereld. We moeten daar verandering in brengen.