Verslagen vanop de zomerschool van het CWI
Een van de hoogtepunten van de zomerschool van het CWI was ongetwijfeld de discussie over de bewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Deze discussie werd ingeleid door Robert Bechert van het Internationaal Secretariaat. Daarna volgden tussenkomsten van socialisten uit Tunesië en Egypte. Vervolgens werd opgesplitst in drie kleinere groepen waar specifiek werd gediscussieerd over de situatie in Israël/Palestina, Libië en Syrië en Tunesië en Egypte. We publiceren een verslag van de algemene inleiding.
Er werd gestart met videobeelden van massale betogingen, stakingen en bezettingen samen met gewelddadige aanvallen op de arbeiders en jongeren. Deze beelden (zie hierboven) gaven een idee van de golf van massastrijd die van Tunesië naar Egypte en de rest van de regio trok. Tegelijk werden beelden getoond van president Sarkozy die een toast uitbrengt op de gezondheid van Ben Ali en Obama die discussieert met Moebarak.
Robert Bechert stelde in de inleiding dat een aantal van deze scènes de afgelopen dagen opnieuw werden vertoond. Actievoerders in Cairo werden aangevallen door gewapende bendes. Dat maakt duidelijk dat de strijd tussen revolutie en contrarevolutie nog lang niet voorbij is.
De aanvankelijke overwinningen in Tunesië en Egypte maakten duidelijk dat massa-actie dictatoriale regimes ten val kan brengen. Miljoenen arbeiders en jongeren volgden deze gebeurtenissen bijna live. De internationale impact van de gebeurtenissen bleek al gauw toen enkele weken na de val van Moebarak naar de Egyptische beweging werd verwezen bij massaal protest tegen aanvallen op de vakbonden in Wisconsin in de VS. De golf van protest was ook een bron van inspiratie voor de beweging van ‘misnoegden’ in Spanje, Griekenland en andere landen. Maar de grootste impact was er ongetwijfeld in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zelf.
Iedere revolutie heeft natuurlijk specifieke kenmerken, maar er zijn een aantal algemene processen waaruit marxisten lessen moeten trekken. Er is nood aan een duidelijke strategie om een uiteindelijke overwinning voor de arbeidersklasse mogelijk te maken, maar ook om in iedere fase van de strijd stappen vooruit te kunnen zetten.
De Tunesische revolutie kwam als een verrassing voor de heersende klasse. Toen algemene stakingen begonnen te ontwikkelen, besloot de heersende klasse in paniek op Ben Ali op te offeren in de hoop dat dit zou volstaan om de controle opnieuw in handen te krijgen. Moebarak probeerde lange tijd aan de macht vast te houden en het was duidelijk dat de bezetting van pleinen niet zou volstaan. Wij stelden dat de beweging in het offensief moest gaan met initiatieven zoals marsen op regeringsgebouwen en met algemene stakingen. Toen een stakingsbeweging begon te ontwikkelen, besloten topmilitairen met de uitdrukkelijke steun van het VS-imperialisme om Moebarak tot ontslag te dwingen. De oude heersers werden opgeofferd opdat de heersende klasse stand zou houden.
De aanvankelijke vreugde zorgde ervoor dat het feit dat de oude regimes nog steeds aan de macht waren wat op de achtergrond stond. Het feit dat de arbeiders beperkte democratische rechten afdwongen, zorgt er wel voor dat ze gemakkelijker de strijd voor een beter leven kunnen voortzetten. Dat is wat momenteel gebeurt in Tunesië en Egypte. Doorheen dit proces neemt het zelfvertrouwen en het begrip van de arbeiders toe en wordt het revolutionaire proces uitgediept. Maar hoe kunnen de arbeiders en jongeren volledig revolutionaire conclusies trekken uit hun ervaringen? Hoe kan een beweging worden opgebouwd die de samenleving volledig kan veranderen? Dat zijn vragen waar marxisten op moeten antwoorden.
Het CWI probeert lessen te leren uit vorige revolutionaire gebeurtenissen. Voor de arbeidersklasse komt het er niet gewoon op om zich te organiseren, maar ook om de macht zelf in handen te nemen en de andere onderdrukte lagen achter zich te organiseren.
In Egypte bevindt de reële macht zich nog steeds in de handen van de Hoge Raad van Strijdkrachten. De toenemende eisen voor een echte burgerregering zijn op zich progressief, maar de eisen mogen zich niet daartoe beperken. Het zou betekenen dat een kapitalistische regering aan de macht blijft en deze regering zou onvermijdelijk de confrontatie met de arbeidersbeweging moeten aangaan. Wij pleiten ervoor dat arbeidersorganisaties geen deel uitmaken van een regering die zich op het kapitalisme baseren. We stellen dat de arbeidersbeweging ernaar moet streven om een regering van arbeiders en armen te vormen.
In Tunesië en Egypte is er een groeiend besef dat de macht uit de handen van de arbeiders glipt of dat de mensen die in actie kwamen niet hebben gekregen wat ze eisten. Er zijn opeenvolgende wissels in de regering van Tunesië en in Egypte blijven de mobilisaties aanhouden. Dit wijst op het feit dat er nieuwe eisen naar voor worden geschoven, maar er blijft een onduidelijkheid over de doelstellingen van de beweging.
Nood aan een programma
Het volstaat niet om een abstracte revolutionaire retoriek te combineren met reformistische eisen en de weigering om de noodzaak van het omverwerpen van het kapitalisme naar voor te schuiven. Heel wat linkse groepen doen dat nochtans. Wij denken dat er nood is aan een programma dat de dagelijkse eisen verbindt met de noodzaak van een andere samenleving. Dat is hoe de Bolsjewieken in 1917 tussenkwamen waarbij ze slogans als “Brood, land en vrede” combineerden met de slogan “Alle macht aan de sovjets”.
Marxisten moeten ook een duidelijk beeld hebben van hun benadering tegenover religieuze bewegingen die ontstaan naast de arbeidersbeweging. Niet al deze religieuze bewegingen kunnen over eenzelfde kam worden geschoren. Om steun te vinden voor socialistische standpunten, moeten socialisten hun strijd voor democratische rechten verbinden aan sociale thema’s. Tegelijk moeten we ingaan tegen diegenen die zich aan de religieuze bewegingen aanpassen. De bochten van de leiding van de Moslimbroederschap in Egypte tegenover de acties in dat land, tonen aan dat er tegenstrijdige druk is binnen deze organisatie en dat de basis verdeeld was. Maar tegelijk toont Egypte het gevaar van sectair conflict. Dat gevaar, naast de mogelijkheid van nationale tegenstellingen, is ook elders aanwezig. De vrees voor een dergelijke ontwikkeling wordt in Syrië gebruikt door het regime van Assad om de macht te behouden. Het regime heeft de christenen en andere minderheden afgeschrikt met het spookbeeld van het sectaire conflict in Irak. Die angst wordt aangewend om de steun voor het regime in stand te houden.
Syrië en Libië
De opstanden in Syrië en Libië hebben zich niet ontwikkeld zoals in Tunesië en Egypte. De regimes van Assad en Khadaffi hadden een sterkere basis in de samenleving dan Ben Ali en Moebarak. In Libië kwam dit deels door de olie-inkomsten waardoor de Libische arbeiders, ondanks een breed verspreide werkloosheid, een lichtjes betere levensstandaard kennen dan elders in Noord-Afrika. Zowel Khadaffi als Assad spelen in om de vrees voor een interventie van het imperialisme en het zionisme.
In Libië ontstond een jongerenrevolte tegen de corruptie en de repressie van de heersende clan. Maar deze beweging nam in het westen van het land, waar de meerderheid van de bevolking woont, niet meteen massale proporties aan. Naarmate de zelfaangestelde leiding van de oppositie in het oosten meer en meer in de richting van het imperialisme opschoof en zelfs de oude monarchistische vlag terug boven haalde, kon Khadaffi daar op inspelen om te vermijden dat de beweging steun zou vinden in Tripoli en het westen. In Syrië waren de acties aanvankelijk beperkt tot kleinere steden en werd niet betoogd in Damascus en Aleppo, de twee grootste steden. Daar komt nu verandering in met massale acties in Aleppo. Als deze beweging zich verder uitbreidt naar Damascus kan dit mogelijk leiden tot het einde van het regime in haar huidige vorm.
Het imperialisme vreest een Joegoslavisch scenario voor Syrië dat kan uiteenvallen in verschillende landen waarbij de volledige regio wordt gedestabiliseerd. De imperialistische vrees hiervoor maakt een akkoord met Assad mogelijk. Enkel een verenigde arbeidersbeweging kan de etnische en religieuze verdeeldheid overstijgen.
De NAVO-bombardementen op Libië vormen niet gewoon een oorlog om olie, het gaat ook om het prestige van het Westerse imperialisme. De militaire interventie heeft tot heel wat debat geleid, sommigen ter linkerzijde gingen daarbij een heel eind mee in de liberale opinie dat toch “iets moet worden ondernomen” om een slachtpartij door Khadaffi te vermijden. Wij hebben gewezen op de ervaringen in de buurlanden van Libië, waar massastrijd de dictaturen had omvergeworpen en nu ook de ontwikkelende massastrijd in onder meer Syrië. Een onafhankelijke arbeidersbeweging met een onafhankelijk programma kan een einde maken aan de regimes van zowel Khadaffi als Assad. Als een socialistisch programma wordt aangenomen, is het mogelijk om te breken met het imperialisme en om het kapitalisme omver te werpen. De oorlog in Libië zit overigens in een impasse, het ziet er steeds meer naar uit dat Frankrijk, Groot-Brittannië en andere machten Khadaffi willen “toelaten” om een deel van Libië te controleren.
Elders in de regio is de opstand in Bahrein tijdelijk onderdrukt door Saoedische troepen. Hier hebben de imperialistische regeringen amper iets over gezegd. Er waren ook kleinere acties in Saoedi-Arabië. In Marokko waren er betogingen omdat velen vonden dat de hervormingen van de koning niet ver genoeg gingen. Algerije blijft een beetje achter omwille van de recente ervaring van burgeroorlog, maar het land zal niet immuun blijven voor de revolutionaire golf.
In Palestina zijn er acties tegen Hamas en Fatah, wat meteen leidde tot een “eenheidspact” tussen beide krachten in een poging om de situatie onder controle te houden. In Libanon was er protest tegen het sectarisme, maar de situatie is er erg complex en dat wordt nog versterkt door de gebeurtenissen in Syrië. Zelfs in Israël hebben de revoluties in de regio een effect. Dat bleek uit de recente protestbeweging van de tentenkampen. [sindsdien waren er afgelopen weekend ook de massale betogingen tegen de dure huizenprijzen en de dalende levensstandaard.]
Robert Bechert besloot zijn inleiding met de vaststelling dat zowat ieder decennium van de twintigste eeuw wel revoluties heeft gekend. Maar enkel de Russische revolutie van 1917 bleek succesvol te zijn. Dat kwam door het bestaan van een partij die een duidelijk idee had van wat moest gebeuren. De bolsjewieken konden massale steun onder de arbeidersklasse krijgen. Het kapitalisme kan enkel worden omvergeworpen door een bewuste beweging van de arbeidersklasse. Het CWI wil daaraan meebouwen.
Ooggetuigen vanuit Tunesië en Egypte
Twee sprekers uit de regio brachten vervolgens een illustratie van de processen die plaatsvinden in Egypte en Tunesië. Op het wereldcongres van het CWI in december voorspelden we al dat het ongenoegen in Egypte tot uitbarsten zou komen, ook al hadden we niet gedacht dat dit zo snel zou gaan. Vandaag beweert Tantawi, de leider van de Hoge Raad van Strijdkrachten in Egypte, dat hij de “verworvenheden van de revolutie verdedigt”. Onder druk van de recente betogingen en de nieuwe bezetting van het Tahrirplein, heeft de regering nieuwe toegevingen aangekondigd. Zo wordt de leeftijd waarop mag worden gestemd verlaagd van 30 naar 25 jaar. De helft van de leden van het nieuwe Volkscongres moeten arbeiders en boeren zijn. De gehate Noodwetten worden afgeschaft (tenzij het om “krapuul” gaat, wat meteen ruimte biedt voor interpretatie…).
Deze aankondigingen volstonden niet voor de betogers die eisen dat alle overblijfselen van het oude regime worden opgeruimd. Tegelijk probeert de regering de ruimte voor de beweging te beperken, zo worden er anti-stakingsmaatregelen opgelegd. Samen met het economische beleid zorgt dit ervoor dat de regering door veel arbeiders wordt gezien als onderdeel van de contrarevolutie en niet van de revolutie. Nu de stakingsbeweging een nieuwe opmars kent, beweert de regering dat dit de economie tegenhoudt. Er wordt geprobeerd om de aanhoudende problemen op de kap van de stakende arbeiders af te schuiven. Ongetwijfeld gaan we naar een periode van verdere conflicten tussen de arbeiders en de regering. De dag na de val van Moebarak was er een breed verspreid gevoelen dat het leger en de bevolking verenigd waren. Daar komt nu verandering in, maar de arbeiders zien nog niet meteen een alternatief.
De vijf belangrijkste linkse partijen bieden evenmin een strategie aan. Sommigen denken dat de verkiezingen moeten worden uitgesteld tot er een Volksfront wordt opgezet met daarin ook vertegenwoordigers van de kapitalistische partijen. Het CWI verdedigt de noodzaak van een eenheidsfront van arbeidersorganisaties en het opzetten van een massale arbeiderspartij rond een socialistisch programma.
Een Tunesische kameraad stelde dat hij hoopte dat iedereen op de zomerschool gelijkaardige revolutionaire ontwikkelingen zou meemaken. De oorsprong van de strijd in Tunesië moet niet op Facebook worden gezocht, maar in de arbeidersstrijd van 2008 die fel werden onderdrukt door het regime. De regering trad steeds harder op met een strakkere controle op de media, controle op de vakbonden en de studentenbeweging en het zogenaamde Tunesische economische mirakel dat geen oplossingen bood voor de groeiende tegenstellingen. Daarbij moet worden opgemerkt dat alle politieke krachten, met uitzondering van de maoïstische Communistische Arbeiderspartij van Tunesië en een handvol marxisten, na de coup van 1987 een pact sloten met Ben Ali.
Het regime dat onverwoestbaar bleek, moest uiteindelijk toch buigen. “De bevolking wil het systeem omverwerpen”, is een populaire slogan. Maar het is niet altijd duidelijk wat dit inhoudt. De arbeiders en armen willen hun revolutie verdedigen. Eigenlijk verdedigen ze het idee van de ‘permanente revolutie’ zonder ooit Trotski te hebben gelezen.
Het regime is nog steeds aan de macht ondanks tal van wissels in de regering. Het regime treedt op tegen de stakers en de vrienden van Ben Ali hebben nog steeds de macht in de vakbondsfederatie UGTT. De toekomst van de Tunesische revolutie is belangrijk voor alle arbeiders en armen in de wereld. Het verenigen van de strijdbewegingen in een revolte om het systeem omver te werpen, is van cruciaal belang daartoe. Dat is de taak die marxisten in Tunesië en in de regio moeten opnemen.