Libië. Steun de massa’s en hun revolutie! Geen enkel vertrouwen in de imperialistische interventie !

Artikel door Boris Malarme uit de aprileditie van De Linkse Socialist

Gezien de snelle opmars van de troepen van Khadafi werd de beslissing van de VN-Veiligheidsraad om een “no fly zone” feestelijk onthaald in de straten van Benghazi en Tobruk. De militaire operatie wordt voorgesteld als een interventie om de bevolking van Benghazi te redden. Maar zal deze gewapende itnerventie de revolutie in Libië ook daadwerkelijk ten goede komen?

Geen vertrouwen in imperialistische machten

De val van de dictators Ben Ali en Moebarak was een inspiratie voor miljoenen jongeren, arbeiders en armen doorheen Noord-Afrika, het Midden-Oosten en de rest van de wereld. Zowat ieder land van de regio kent protestacties tegen het gebrek aan democratische vrijheden en tegen de miserie. De eerste overwinningen in Tunesië en Egypte hebben de massa’s in Libië ertoe aangezet hetzelfde pad te bewandelen.

In Europa en ook elders is er onder brede lagen van de bevolking sympathie voor deze revoluties. De steun van onze regeringen aan dictatoriale en repressieve regimes doorheen het Midden-Oosten en Noord-Afrika heeft hun “democratische” imago geen goed gedaan. De afgelopen jaren werd de dictatuur van Khadafi gesteund en bewapend vanuit het Westen. Als er nu een oorlog wordt gevoerd, is dat niet om de Libische massa’s en hun revolutie bij te staan. Voorheen hadden de oorlogvoerende machten er geen probleem mee om zaken te doen met Khadafi zolang dit toegang gaf tot de olie- en gasvoorraden in het land.

De Westerse machten willen nu de revolutie in Libië aangrijpen om hun eigen prestige opnieuw te vestigen en om tot een regime te komen dat de greep van de multinationals op de rijkdommen van het land (of toch minstens die in het oosten van het land bij een eventuele splitsing) bevestigt. De aanwezigheid van de Verenigde Arabische Emiraten en Quatar in de coalitie neemt niets af van het imperialistische karakter van de tussenkomst. Beide Arabische landen zijn overigens ook militair betrokken bij de strijd van de semi-feodale Saoedische monarchie in het onderdrukken van de opstand in Bahrein. De coalitiemachten die in Libië oorlog voeren hebben niets ondernomen tegen de Saoedische interventie in Bahrein, de Belgische wapenleveringen aan Saoedi-Arabië worden evenmin in vraag gesteld.

Ondanks de toenadering van de afgelopen tien jaar was het regime van Khadafi nooit een echt betrouwbare partner van het imperialisme. Khadafi was echter evenmin een bondgenoot van de massa’s en de revoluties. Dat bleek nog toen Ben Ali moest vluchten en Khadafi stelde dat dit een groot verlies was voor de Tunesische bevolking. In 1971 al kwam Khadafi tussen om de contrarevolutie in Soedan te ondersteunen in het onderdrukken van de ooit zo machtige Communistische Partij van Soedan (met destijds een miljoen leden de sterkste CP in Afrika). Khadafi leverde de leider van de CP uit aan de dictatuur van Nimeiry en hielp het Soedanese regime bij het onderdrukken van een poging tot staatsgreep na het verbod op linkse partijen. Khadafi bestempelt zijn eigen regime als “socialistisch en volks” maar dit regime heeft niets met democratisch socialisme te maken. Khadafi en zijn zonen hebben Libië steeds met ijzeren hand bestuurd.

De Libische bevolking moet haar lot zelf in handen nemen

In februari droegen betogers in Benghazi nog protestborden met volgende slogan: “Geen buitenlandse interventie – de Libische bevolking kan het zelf wel aan.” Er was een algemene afkeer tegen een imperialistische interventie. Het feit dat Khadafi de controle over het westen van het land kon behouden (ondanks protest in de hoofdstad en opstanden in Misrata en Zuwarah) en zijn tegenoffensief naar het oosten, zorgden voor een andere opstelling onder de bevolking in het oosten. De revolutionairen die hopen dat de militaire interventie hen zal helpen, vergissen zich.

De resolutie van de Verenigde Naties, de “no fly zone” onder bevel van de NAVO en de bombardementen door de coalitietroepen zullen het potentieel ondermijnen om de ware doelstellingen van de Libische revolutie te realiseren. Bovendien probeert het regime van Khadafi in te spelen op anti-imperialistische gevoelens die sterk leven onder de bevolking. Als het regime van Khadafi kon stand houden, is dat niet enkel het resultaat van zijn militaire overmacht. Het is ook een uitdrukking van zwakheden in het revolutionaire proces. De afwezigheid van democratische volkscomités waarop de revolutionaire beweging zich kan baseren en het ontbreken van een duidelijk programma dat beantwoordt aan de sociale wensen van de meerderheid van de bevolking wegen zwaar door. Met dergelijke comités en een duidelijk programma zou het mogelijk zijn geweest om een meerderheid van de bevolking in het westen mee te krijgen, verdeeldheid te creëren in het leger en om de massa’s te verenigen in het verzet tegen Khadafi.

De Nationale Overgangsraad (CNT) van de rebellen is een zelf aangestelde raad die grotendeels bestaat uit vroegere topfiguren uit het regime van Khadafi naast andere pro-kapitalistische elementen die positief staan tegenover de Westerse machten. Onder hen de vroegere voorzitter van het Nationaal Bureau van economische ontwikkeling die verantwoordelijk was voor het neoliberaal beleid en het privatiseringsproces dat sinds 2003 op volle toeren draait. De samenstelling van de CTN laat wat marge aan Khadafi die nog kan rekenen op een zekere steun omwille van de vooruitgang op het vlak van onderwijs en gezondheidszorg nadat de olie-inkomsten vanaf 1969 begonnen binnen te stromen. Khadafi deed recent nog toegevingen op het vlak van de lonen en de koopkracht in de hoop de revolte zo de kop in te drukken.

Dit verklaart ook waarom de correspondent van Le Monde moest vaststellen dat er in het oosten van het land geen grote steun is voor de Nationale Overgangsraad (Le Monde, 23 maart). De bevolking is er voorstander van een “no fly zone”, maar er is een grote afkeer tegenover een mogelijke interventie met grondtroepen.

De arbeiders en hun vakbonden kunnen de Libische revolutie ondersteunen door zich tegen de Belgische deelname aan de interventie te kanten, door de export vanuit Libië te blokkeren en door alle financiële middelen van Khadafi en co in het buitenland te bevriezen. Het lot van de Libische revolutie zal in Libië zelf worden beslecht. In tegenstelling tot Tunesië en Egypte heeft de arbeidersklasse nog geen onafhankelijke rol gespeeld in de revolutie. Het opzetten van een onafhankelijke beweging van arbeiders, jongeren en armen is de enige manier om het imperialistische project te stoppen en om een einde te stellen aan de dictatuur om eindelijk de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking te kunnen optrekken.


Khadafi en zijn vroegere vrienden

De belangrijkste handelspartners van Libië zijn Italië, Frankrijk, Spanje en Duitsland. Al deze landen, behalve Duitsland, nemen net als België deel aan het militaire offensief. Duitsland doet niet mee, maar besloot net tot een groter militair engagement in Afghanistan.

In oktober 2010 stemde de Europese Commissie nog in met een contract met Libië ter waarde van 50 miljoen euro in ruil voor inspanningen om de vluchtelingenstroom naar Europa tegen te gaan. Libië is betrokken bij investeringsfondsen met grote belangen in Europa. Khadafi is ook aandeelhouder van de bank UniCrédit, Fiat, voetbalclub Juventus,… Libië is de 12de belangrijkste olieproducent ter wereld en heeft de grootste oliereserve van Afrika, 80% van de olie-export gaat naar Europa. De paniek op de beurzen en de stijgende olieprijzen waren een uitdrukking van het feit dat de markten bang waren voor een verdere ontwikkeling van de Libische revolutie.

Khadafi bracht de afgelopen jaren verschillende bezoeken aan Europa. In 2007 werd hij door Sarkozy ontvangen. De Franse president veegde alle kritiek onder tafel met het argument dat voor 10 miljard euro aan commerciële contracten werden gesloten. België kon niet achterblijven: in 2008 werd voor 141 miljoen euro naar Libië geëxporteerd. In 2004 was ons land het eerste dat Khadafi officieel ontving. De dictator mocht zijn tenten opslaan voor Hertoginnendal. Hij werd met de nodige égards ontvangen door Guy Verhofstadt, Louis Michel en Herman De Croo. De Waalse regering met PS, CDh en Ecolo aarzelde niet om een wapenlevering van FN-Herstal goed te keuren.

Het eerste officiële contact tussen de Belgische regering en Khadafi dateert van 1989 toen minister van buitenlandse handel Robert Urbain (PS) de Libische dictator ontmoette en nadien, als minister in de regering-Dehaene in 1991, op handelsmissie naar Libië trok met een hele rits industriëlen en patroons. Die investeerders haalden onder meer een megalomaan vastgoedproject binnen voor de bouw van twee monumentale groene boeken ter eer en glorie van het regime. De opeenvolgende regeringen kenden de misdaden van het regime van Khadafi, maar dat was ondergeschikt aan de nauwe handelsbanden. De Belgische politici die gisteren nog de handen van Khadafi schudden trekken nu ten oorlog om de belangen en de winsten van de Belgische bedrijven te vrijwaren.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop