Waarom hogere minimumlonen niet tot meer werkloosheid leiden

In de marge van de onderhandelingen van het IPA borrelde ook de discussie rond de verhoging van het minimumloon opnieuw op. De campagne van het ABVV voor een minimumloon van minstens 14€ per uur heeft zeker haar sporen achtergelaten, en is deel van ons collectief bewustzijn geworden. Vandaar dat de PS opnieuw een voorstel op tafel legde voor een verhoging van het minimumloon, ware het in een minder concrete vorm dan de vakbondseis. Meteen was het in de burgerlijke pers alle hens aan dek om die piste opnieuw met mist en rook te omhullen.

Door Tim (Gent)

Eén van die “hens” was armoede-expert Ive Marx van de UA. In een interview met De Morgen trok hij het nut van de verhoging van het minimumloon in twijfel. Zijn eerste argument was dat slechts weinig mensen (60.000) aan het minimumloon van 9,87€/uur werken. Dat klopt, maar wanneer je rekening houdt met iedereen die minder dan 14€/uur verdient, het minimumloon dat het ABVV vraagt, kom je al snel aan 150.000 werkenden en hun gezinnen. Hele sectoren zoals de dienstencheques en de schoonmaak, winkelpersoneel, koeriers, horeca zitten onder dit minimum, dat nochtans nodig is om een menswaardig leven te kunnen leven in België. Bovendien kan een hoger minimumloon ook een positieve invloed hebben op die lonen die nét boven dat minimum liggen: het is dus een stap vooruit voor de hele werkende bevolking.

Een tweede argument is volgens Ive Marx dat hogere minimumlonen zouden leiden tot meer werkloosheid. Hij vergeet erop te wijzen dat er voor die stelling geen empirische bewijzen zijn. Een verhoging van de laagste lonen zorgt immers voor meer koopkracht, en zorgt ervoor dat de economie ook groeit. Dat is zeker het geval nét in die sectoren waar er veel lage lonen te vinden zijn: de horeca, kleinhandel etc. Recente voorbeelden, zoals in Seattle (de eerste grote Amerikaanse stad die het minimumloon optrok tot 15 dollar per uur), tonen aan dat een verhoging van de laagste lonen voor heel wat kleine zelfstandigen juist een zegen is.

Meer dan 150 jaar geleden antwoordde Karl Marx al op soortgelijke argumenten. Tegenstanders van hogere minimumlonen, toen en nu, stellen dat een verhoging ingaat tegen de “natuurlijke” vaststelling van de lonen door kapitalisten en zo de markt verstoort. Ze menen dat een lageloonsector noodzakelijk is voor onze economie, dat het systeem nu eenmaal niet kan draaien zonder dat een deel van de werkende bevolking aan lage lonen werkt. Lonen worden in die redenering “natuurlijk” bepaald door kapitalisten op basis van wat “mogelijk” is.

Die redenering houdt geen steek. Ten eerste gaat ze volledig voorbij aan het feit dat de toegevoegde waarde in ons land, de meerwaarde die een uur werk opbrengt na aftrek van alle productiekosten, lonen en aankopen, een pak hoger ligt dan de lonen. Een gemiddeld uur werk in België heeft een loonkost van 37€, maar zorgt daar bovenop wel voor een toegevoegde waarde van 53,6€. Zelfs in de horeca, traditioneel een lageloonsector, zorgt een uur werk aan een gemiddelde bruto uurloonkost van 28,9€ nog steeds een toegevoegde waarde van 30,7€. Met andere woorden: de lonen zouden in theorie zelfs kunnen verdubbelen, en nog steeds zouden bedrijven winst maken. Er is dus niets “natuurlijks” aan de bepaling van de lonen, er moet een ander element zijn.

Dat andere element is uiteraard de klassenstrijd. Wanneer de arbeidersklasse sterk georganiseerd is, zich roert en in actie gaat, heeft dit een positief effect op de lonen. Wanneer de klassenstrijd neergaat, daalt het aandeel van de lonen in de rijkdom en boert de arbeidersklasse relatief achteruit. Daar is niets “natuurlijks” aan: het is de uitkomst van een bewuste strijd tussen twee tegenstelde kampen onder het kapitalisme.

Een verhoging van de lonen zorgt niet noodzakelijkerwijze voor meer werkloosheid, zeker niet als er ondanks die hogere lonen nog steeds winst te maken valt. Typisch voor een land met hogere lonen is dat de productiviteit stijgt, omdat kapitalisten geneigd zijn om meer te investeren in technologie en machines om elk gewerkt uur meer te laten opbrengen. Dat is trouwens de verklaring achter het “wonder” van de Belgische economie: een land met één van de hoogste loonkosten waarin tegelijk de productiviteit zeer hoog is, en kapitalisten dus toch recordwinsten vangen.

Wel moeten we opmerken dat een hogere productiviteit er vaak voor zorgt dat er minder arbeidskrachten nodig zijn, aangezien er een sterkere automatisering is. Dit is niet zozeer een probleem in de lageloonsectoren, maar wel in de industrie. Kapitalisten zullen proberen hun investeringen in machines te compenseren door minder te investeren in arbeid. Ook dit is geen “natuurlijke” wetmatigheid: of ze hierin slagen is opnieuw sterk afhankelijk van de sterkte van de arbeidersbeweging, en haar kracht om een stijging van de productiviteit gepaard te laten gaan met een collectieve arbeidsduurvermindering. De structurele werkloosheid in ons land vanaf eind jaren ’70 komt net voort uit het feit dat de arbeidersbeweging er niet in geslaagd is de hogere productiviteit te compenseren met arbeidsduurvermindering. Een eis zoals de invoering van een 30-urenweek, met behoud van loon en met bijkomende aanwervingen, is een goed startpunt.

Er bestaat dus geen natuurlijke link tussen hogere lonen en meer werkloosheid, of tussen een hogere productiviteit en een stijging van de werkloosheid: alles is de inzet van de klassenstrijd. Kapitalisten zullen inderdaad proberen om de rekening voor elke verbetering van onze loon- en arbeidsvoorwaarden aan de arbeidersklasse te presenteren. Of ze daar in slagen, is afhankelijk van hoe de krachtsverhoudingen liggen. Dit toont meteen de beperkingen aan van het kapitalisme: het is geen systeem dat op langere termijn kan zorgen voor betere leefomstandigheden voor de meerderheid van de bevolking: het probeert ze zelfs te fnuiken. Elke strijd voor concrete verbeteringen toont dit telkens opnieuw aan, en wijst dus op de noodzaak van een socialistische omwenteling van de maatschappij.

In een democratisch socialistische maatschappij zullen de rijkdommen collectief beheerd worden, en kunnen ze ingezet worden om aan de behoeften van hele wereldbevolking te voldoen. Een hogere productiviteit kan dan leiden tot betere lonen, kortere werktijd en veiligere en meer comfortabele werkomstandigheden.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop