Het staatskapitalistische imperialisme van China

Xi Jinping. Foto: Wikimedia Commons

In het eerste van een tweedelig artikel gaat Per-Åke Westerlund in op de opkomst van het Chinese imperialisme en wat dit betekent voor de opbouw van internationale arbeiderssolidariteit tegen het kapitalisme.

China, dat de werkplaats van de wereld is geworden, was de belangrijkste drijvende kracht achter de kapitalistische globalisering van de afgelopen decennia. Multinationals, vooral uit de VS, verdienden superwinsten en trokken zich niets aan van de dictatuur en de omstandigheden voor arbeiders in China. Dit was een win-win proces voor de heersende klassen in beide staten. Economische groei en lage inflatie hielpen bij het verbergen en verzachten van de opbouw van tegenstellingen.

Dit proces kon niet eeuwig doorgaan en begon om te keren. Het VS-imperialisme vertoont overeenkomsten met het Britse imperialisme tegenover Duitsland tot aan WO 1, maar wordt vandaag op alle gebieden – economie, technologie, financiën, militair en internationale betrekkingen – door Peking uitgedaagd. Imperialisme geeft aanleiding tot “een reeks bijzonder scherpe en krasse tegenstellingen, wrijvingen en conflicten”, aldus Lenin. In zijn tijd leidde dit uiteindelijk tot oorlog. Vandaag hebben we een Koude Oorlog.

Imperialistische confrontatie op lange termijn

De staat van dienst van het VS-imperialisme is kristalhelder. Washington heeft nooit geaarzeld oorlog en geweld te gebruiken om zijn macht te handhaven. Het is de sterkste militaire macht die de wereld ooit heeft gezien. De uitdager, het Chinese imperialisme, is een meedogenloze dictatuur tegen de werkende mensen en elke oppositie. Deze twee krachten zijn nu gepositioneerd voor een langdurige wereldwijde imperialistische confrontatie. De Koude Oorlog zal variëren in intensiteit, nieuwe wendingen en allianties bevatten, maar zal niet verdwijnen. Dit gebeurt parallel met een escalerende bewapeningswedloop, recordstijgingen in militaire uitgaven en wapenexport.

Socialisten en de arbeidersklasse moeten een onafhankelijk, revolutionair socialistisch standpunt innemen en de strijd tegen alle imperialistische krachten organiseren. Geen enkele imperialistische macht, laat staan militaire machten, zullen ooit de onderdrukten “bevrijden”. De kapitalistische politici van de VS die nu plotseling de dictatuur in China veroordelen, hebben deze decennia lang door de vingers gezien – en doen nog steeds hetzelfde met dictatoriale regimes zoals in Saoedi-Arabië. Ook kan de strijd tegen het VS-imperialisme op geen enkele manier steun aan het regime in Peking rechtvaardigen. Er zijn echter bepaalde ‘linkse’ groeperingen die de Amerikaanse bombardementen in Libië in 2011 steunden en andere die kritiek op de Chinese dictatuur bestempelen als steun aan het Amerikaanse imperialisme.

Het lijdt geen twijfel wie er vandaag profiteert van het regime in China. Het is een extreem ongelijke samenleving met 878 dollarmiljardairs, een toename van 257 in 2020 en veel meer dan de 649 miljardairs in de VS. Onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting zijn grotendeels geprivatiseerd en arbeiders hebben geen rechten op de werkvloer. Onteigeningen door de overheid en milieuschandalen en -problemen zijn aan de orde van de dag.

Echte socialisten steunen overal de strijd van arbeiders. Arbeiders in China die voor hun rechten strijden, krijgen te maken met zware onderdrukking door het regime, waaronder ontvoeringen, martelingen en gevangenisstraf. De onderdrukkende staatsmachine is enorm: miljoenen mensen zijn werkzaam bij de politie, het leger, inlichtingendiensten en het enorme bewakingsapparaat. Dit systeem werkt samen met Chinese particuliere en staatsbedrijven, maar ook met Amerikaanse en westerse bedrijven in het land. Kapitalisten en regeringen zijn internationaal bang voor revolutionaire bewegingen in welk land dan ook. Ze geven soms hypocriet steun om deze strijd te doen ontsporen en dood te knuffelen.

International Socialist Alternative staat voor solidariteit en steun aan de strijd van arbeiders in China, Hongkong en internationaal. Elke strijd rond arbeidsomstandigheden, jobs, lonen, het milieu, onderwijs en andere belangrijke terreinen wordt onmiddellijk een strijd tegen de dictatuur van de CCP (Chinese Communistische Partij) in Peking. Uiteindelijk zal brute staatsrepressie ook worden gebruikt tegen lokale grieven of protesten. Daarom staan democratische eisen – het recht om te protesteren, vakbonden op te richten, vrijheid van internet en media – centraal in elke strijd in China en Hongkong. Deze eisen zijn nauw verbonden met de strijd voor betere levensomstandigheden en een beter milieu. Democratische eisen worden revolutionair omdat ze een bedreiging vormen voor het regime en alleen kunnen worden afgedwongen door revolutionaire massastrijd van de arbeidersklasse.

Socialisten moeten voorbereid zijn op de confrontatie tussen het Amerikaans imperialisme en het Chinees imperialisme.  Internationalisme vanuit de arbeidersklasse betekent solidariteit en strijd tegen het globale kapitalistische en imperialistische systeem, met als doel dat de arbeiders en de onderdrukten de macht grijpen.

Wat is imperialisme?

De klassieke marxistische analyse is Lenins “Imperialisme, hoogste stadium van het kapitalisme”, geschreven in 1916. Om de nieuwe fase te begrijpen en te verklaren, analyseerde Lenin het mondiale kapitalisme, niet slechts één of twee landen, en de processen over een langere periode. Dit is wat marxisten tegenwoordig perspectieven noemen. Imperialisme ontwikkelt zich met concentratie van kapitaal. Groeiende reusachtige bedrijven worden monopolies. Dat is “een algemene en fundamentele wet van het tegenwoordige ontwikkelingsstadium van het kapitalisme.” Verbonden met en gecontroleerd door banken, betekent dit dat het financieel kapitaal aan de macht komt. Het is kapitalisme in verval en parasitair: “de voornaamste winsten vallen ten deel aan de ‘genieën’ inzake financiële machinaties.” Er is geen ‘grens’ meer tussen speculatief en productief kapitaal.

Alle door Lenin beschreven kenmerken van het imperialisme zijn in China al tientallen jaren aanwezig. De economie produceert voor een massamarkt, in China en wereldwijd, maar de toe-eigening van de winst is privé, zowel voor buitenlandse als voor Chinese kapitalisten. Enkele monopolies domineren in alle sectoren van de economie: financiën, energie, internet enz. Dit gebeurt in China met staatskapitalistische kenmerken. Lenin benadrukte in ‘Imperialisme’ hoe de grote bedrijven in Duitsland en elders een “persoonlijke band” hadden met banken en met de regering. Dit was ook het geval bij confiscatie en speculatie met land, een kwestie die in China tot veel protesten heeft geleid.

Private bedrijven en machtige kapitalisten in China werken hand in hand met de staatsdictatuur van de CCP. De top-miljardairs zijn lid van de CCP en de ministers, generaals en partijleiders van de regering zijn rijker dan de leden van welke andere regering ook ter wereld. Lenins concept van “plutocratie en bureaucratie” – de samenwerking tussen de superrijken en de staat – heeft in China perfectie bereikt in de vorm van staatskapitalisme. Maar zoals in alle kapitalistische samenlevingen zorgt dit geenszins voor stabiliteit. De tegenstellingen stapelen zich op en bereiden nieuwe crises voor.

Geen super-imperialisme

Lenin pleitte sterk tegen de theorie van Karl Kautsky, dat het imperialisme zou samensmelten tot één unie, het zogenaamde ‘ultra-imperialisme’. Die theorie hield in dat oorlogen en conflicten zouden ophouden, terwijl de financiële uitbuiting zou doorgaan. Dit was een argument dat in strijd was met het marxisme, dat de burgerij definieert als nationale kapitalistische klassen, die niet in staat zijn hun nationale belangen te overwinnen. Verder voedde de theorie van het superimperialisme illusies in een vreedzame ontwikkeling van het imperialisme. Het was Lassalle’s theorie van de burgerij als “één grijze massa”, in plaats van haar innerlijke conflicten en tegenstellingen op wereldvlak te begrijpen.

Lenin stelde dat een wezenlijk kenmerk van het imperialisme erin bestaat “dat enkele grote mogendheden wedijveren in het streven naar de hegemonie, d.w.z. naar het in bezit nemen van gebieden, niet zozeer direct voor zichzelf, dan wel om de tegenstander te verzwakken en diens hegemonie te ondermijnen.” Modern imperialisme betekende volgens Lenin “de concurrentie van een reeks imperialistische mogendheden.”

Het VS-imperialisme was de leider van het kapitalistische blok na WO II, in een Koude Oorlog tegen in de eerste plaats de Sovjet-Unie, maar ook China. De laatste twee waren niet-kapitalistische bureaucratische planeconomieën die dictatoriaal werden geregeerd door ‘communistische’ partijen die geen echte partijen waren, maar het staatsapparaat. Toen het stalinisme in de Sovjet-Unie ineenstortte en het kapitalisme in China werd hersteld, leek het VS-imperialisme als enige supermacht over te blijven.

De krachtsverhouding tussen de machten zou echter in de loop van de tijd veranderen, voornamelijk op basis van economische kracht. De groei van de Chinese economie ten opzichte van die van de VS, en de ontwikkeling van Azië als de belangrijkste arena voor economische groei, betekende een geleidelijke verschuiving en een uitdaging van de positie van de VS. In zekere zin is het vergelijkbaar met de wijze waarop het Duitse kapitalisme het Britse vanaf de jaren 1870 begon uit te dagen. Op belangrijke productiegebieden, zoals staal, ging Duitsland van de helft van het Britse productieniveau naar een productie die dubbel zo groot was. Gebaseerd op de ervaring van de Eerste Wereldoorlog, vroeg Lenin: “De vraag rijst of er onder het kapitalisme, behalve oorlog, ook andere middelen bestaan tegen een wanverhouding tussen de ontwikkeling van de productiekrachten en de kapitaalaccumulatie enerzijds, en de verdeling van de koloniën en “invloedssferen” van het financierskapitaal anderzijds.” Ondanks het feit dat zowel de VS als China kapitalistisch zijn, is er vandaag een Koude Oorlog. Wat een ‘warme’ oorlog tegenhoudt, is het bestaan van kernwapens die de hele wereld zouden kunnen vernietigen. Even belangrijk is het potentiële verzet tegen oorlog door een grote meerderheid van de bevolking.

Militaire incidenten en proxy-oorlogen zoals in Syrië zijn mogelijk, maar een grootschalige oorlog tussen de VS en China ligt voorlopig niet in het verschiet. De Koude Oorlog zal voortduren, en in tegenstelling tot veel voorspellingen zullen de heersende klassen aan beide zijden daardoor waarschijnlijk terrein verliezen. De aanvankelijke steun voor het nationalisme zal worden tenietgedaan door de kosten van het conflict en de ernstige interne politieke, economische, ecologische en sociale crises in beide landen en blokken.

De wereld verdelen

In Lenins definitie van imperialisme wordt de ontwikkeling van monopolies en de rol van het financieel kapitaal gekoppeld aan globalisering: export van kapitaal, de ontwikkeling van multinationale en transnationale ondernemingen en “de territoriale verdeling van de aarde tussen de grootste kapitalistische landen.” In de decennia aan het eind van de 19e eeuw verdeelden de belangrijkste imperialistische mogendheden de wereld onder elkaar. Lenin heeft het over “twee of drie machtige tot de tanden toe bewapende wereldplunderaars.” Dit was een gevolg van een “enorm overschot aan kapitaal … in de ontwikkelde landen.” Het werd de kapitalisten opgedrongen als gevolg van de concentratie van kapitaal en monopolie. Dit leidde tot een strijd om grondstoffen en markten, om winst en macht, in minder ontwikkelde landen waar “de grondprijs relatief laag is, de lonen laag zijn, en grondstoffen goedkoop.” Het was ook een “strijd om invloedssferen.”

In de jaren 1800 was het Britse Rijk de topproducent voor de wereldmarkt. Zijn technologische superioriteit in de productie van textiel, machines, enz. ruïneerde de lokale kleinschalige productie in andere landen, bijvoorbeeld in Latijns-Amerika. Hoewel Lenin het proces beschreef als een definitieve verdeling van de aardbol, benadrukte hij ook dat “herverdelingen mogelijk en onvermijdelijk zijn.” Dit is natuurlijk keer op keer bewezen, niet in de laatste plaats door de twee imperialistische wereldoorlogen. In de twintigste eeuw werd het VS-imperialisme de dominante imperialistische macht, waardoor andere imperialistische mogendheden naar de achtergrond werden verdrongen.

Gedurende een relatief lange periode accepteerde het VS-imperialisme de economische groei van China, aangezien Peking bereid leek om als een soort onderaannemer verder te gaan. Sinds Xi Jinping aan de macht is gekomen, en de Chinese economie op weg is om de grootste ter wereld te worden, hebben verschillende processen het evenwicht tussen de twee machten echter veranderd. Het Chinese staatskapitalistische model leek minder schade op te lopen door de wereldwijde crisis van 2008-09 en het regime nam enkele verregaande stappen. ‘Made in China 2025’, het programma dat in 2015 werd opgestart, was gericht op Chinees leiderschap op het gebied van technologie en om minder afhankelijk te worden van het Westen en de VS.

Het Belt and Road Initiative (BRI, de ‘nieuwe zijderoute’) is een gigantisch netwerk van overeenkomsten tussen China en regeringen in meer dan 100 landen op elk continent. De lancering ervan betekende dat China de algemene wet volgde dat kapitaal de nationale grenzen ontgroeit. De wegen, spoorwegen, havens, luchthavens, pijpleidingen enz. van de BRI zullen de deelnemende staten via handel, leningen en schulden verbinden met de Chinese economie. De BRI geeft China toegang tot infrastructuur, energiebronnen en land. BRI zal het gebruik van Chinese technologie in de deelnemende landen doen toenemen. De jaarlijkse buitenlandse directe investeringen van China zijn tussen 2009 en 2016 verviervoudigd tot bijna 200 miljard dollar. In totaal bedroeg de BDI-uitstroom uit China in de periode 2005-2020 bijna 2,1 biljoen dollar. Een derde daarvan betrof investeringen in energiebronnen.

Spoorwegen

In een voorwoord bij de Franse en Duitse uitgave van ‘Imperialisme’ schreef Lenin:

“De aanleg van spoorwegen lijkt een eenvoudige, natuurlijke, democratische, culturele en beschaving bevorderende onderneming – en is dit ook in de ogen van kleinburgerlijke professoren die betaald worden om de kapitalistische slavernij goed te praten. In werkelijkheid hebben de kapitalistische banden, waardoor deze ondernemingen duizendvoudig met de particuliere eigendom van de productiemiddelen als zodanig verstrengeld zijn, de aanleg van spoorwegen gemaakt tot een werktuig ter onderdrukking van een miljard mensen (in de koloniën en de halfkoloniën), d.w.z. van meer dan de helft van de wereldbevolking in de afhankelijke landen en van de loonslaven van het kapitalisme in de ‘beschaafde’ landen.”

En verder in het boek: “Tweehonderdduizend kilometer nieuwe spoorlijnen door koloniën en andere landen in Azië en Amerika, — dat betekent ruim 40 miljard mark investeringen op bijzonder gunstige voorwaarden, met extra rentabiliteitswaarborgen, winstgevende orders voor de staalindustrie enz. enz.”

34 landen hebben in de afgelopen tien jaar contracten gesloten met Chinese bedrijven voor de aanleg van nieuwe spoorwegen. Daaronder trajecten als China-Laos, Addis Abeba-Djibouti, Mombasa-Nairobi, Lagos-Ibadan, en vele andere spectaculaire nieuwe spoorverbindingen. Deze worden gebouwd door de belangrijkste Chinese spoorwegbouwbedrijven, gefinancierd met leningen uit China en met gebruikmaking van een groot aantal Chinese arbeiders en technici. In totaal werden in de periode 2013-2019 spoorwegprojecten ter waarde van 61,6 miljard dollar ondertekend tussen regeringen en Chinese bedrijven. Infrastructuurprojecten zijn geen liefdadigheid, maar worden gebouwd om zowel import als export efficiënter te laten verlopen, toegang te geven tot olie, mineralen en andere natuurlijke grondstoffen, en om een politieke band te leggen tussen het CCP-regime in China en regeringen over de hele wereld.

Schulden

Reeds in 1916 wees Lenin er ook op dat het financieel kapitaal een sterke greep kreeg op landen in nood. Hij verwees naar een bericht uit de Duitse krant ‘Die Bank’: “Talrijke buitenlandse staten, van Spanje tot de Balkanlanden, van Rusland tot Argentinië, Brazilië en China, eisen op de grote geldmarkten openlijk of in het geheim leningen, waarvan er sommige zeer urgent zijn.” Lenin merkte daarbij op dat leningen vaak gekoppeld werden aan export. “Het is algemeen gewoonte krediet te verlenen op voorwaarde dat een deel ervan wordt gebruikt voor de aankoop van producten uit het kredietgevende land, in het bijzonder van oorlogsmaterieel, schepen enz.”

In de jaren 2000 werd China de belangrijkste crediteur en exporteur van kapitaal. Uit een studie van de economen Sebastian Horn, Carmen M. Reinhart en Christoph Trebesch (Harvard Business Review, februari 2020) blijkt dat “de Chinese staat en zijn dochterondernemingen ongeveer 1,5 biljoen dollar aan directe leningen en handelskredieten hebben uitgeleend aan meer dan 150 landen over de hele wereld. Dit heeft China tot ‘s werelds grootste officiële crediteur gemaakt – en overtreft daarmee traditionele, officiële kredietverstrekkers zoals de Wereldbank, het IMF, of alle OESO-crediteurregeringen samen.”

Het merendeel van de leningen houdt verband met investeringen in infrastructuur en natuurlijke grondstoffen door de Chinese staat en Chinese bedrijven. Het resultaat is een extreme afhankelijkheid van China door de debiteurlanden. Het merendeel van de leningen is gebaseerd op commerciële voorwaarden; slechts minder dan vijf procent is rentevrij.

“Voor de 50 belangrijkste begunstigde ontwikkelingslanden schatten we dat de gemiddelde schuld aan China is gestegen van minder dan 1% van het bbp van het debiteurland in 2005 tot meer dan 15% in 2017. Een twaalftal van deze landen heeft een schuld van ten minste 20% van hun nominale bbp aan China (Djibouti, Tonga, Malediven, de Republiek Congo, Kirgizië, Cambodja, Niger, Laos, Zambia, Samoa, Vanuatu, en Mongolië).” (Horn, Reinhart en Trebesch).

Het onderzoek naar de kredietverlening door China, tot 2017, benadrukt de grote rol van het land in het mondiale financiële kapitaal. “Wanneer de portfolioschulden (inclusief de $ 1 biljoen aan Amerikaanse schatkistschuld die door China’s centrale bank is gekocht) en handelskredieten (om goederen en diensten te kopen) bij elkaar worden opgeteld, bedragen de totale vorderingen van de Chinese overheid op de rest van de wereld meer dan $ 5 biljoen in totaal. Met andere woorden: landen wereldwijd hadden vanaf 2017 meer dan 6% van het mondiale bbp aan schuld aan China.” (Horn, Reinhart en Trebesch).

In november 2020 werd Zambia het eerste land tijdens de pandemie dat in gebreke bleef bij de betaling van zijn schulden. Van de 11,2 miljard dollar schuld is er 3 miljard aan China, maar in werkelijkheid is er veel meer aan China verschuldigd. Het Chinese regime is bijzonder geïnteresseerd in het land, dat de op één na grootste koperproducent van Afrika is. Tijdens de pandemie heeft Peking ook leningen toegezegd om de aankoop van Chinese vaccins te dekken, bijvoorbeeld 500 miljoen dollar aan Sri Lanka.

Het doel van de Chinese leningen en connecties met regeringen en presidenten is niet om het leven van de arme massa’s in deze landen te verbeteren. Integendeel, de afbetaling van schulden neemt een steeds groter deel van de overheidsuitgaven in beslag, de arbeidsomstandigheden verslechteren door toenemende uitbuiting en de armoede neemt toe, zoals nu in Zambia het geval is. Veel regimes in het Belt and Road Initiative zijn autoritair en vallen democratische rechten voortdurend aan. Het Chinese regime en systeem zijn een integraal onderdeel van het mondiale kapitalistische systeem.

 

Het tweede deel van dit artikel zal ingaan op de politieke verwarring van sommigen ter linkerzijde in hun houding tegenover de Chinese staat en het imperialisme, met inbegrip van zijn acties in Xinjiang, Hongkong en Taiwan.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop