Tunesië tien jaar na de revolutie

Tien jaar geleden, op 17 december 2010, brak de Tunesische revolutie uit. Die leidde tot de verdrijving van Ben Ali op 14 januari 2011. Het is voor ons onmogelijk om niet terug te komen op deze ontwikkelingen en de belangrijke politieke gebeurtenissen te zien die zich sinds het uitbreken van deze historische gebeurtenis hebben voorgedaan. De verschillen tussen toen en nu zijn niet alleen te vinden in de veranderingen in Tunesië, maar ook in de rest van de wereld.

Door Aymen Baccouche (Tayaar al’Amael al’Qaaedi – ISA in Tunesië)

Het volstaat te bedenken dat de huidige regering de tiende regering is sinds de Tunesische revolutie die de corrupte dictator Ben Ali uit zijn ambt heeft gezet.

Als dit iets aangeeft, dan is het wel de staat van politieke instabiliteit die het land op dit moment doormaakt. We hebben in minder dan tien maanden drie premiers gekend, een teken dat duidelijk de staat van politieke chaos laat zien, en de steeds snellere ineenstorting van het “democratische overgangssysteem”. Voor het eerst in de politieke en parlementaire geschiedenis van het land is er een regering gevallen voordat ze zelfs maar aantrad, namelijk die van Habib Jemli, doodgeboren na de verkiezingen van oktober 2019.

Regering van technocraten

De regering van Elias Fakhfakh stortte in de zomer in met een daverend ontslag, na slechts enkele maanden in functie te zijn geweest. Dit was het resultaat van groeiende politieke spanningen en manoeuvres rond een belangenconflict waarbij de premier betrokken was, vanwege zijn eigendom van aandelen in particuliere bedrijven die commerciële deals met de staat hadden gewonnen, en door de eisen van de andere carrièrepartijen om “de overheidsgordel te versterken” door hen in de regering te brengen. Dit is een glashelder bewijs van het onvergelijkbare wegrotten van de hele politieke situatie, zozeer zelfs dat het tot een zogenaamd onpartijdige regering van “technocraten” kwam onder leiding van voormalig minister van Binnenlandse Zaken Hichem Mechichi. Die regering beloofde om een einde te maken aan het regeringsvacuüm waarin het land zich bevond.

De regering van Mechichi kwam aan de macht nadat de belangrijkste parlementaire spelers voor de keuze stonden om ofwel een manier te vinden om een nieuwe regering te vormen ofwel nieuwe verkiezingen te houden. Er was immers een verlamming van de politiek na de val van de vierpartijencoalitie van Ennahda, de Democratische Stroming, de Volksbeweging en de beweging ‘Leve Tunesië’.

Gezien de stemming van enorme ergernis en woede tegen politici in de straten, was het besluit om voor deze technocratische regering te stemmen de enige manier om hun eigen politieke overleving te garanderen.

Maar ondanks deze hertekening van de kaart van gewetenloze politieke allianties, met de oprichting van een nieuw parlementair front dat de vijanden van gisteren, Ennahda, de Partij van het Hart van Tunesië, en de Waardigheidscoalitie verenigt, is de regering van Mechichi verward gebleven en niet in staat tot politieke actie, omdat ze te vol is met politieke tegenstellingen.

Gedurende drie maanden heeft de regering dezelfde politieke benadering gevolgd als haar voorganger bij de aanpak van de pandemie van het Coronavirus. Na een massale besmettingsgolf is men het er uiteindelijk over eens geworden dat er geen alternatief is voor een ′noodzakelijke coëxistentie met de pandemie′. Deze geïmproviseerde beslissing komt te midden van een ongekende verslechtering van de omstandigheden in de gezondheidssector en een verlies van meer dan 170.000 jobs. De economie is met 20% gekrompen en het werkloosheidscijfer heeft officieel 18% bereikt, alarmerende cijfers die er alleen maar op wijzen dat geen van de voorbije regeringen de wens of een voorstel tot beleid had om echt te veranderen. Zij zijn veeleer slechts marionetten geweest van de dictaten van de imperialistische mogendheden en van het Internationaal Monetair Fonds.

Terugkeer van het protest

Het is belangrijk te onderstrepen dat er opnieuw een opgang is van sociaal protest. De regering dacht het dossier van “El Kamour” te hebben gesloten, een akkoord tussen de regering en de betogers van de zuidwestelijke stad El Kamour dat werd bereikt na meer dan een maand van onderhandelingen na hevige protesten en het blokkeren van de olieproductie door de plaatselijke bevolking. Maar sindsdien is het geconfronteerd met een nieuwe golf van sectorale en regionale eisen, stakingen, sit-ins en sociale protesten. In de steden Le Kef, Kairouan en Jendouba waren er regionale algemene stakingen, die een eerlijke ontwikkeling en werkgelegenheid voor iedereen eisten, en het vervolgen van corruptie door lokale ambtenaren. De premier heeft zich beklaagd over het voortduren van deze protesten, door ze te omschrijven als “anarchie” en door te stellen dat er een einde moet komen om de orde te herstellen.

Naast dit beleid van dreigementen en intimidatie door de staat, dat de afgelopen tien jaar een constant kenmerk is geweest van alle regeringen als antwoord op sociale eisen en bewegingen, zijn er bij het opstellen van de begroting reële moeilijkheden gebleken. Deze zijn nog verergerd door het verrotte politieke klimaat als gevolg van populisme en het gebruik van afleidingsmanoeuvres die erop gericht zijn het publiek in verwarring te brengen over de kernvraagstukken die op het spel staan. De laatste tijd is het parlement veranderd in een dagelijkse arena van fysiek en verbaal geweld.

Cynisch genoeg is dit wat sommige partijen op de markt proberen te brengen als het rampzalige resultaat van de revolutie, waarbij ze teruggrijpen naar nostalgische beweringen over het succes van het pré-revolutionaire regime van Ben Ali in het verschaffen van openbare veiligheid en basisbehoeften voor het Tunesische volk. Dit is een eenvoudig spel in een land dat zich volgens een recente opiniepeiling heeft aangesloten bij de top 10 van de meest “ongelukkige landen ter wereld” – samen met Afghanistan, Rwanda en Libanon.

In deze sfeer zijn de verklaringen van de nationale vakbondsfederatie, de Algemene Vakbond van Tunesische Arbeiders (UGTT), enkel bedoeld om de zogenaamde “nationale dialoog met alle componenten” nieuw leven in te blazen. Te midden van dergelijke explosieve politieke en sociale gebeurtenissen speelt de vakbondsbureaucratie altijd een dubbele rol ten opzichte van haar eigen basis, in een poging om de vonk van de protestbewegingen te doven, nadat ze zich tot taak heeft gesteld om het systeem van de ondergang te redden. Dit politieke gedrag is zodanig dat de vakbondsbureaucratie deel is gaan uitmaken van de structuren van het systeem en een hoge mate van financiële, logistieke en dienstverlenende privileges geniet, en in die zin niet wezenlijk verschilt van die van het systeem zelf.

De poging van de recente buitengewone, niet-gekozen vakbondsconferentie om hoofdstuk 20 van de vakbondsregels te wijzigen (het hoofdstuk dat bepaalt dat de algemeen secretaris en de gezamenlijke algemene secretarissen niet meer dan twee termijnen kunnen doen), is de sterkste aanwijzing tot nu toe van de valse houding van de vakbondsbureaucratie in de bewering dat zij zich inspant om de omstandigheden van de arbeidersklasse te verbeteren. De roep om een nieuwe ronde van “nationale dialoog” wordt alleen gedaan door degenen die aan de tafel van deze dialoog zitten en die nooit ook maar een fractie van hun privileges zullen opgeven om zich te plaatsen op het niveau van de arbeiders die ze geacht worden te vertegenwoordigen.

De sociale en politieke krachten waarmee de vakbondsleiders deze “nationale dialoog” willen voeren, zijn het establishment. Om een indruk te geven van het karakter van het politieke establishment moet men bijvoorbeeld kijken naar enkele wetsontwerpen die door de parlementaire meerderheid zijn verworpen, met al hun variaties en schakeringen. Het gaat onder meer om het volgende:

  • Een voorstel om een einde te maken aan de schulden van minder dan vijfduizend dinar (1500 euro) voor kleine boeren.
  • Een voorstel om een einde te maken aan de schulden van minder dan vijfduizend dinar voor kleine ambachtslieden
  • Een voorstel om een fonds voor mensen met speciale behoeften op te richten
  • Een voorstel om 0,5% van de winst van financiële bedrijven af te trekken om deze toe te wijzen aan de staatsbegroting om zo werkgelegenheid te creëren.
  • Een voorstel om een compensatievergoeding in te voeren voor gepensioneerden die in kwetsbare sectoren werkten, zodat hun uitkering zou stijgen tot 250 dinar per maand in plaats van 180 dinars (van 55 tot 75 euro).

De verwerping van dergelijke maatregelen, hoe beperkt ook, dient alleen maar om het duidelijk contrarevolutionaire karakter van de Tunesische politieke kaste te benadrukken, en de onmogelijkheid om de steeds slechter wordende situatie van de werkende bevolking, de armen en de gemarginaliseerde lagen binnen de grenzen van zo’n verrot, kapitalistisch systeem te herstellen.

Dit volgt op de opkomst van populistische stromingen en corrupte rechtse krachten in al hun verschillende tonen en nuances, wat heeft geresulteerd in een situatie die alleen maar kan worden omschreven als een theater van politieke farce.

Dit is des te meer omdat links nu, na het uiteenvallen van de coalitie rond het ‘Volksfront’, bijna volledig afwezig is op het politieke en parlementaire toneel. Het Volksfront, dat in 2012 werd opgericht uit de wens van veel arbeiders en jongeren om een echte politieke breuk met het oude systeem te maken, had een ander lot kunnen kennen en beter aansluiten bij de basis indien het had gekozen voor een revolutionaire weg met een duidelijk zicht op wie de vrienden en wie de vijanden van de revolutie zijn. In plaats daarvan werd de kortetermijnverkiezingspolitiek de spil binnen die coalitie, die zowel de betrekkingen met de burgerlijke politieke partijen als de betrekkingen tussen de verschillende interne componenten ervan bepaalt. Uiteindelijk bereikte de coalitie het punt waarop er geen weg terug was. Het Front raakte in openlijke verdeeldheid en is volledig ingestort.

De huidige wispelturige en onstabiele politieke realiteit waarmee de Tunesische heersende klasse wordt geconfronteerd, moet door de massa’s worden gebruikt om hun eisen op de voorgrond te plaatsen en de slogans die de revolutie sinds haar ontstaan hebben aangewakkerd, nieuw leven in te blazen: “werk, vrijheid en nationale waardigheid”. Iets wat het Volksfront nooit heeft begrepen, is dat de confrontatie met het maffiose systeem een revolutionaire noodzaak is en geen optie in het kader van de “democratische overgang”. Er is dringend behoefte aan een strijdbaar programma dat een radicaal socialistisch alternatief biedt voor het beleid van het kapitalisme en de dictaten van de imperialistische mogendheden, een alternatief voor de schuld en afhankelijkheid die dit systeem met geweld aan de massa’s oplegt. Dit is de meest geschikte en enige manier om de koers van de revolutie die tien jaar geleden in Tunesië is begonnen, te herstellen. Het moet geduldig en systematisch worden uitgelegd op een manier die is aangepast aan de praktische behoeften van de massa’s en aan hun voortdurende strijd – zodat ze, zoals Lenin ooit zei, revolutionaire conclusies trekken door hun eigen ervaringen te evalueren.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop