Your cart is currently empty!
Wat is het belang van deze politieke crisis voor gewone werkenden?
Artikel uit de februari-editie van De Linkse Socialist
De bemiddelingspoging van Vande Lanotte was de zoveelste “onderhandeling van de laatste kans”. Toen dit opnieuw niet tot een akkoord leidde, bleek dat ook dit niet de “laatste kans” was. De onderhandelingen gingen voort onder leiding van Vande Lanotte, samen met De Wever en Di Rupo. En vervolgens mag ook Reynders nog eens proberen. De regering van lopende zaken kreeg intussen van de koning de opdracht om voor 2011 een begroting uit te werken met 4 miljard euro besparingen.
CD&V: “neen, tenzij”
Na de verklaring van Wouter Beke dat CD&V niet verder wou onderhandelen op basis van de nota-Vande Lanotte, tenzij na fundamentele aanpassingen aan essentiële punten, brak een totale kakafonie uit. Het CD&V-bureau zou beslist hebben “ja, maar” te antwoorden (volgens Torfs en Eyskens), maar de G4 van de partij (Peeters, Leterme, Vanackere en Beke) zou dat nadien hebben aangepast tot een “neen, tenzij”. Vande Lanotte deed meteen zijn tegenzet: hij nam ontslag als bemiddelaar. Dit was poker op hoog niveau.
Op het eerste gezicht lijkt dit te zijn gelukt: Vande Lanotte ging alsnog door met de onderhandelingen. Er was nochtans, op zijn zachtst gezegd, geen enkele garantie dat het triumviraat er uit zou geraken. Zowel N-VA als CD&V willen minder thema’s op tafel leggen, maar een diepgaandere regionalisering rond deze thema’s bekomen. Het sociaal-economische ligt voor de hand, N-VA eiste de splitsing van het volledige arbeidsmarktbeleid. De reacties van CDH, PS, Ecolo, de vakbonden en zelfs het VOKA daarop waren negatief.
Gemakkelijker met de liberalen?
Met de MR zal het nog veel moeilijker zijn om tot een akkoord te komen, gezien de electorale belangen van MR/FDF in de Brusselse rand. Na het mislukken van Vande Lanotte, is een poging tot de vorming van een centrum-rechtse regering zonder de groenen (en eventueel SP.a) maar met de liberalen niet uitgesloten. Hierdoor zou de N-VA dan toch haar centrum-rechtse regering krijgen.
Maar ook daar dreigt een gevaar voor de N-VA. Onderzoek naar het kiesgedrag toont dat grote delen van het door de N-VA veroverde kiespubliek niets van doen heeft met het ultraliberale programma van die partij. Er wordt op de N-VA gestemd om tegen de andere partijen te stemmen en de figuur van De Wever trekt stemmen op basis van een imago ‘anders’ te zijn.
Wat met Brussel?
CD&V en NVA willen aanpassingen over Brussel, waarbij vooral de oude tegenstelling over de gewesten en gemeenschappen opspeelt. Het bestaan van deze beide structuren is een voorbeeld van het Belgische compromis. Het ontstaan van de gemeenschappen kwam er op vraag van Vlaanderen dat een eigen cultuurbeleid wou voeren. De Duitstalige Gemeenschap maakte hier gebruik van om ook zelf over de gemeenschapsbevoegdheden te kunnen beschikken. Het ontstaan van de gewesten kwam er op vraag van Wallonië om een eigen economisch beleid te kunnen voeren. Beide structuren overlappen elkaar en leiden tot een zeer ingewikkelde staatsstructuur.
Voor de Vlaamse politici wegen de gemeenschappen door. Zij zijn dan immers de grootste. Daarom hebben Vlaamse politici en journalisten het steeds over twee “deelstaten” en komen er voorstellen die erop neerkomen dat Brussel vanuit Vlaanderen en Wallonië moet worden bestuurd. Ze ontkennen daarmee dat de oprichting van een Brussels Gewest een nieuwe realiteit heeft gecreëerd waar je niet meer omheen kan, deze van een tweetalig gewest. Ze gaan er ook aan voorbij dat zowat de helft van de Brusselse bevolking noch tot de ene noch tot de andere gemeenschap behoort.
Voor de Franstalige politici genieten de gewesten de voorkeur. Op die manier staan twee gewesten (Wallonië en Brussel) tegenover Vlaanderen, wat hun positie uiteraard versterkt. Maar ze gaan voorbij aan de historische realiteit dat de Vlamingen hebben moeten vechten om bijvoorbeeld het recht op Nederlandstalig onderwijs te verkrijgen. Enkel de creatie van de gemeenschappen gaf Vlamingen definitief deze bevoegdheid als tegengewicht tegen de politiek van het verdringen van de Nederlandse taal en het bevoordelen van de Franse.
Nu nieuwe compromissen moeten worden gesloten, blijft deze oude tegenstelling verder spelen omdat de compromissen van het verleden de zaak niet hebben opgelost, maar enkel tijdelijk hebben “verzoend”.
Is N-VA bereid tot compromis?
In België, zeggen alle commentatoren eensgezind, is politiek de kunst compromissen te kunnen sluiten. Coalities zijn hier immers de traditionele regeringsvorm. Deelnemen aan coalities was al voor de Eerste Wereldoorlog (op gemeentelijk niveau) de doelstelling van de Belgische Werkliedenpartij (voorloper van de Belgische Socialistische Partij). Alle tot compromis bereide Vlaams-nationalistische krachten of Waalse of Brusselse partijen zijn in het verleden opgenomen geweest in coalities, een beloning voor hun compromisbereidheid.
Nu blijkt de N-VA zich niet in dat proces te willen inschrijven, op zijn minst willen ze de prijs voor de Franstaligen heel hoog opdrijven. Enerzijds krijgt de N-VA steun voor haar weigering om voluit in dit spel te stappen: eindelijk een breuk met die achterkamertjespolitiek en de postjespakkers. De Wever liet na de verkiezingen duidelijk verstaan dat voor hem de post van eerste minister ondergeschikt was aan het N-VA programma. Anderzijds blijkt N-VA wel bereid te plooien op vraag van haar bazen, de extremisten van VOKA (Vlaams netwerk van ondernemingen). De Tijd op 12 januari: “Er wordt opgemerkt dat De Wever niet ongevoelig is voor het gevaar dat uitgaat van de financiële markten – die de kostprijs van het uitblijven van een regering stelselmatig aan het opdrijven zijn – wat ook de Vlaamse werkgevers pijn doet.”
De druk op de N-VA neemt ook in de Vlaamse media toe. Is er een mogelijkheid tot een akkoord, met of zonder N-VA? Volgens De Tijd heeft De Wever met zijn bereidheid om verder te onderhandelen “een signaal gegeven. Dat de voorman van de Vlaams-nationalisten zijn keuze heeft gemaakt. Een keuze om een regering te vormen, al was het maar uit besef dat het momentum voorbij is om er nog de stekker uit te trekken.”
Een akkoord is dus mogelijk, mits de De Wever zijn partij een compromis kan opleggen en de “pragmatici” hierdoor de bovenhand halen op de “Vlaamse romantici”. Indien dat niet het geval is, gaat de soap nog even verder. Externe druk – vanwege Europa, de internationale instellingen, de dreiging die uitgaat van de financiële markten,… – zal ongetwijfeld nodig zijn om alle partijen tot een akkoord te dwingen. Dit zal tegelijkertijd het excuus verschaffen voor het feit dat dit akkoord ongetwijfeld onder de minimumgrens zal liggen die vandaag door de betrokken partijen wordt voorgelegd.
Compromissen zijn steeds moeilijker. In de laatste dertig jaar is een steeds groter deel van de rijkdom naar de rijkste delen van de bevolking, de grote kapitaalbezitters, gevloeid. Ook de inkomsten van de staat – belastingen en sociale zekerheid – werden steeds verder afgeroomd. Vandaag is de federale staat dan ook niet meer in de positie om wat dan ook af te kopen. De vraag is niet of een compromis in de vorm van een “win-win”-situatie kan gesloten worden, zelfs niet een “beetje winnen, beetje verliezen”-compromis. Een evenwicht moet worden gevonden in hoeveel er verloren wordt, een “lose-lose”-situatie dus. Dat verklaart de moeilijkheid.
Het meest waarschijnlijke op dit moment is dat er – uiteindelijk – een compromis gevonden wordt. Een wankel compromis dat niet tot stabiliteit zal leiden. Dat compromis zal, zoals steeds, halfslachtig zijn en nieuwe tegenstellingen en spanningen in het leven roepen.
Welke houding voor linkse socialisten?
De mens in de straat weet ondertussen niet meer wat hij/zij ervan moet denken. Depressie, cynisme, verontwaardiging, plaatsvervangende schaamte en vooral ontmoediging vechten met de slappe, weliswaar groene, lach.
Er heerst een gevoel dat er dringend een regering moet worden gevormd. Maar willen wij gelijk welke regering? Willen wij een regering om een regering te hebben? Op een bepaald moment zal een compromis gevonden worden over die staatshervorming. Daarna zal men overgaan tot de orde van de dag. Die zal eruit bestaan dat de grote meerderheid van de bevolking – de arbeiders en hun gezinnen, de uitkeringsgerechtigden, de kleine middenstand – de rekening voor de kapitalistische crisis betaalt.
Er is dringend nood aan een andere politieke stem die de essentiële tegenstelling in de samenleving in het debat brengt, deze tussen het grote kapitaal aan de ene kant en de meerderheid van de bevolking aan de andere kant. Zo’n stem kan enkel maar efficiënt zijn wanneer ze over de grenzen van taal, huidskleur, geslacht, eenheid creëert tegen de gemeenschappelijke vijand.