Your cart is currently empty!
De Mexicaanse revolutie van 1910
De Mexicaanse revolutie van 1910 is heel weinig bekend bij ons. In 2010 publiceerde het maandblad ‘De Linkse Socialist’ onderstaand artikel om de lezers kennis te laten maken met deze opmerkelijke revolutie.

Oudere lezers of filmliefhebbers kennen misschien de film “Viva Zapata” met Marlon Brando in een hoofdrol. De gebeurtenissen van 100 jaar geleden hebben hun stempel op de verdere geschiedenis van Mexico en het volledige continent gezet. De Mexicaanse revolutie van 1910 blijft tot de verbeelding spreken. In dit dossier brengen we een aantal centrale lessen. We baseren ons op de brochure door Kim W. die hier online te vinden is.
Mexico voor 1910
Honderd jaar geleden was Mexico in grote mate een landbouwland. De economie op het platteland werd gedomineerd door haciënda’s, grote boerderijen die door de kolonisatoren werden ingevoerd toen de grond gewapenderhand op de inheemse bevolking werd veroverd. De vrije boerendorpen kwamen steeds meer onder druk van het groeiende grootgrondbezit te staan.
De arme boeren werden onder de knoet gehouden door de grootgrondbezitters op wiens grond ze moesten werken. Het verzet van de inheemse bevolking was gebroken, de gemeenschappelijke gronden van de indianen overgenomen door grootgrondbezitters. Een vijfde van het land was in handen van slechts 17 individuen, 3.000 families bezaten bijna de helft van Mexico.
Vanaf het einde van de 19de eeuw kende Mexico een industrialisatie met een opkomende metaal- en textielnijverheid, vanaf 1901 aangevuld met een snel groeiende oliesector. De industrialisatie gebeurde hoofdzakelijk met buitenlands kapitaal vanuit de VS en Groot-Brittannië. In 1910 woonde zowat 80% van de bevolking op het platteland.
Mexico-stad, vandaag een bruisende miljoenenstad, telde amper een half miljoen inwoners. De arbeidersklasse stond numeriek zwak, maar begon zich al gauw te organiseren. Zo gingen in 1906 30.000 textielarbeiders in staking.
De dictatuur van Porfirio Diaz, aan de macht gekomen in 1876, was relatief stabiel omdat het zich zowel op de grootgrondbezitters als de opkomende buitenlandse kapitalisten baseerde. De economische crisis vanaf 1907, aangevuld met enkele mislukte oogsten, zorgden voor een einde van de stabiliteit. De bestaande tegenstellingen kwamen op gewelddadige wijze tot uiting in de boerenopstanden van 1910.
Boerenopstand brengt regime ten val, maar wat is het alternatief?
De economische en sociale problemen leidden tot de ondermijning van de positie van Diaz. Er waren tal van geïsoleerde lokale bewegingen tegen de grootgrondbezitters alsook stakingsacties. Maar die kregen geen eengemaakt karakter en er was evenmin een politiek verlengstuk. Dat maakte de opkomst van de liberale burgerlijke democraat Francisco Madero mogelijk. Madero pleitte voor een “menselijker” vorm van grootgrondbezit. De afkeer tegenover Diaz vormde de grootste sterkte van Madero.
Diaz besloot om Madero op te pakken, maar die slaagde erin te ontsnappen. Madero riep vervolgens op tot een nationale opstand op 20 november 1910, maar dat werd niet bepaald een succes. Als Madero op 20 november vanuit de VS Mexico binnen trok, werd hij opgewacht door zijn oom en een tiental gewapende medestanders. Het deed Madero terug afdruipen.
Op hetzelfde ogenblik waren er wel offensieve bewegingen van verschillende geïsoleerde boerenlegers. In de noordelijke deelstaat Chihuahua was er een opstand door arme boeren en gewapende bandieten onder leiding van Pancho Villa. De autoriteiten verloren de controle over een groot aantal dorpen. Pancho Villa en zijn guerrillatroepen eisten hulp en middelen van de grootgrondbezitters, maar ze maakten geen einde aan het grootgrondbezit. Het gebrek aan politieke leiding zorgde ervoor dat Madero op deze beweging kon inspelen om er een positie op te bouwen.
De druk van de boerenopstand in het noorden werd versterkt door bewegingen in andere delen van het land. In het zuiden sprong de beweging van Zapata er uit. Diaz probeerde nog tot een vergelijk te komen, maar moest de aftocht blazen en vertrok in ballingschap naar Europa. De boerenopstanden hadden Diaz van de macht verdreven, maar de leiders ervan waren er niet in geïnteresseerd hem op te volgen. Bij gebrek aan andere kandidaten kon Madero de presidentsverkiezingen in de herfst van 1911 moeiteloos winnen, hij haalde 98% van de stemmen.
Als president probeerde Madero te schipperen tussen de elite en de arme boeren die in opstand waren gekomen. Daarbij deed hij vooral toegevingen aan de elite. In een revolutionaire periode met een sterke polarisering in de klassenstrijd, moeten machthebbers duidelijk kant kiezen tussen de heersende of de onderdrukte klassen. Als ze zelf geen keuze maken, dan wordt de keuze in hun plaats gemaakt. Dat kan enige tijd duren, zolang geen van de klassen in staat is om de andere te domineren.
Een deel van de boerenbeweging legde zich nooit neer bij het bewind van Madero. Zo bleef Zapata vasthouden aan de eis van landhervormingen. Pancho Villa raakte in conflict met de legerleiding en belandde in de gevangenis. Madero verloor de actieve steun van alle lokale boerenleiders die een einde hadden gemaakt aan het regime van Diaz. De boerenleiders waren echter niet bereid om zelf de centrale macht te betwisten. De weg was vrij voor een militaire staatsgreep gesteund vanuit de VS. In februari 1913 kwam generaal Huerta op deze wijze aan de macht.
De zweep van de contrarevolutie
Het regime van Huerta was brutaal. Als het parlement niet mee wilde, dan werden de parlementsleden opgepakt of geëxecuteerd. Het leger werd sterk uitgebreid, officieel tot 250.000 manschappen in 1914 (het reële aantal lag een pak lager omdat officieren het aantal soldaten onder hun bevel overdreven om zich een deel van de soldij toe te eigenen …).
De activiteiten van de boerenbewegingen werden omvangrijker. In het noorden verwierf Pancho Villa met zijn guerrillaleger de facto de macht over Chihuahua. In het zuiden werd de steun voor Zapata groter en radicaliseerde de boerenbeweging. De aanhangers van Zapata vroegen niet langer materiële steun van de boerengemeenschappen, ze eisten deze op bij de grootgrondbezitters. De boerenlegers veroverden een steeds groter deel van het land. Huerta besefte dat zijn positie hopeloos werd en vluchtte naar Europa.
Het gebrek aan een alternatief bleef evenwel overeind. Liberale burgerlijke krachten maakten opnieuw gebruik van de zwakte van de boerenbewegingen en hun gebrek aan banden met de arbeidersbeweging om op basis van een reeks linkse beloften de macht naar zich toe te trekken. Carranza en Obregón deden daarbij beroep op de stedelijke arbeiders. Maar zodra ze de kans ertoe zagen, staken ze een mes in de rug van die arbeidersbeweging.
In 1916 kwam het tot een algemene staking die Mexico-stad volledig lam legde. Carranza onderdrukte de staking met bloedige repressie en dwong de ontbinding van de vakbondsfederatie Casa del Obrero Mundial af. Hij aarzelde ook niet om Zapata fysiek uit te schakelen.
Tegelijk moest Carranza rekening houden met de radicaliserende arbeidersbeweging en deed hij toegevingen (onder meer met de invoering van de 8-urendag, het verbod op kinderarbeid en elementen van sociale zekerheid).
De machthebbers die hem zouden opvolgen, moesten evenzeer rekening houden met het potentieel van de arbeidersbeweging en de tradities van de boerenopstanden.
Beperkingen van de Mexicaanse revolutie
De boerenopstanden van 1910-1920 kenden enerzijds een potentieel aan strijdbaarheid. Maar anderzijds waren er ook enorme beperkingen, zowel in het noorden als het zuiden. De boerenopstanden beperkten zich steeds tot het lokale niveau, er was amper enige coördinatie of samenwerking. Zelfs centrale boerenleiders als Emiliano Zapata en Pancho Villa hebben elkaar maar zelden ontmoet. Het ontbrak bovendien aan een traditie van politieke organisatie.
Het bleef bij boerenopstanden omdat er geen actieve leidinggevende rol werd gespeeld door de arbeidersbeweging. De boerenleiders zochten zelfs geen toenadering tot die arbeidersbeweging. Zapata pleitte voor een federatie van vrije, democratisch functionerende dorpen. Steden en arbeiders kwamen in de ideale samenleving van Zapata niet voor.
Waar de boerenleiders zelf aan de macht kwamen, voerden ze een politiek van beperkte hervormingen. Er waren landhervormingen, loonsverhogingen, infrastructuurwerken en investeringen in onderwijs. In het zuiden werd daarbij onder invloed van Zapata verder gegaan en waren er meer elementen van democratische betrokkenheid. Maar er werd nergens fundamenteel gebroken met het kapitalisme.
De Mexicaanse bewegingen van 1910-1920 vormden een inspiratiebron voor strijd. Het regime was bang van een herhaling van deze bewegingen, maar dan onder leiding van de arbeidersbeweging. Dat leidde in de jaren 1930 tot verdere toegevingen, onder meer met de nationalisatie van de oliesector of het toelaten van allerhande linkse ballingen (waaronder Leon Trotski). De Mexicaanse revolutie van 1910 werd een symbool van strijdbaarheid, maar dat volstaat op zich niet. Er moet ook de les worden getrokken dat succes enkel mogelijk wordt als er een revolutionaire arbeiderspartij is met een socialistisch programma dat volledig breekt met het kapitalisme om te bouwen aan een socialistisch alternatief.