Pakistan. Moord op gouverneur van Punjab. Opmars van religieus extremisme

De brutale moord op de gouverneur van de grootste Pakistaanse provincie Punjab heeft alle zwakheden van het actuele Pakistan duidelijk gemaakt. Salman Taseer werd vermoord door een lid van de zogenaamde professionele elitetroepen van Punjab. Het was de meest dramatische moord in het land sinds de moord op Benazir Bhutto in december 2007.

Analyse door Khalid Bhatti vanuit Pakistan

Het feit dat de moordenaar door de grootste moslimsektes van het land meteen als een held werd bestempeld, bevestigt het bestaan en de consolidatie van de religieuze extremisten. Taseer werd vermoord omdat hij inging tegen extremistische standpunten. Hij durfde het aan om in te gaan tegen de wet op de godlastering.

De goed georganiseerde, sterk bewapende en machtige extremistische krachten zijn op de kar gesprongen en trekken zelfs in twijfel of de koelbloedige moord een crimineel feit was. Religieuzen van allerhande strekkingen hebben geprobeerd om deze barbaarse daad goed te praten, een aantal reactionaire advocaten beloofden al om de dader gratis te verdedigen. Zowat 500 advocaten hebben een aanvraag ingediend om hem te verdedigen voor de rechtbank. De religieuze partijen organiseren grote bijeenkomsten en acties om hun steun en solidariteit met de moordenaar te betuigen.

Na de moord

Gelijk welke onbevoordeelde analyse zal duidelijk maken dat de overheid de capaciteit om haar autoriteit te gebruiken tegen religieuze extremisten is verloren. De grootste islamitische sekte, Ahle Sunnat Wal Jamat, ofte Braelvis zoals ze doorgaans worden genoemd, vond in de verdediging van de wet op de godlastering een uitstekend middel om de druk op de staat op te voeren en om de opmars van de Taliban te doorkruisen. De Taliban wordt geleid vanuit de Deobandi-Wahabi as.

Op het Indische subcontinent zijn de soennieten opgedeeld in twee substromingen. Een ervan is de Braelvis, een sekte die zich baseert op soefistische standpunten en tradities en die als meer gematigd wordt beschouwd. De andere is de Deobandi-sekte die zich baseert op de jihad en die als zeer conservatief wordt gezien. De Taliban baseert zich in Pakistan op deze laatste stroming.

De moslims op het subcontinent erkennen de Saoedische versie van de islam niet als Soennitisch en bestempelen het als Wahabi. Het militaire regime van de dictator Zia ul-Haq maakte eind jaren 1970 en begin jaren 1980 gebruik van de Deobandi-sekte om de Afghaanse jihad te steunen. Alle groepen die in Afghanistan gingen vechten, baseerden zich op deze sekte en genoten een enorme staatsteun. Nadien vormde het Pakistaanse establishment de groepering Lashkar-e-Taiba (LeT) op basis van een Wahabi sekte.

Het religieuze protest rond het thema van de wet op de godlastering wordt geleid door de Soefistische groep Braelvis. De nooit geziene uitspraak van 500 clerici die eisen dat Salman Taseer geen recht zou hebben op islamitische uitvaartgebeden, betekent dat deze sekte die ooit als meer gematigd en tolerant werd beschouwd, duidelijk het extremistische pad opgaat. Dit is een van de grootste sektes in het land en voorheen nam ze een tweederangspositie in tegenover de kleinere maar rijkere en beter bewapende Deobandi-fractie. Nu voelt ze zich sterk genoeg om de algemene leiding van de ‘gelovigen’ op te nemen.

De doctrinaire meningsverschillen tussen de belangrijkste moslimsekten zullen hen uiteindelijk tot een bloedig conflict drijven. Ze staan ver af van een positie waarin de gewone Pakistaanse moslims hen de politieke leiding toevertrouwen. Maar anderzijds kunnen ze gebruik maken van religieuze gevoelens bij gewone mensen om bepaalde thema’s naar voor te schuiven.

Ongetwijfeld zal er snel een alliantie van orthodoxe religieuzen tot stand komen die ook politieke macht zal willen verwerven. De bedreigingen voor de democratische rechten en voor de staat zijn enorm toegenomen.

De reacties op de moord op Taseer verschillen enorm en tonen aan hoe gepolariseerd de Pakistaanse samenleving is. Het is angstwekkend te zien hoe delen van de media, voornamelijk de Urdu media, en rechtse intellectuelen en commentatoren van de moordenaar van Taseer een held hebben gemaakt. Maar de reactie van de liberalen die zich bedreigd voelen, is evenzeer zorgwekkend. Diegenen die zichzelf opwerpen als het progressieve gezicht van Pakistan voelen zich gegijzeld en dat maakt dat het project van sociale verandering amper nog naar voor wordt gebracht.

Ontwikkelingen vanaf de jaren 1970

De Pakistaanse samenleving is sinds midden jaren 1970 een laboratorium voor vormen van culturele experimenten die worden opgezet en uitgevoerd door de imperialistische machten en het lokale establishment. Miljoenen jongeren kregen slechts een selectieve versie van de geschiedenis te horen en een militaristische ideologie waarin de jihad en religieuze haat centraal staan. Het idee werd gevestigd dat ieder progressief standpunt onislamitisch en westers zou zijn.

Sinds de jaren 1970 hebben de heersende klassen godsdienst gebruikt als een methode om iedere progressieve beweging in het land te onderdrukken en te vervolgen. Het socialisme was de centrale vijand en er werd een systematische propagandacampagne tegen gevoerd. De linkerzijde werd het centrale doelwit van deze campagne die werd gesteund door de Pakistaanse staat en het Westerse imperialisme. Progressieve en linkse vakbonden, studentenorganisaties en politieke partijen werden met de grond gelijk gemaakt of verzwakt. De leiders en prominente activisten werden vermoord of gevangen gezet en gemarteld. Anderen moesten het land ontvluchten.

Wat we vandaag zien, is het directe resultaat van dit beleid. De linkerzijde was nooit in staat om zich te organiseren in een massale linkse partij, maar ze speelde wel gedurende meer dan vier decennia een centrale rol in de vakbeweging, de boeren- en studentenbewegingen.

Vanaf eind jaren 1970 werden door het Pakistaanse regime groepen moslimstrijders gevormd en kregen gewapende militante organisaties steun om in Afghanistan te gaan vechten. Dat werd ondersteund door de imperialisten. Er kwamen duizenden religieuze scholen die voor een constante instroom in de militante groeperingen zorgden. Duizenden jongeren werden opgeleid en bewapend om te vechten in Afghanistan of Kasjmir. Eind jaren 1970 en begin jaren 1980 heeft het militaire regime van dictator Zia-ul-Haq godsdienst gebruikt als instrument om de arbeiders en armen het zwijgen op te leggen en om de imperialistische belangen centraal te stellen. Generaal Zia-ul-Haq voerde in naam van de islam een hele reeks wetten door waarmee de religieuze rechterzijde in het land werd versterkt.

De elf jaar durende dictatuur van Zia maakte een einde aan de voorheen tolerante en progressieve samenleving. De opeenvolgende burgerlijke regeringen die aan de macht kwamen op het einde van de jaren 1980 en begin jaren 1990 slaagden er niet in om de religieuze slachtpartijen in naam van de jihad te stoppen. Integendeel, zowel de PPP onder leiding van Benazir Bhutto als de PML-N onder leiding van Nawaz Sharif volgden hetzelfde beleid. De samenleving werd meegesleurd in een onbuigzame orthodoxie en harde concurrentie die leidt tot hypocrisie, geweld en maffiose toestanden.

2001

Nadat de Verenigde Staten en de zogenaamde “coalitie van de bereidwilligen” Afghanistan binnen vielen in 2001, nam de polarisatie toe tussen diegenen die trouw bleven aan de jihad en diegenen die hoopten dat de mullahs op magische wijze uit de samenleving zouden verdwijnen. Intussen zijn we negen jaar verder, maar de zelfmoordaanslagen en moorden gaan verder. Ieder nieuw incident leidt in de meer liberale kringen tot woede en verontwaardiging, ook bij de moord op Salman Taseer was dit opnieuw het geval. Maar het refrein van dit segment van zogenaamde ‘progressieven’ vermeldt nog steeds niet het woord ‘imperialisme’. Ze erkennen niet dat de wet op de godlastering en andere dergelijke wetten niet los kunnen worden gezien van de klassenuitbuiting waaraan de meerderheid van de bevolking van dit land wordt onderworpen.

De sfeer van “wie niet met ons is, is tegen ons” wordt intenser. De rol van het staatsapparaat en van het machtige leger in het bijzonder neemt toe. De terughoudendheid van de grote partijen, waaronder de PPP, is opvallend. De afgelopen dagen waren heel wat leiders van de PPP niet bereid om een standpunt in te nemen over de kwestie van de wet op de godslastering. Tegelijk worden steevast slogans tegen het terrorisme naar voor gebracht. Maar waarom wordt er geen aandacht gegeven aan het feit dat het militaire establishment nog steeds geen volledige afstand heeft genomen van haar jihadi-vrienden? Een alarmerend groot aantal overheidsfunctionarissen blijft de militaristische ideologie ondersteunen.

De moordenaar van de gouverneur, Mumtaz Qadri, was een lid van de elitetroepen van de politie die het leven en de vrijheden van de Pakistaanse inwoners – in de praktijk vooral van VIP’s zoals Taseer – zouden moeten beschermen. Hij is een van de vele individuen binnen het staatsapparaat die zich niet bij de nieuwe regeringskoers na 2001 heeft neergelegd. Zelfs indien de verkozen burgerlijke regering beweert op te komen voor een ander beleid, dan nog is er weinig dat aangeeft dat het volledige staatsapparaat de vroegere standpunten achterwege heeft gelaten.

Het karakter en de ideologie van de staat is het echte probleem. En dat zal niet veranderen door een grotere rol van de VS of van het leger, dat zal geen einde maken aan de historische structurele problemen die met de steun van het imperialisme zijn gecreëerd.

Positie van de arbeiders en armen in Pakistan

Ondanks wat aan het gebeuren is, zou het verkeerd zijn te denken dat de religieuze extremisten een massale aanhang hebben. De opstelling van de liberale ‘progressieven’ wijst op een zekere gelatenheid en zelfs défaitisme over de wijze waarop de reactionaire opvattingen zijn doorgedrongen in de huizen, werkplaatsen en het bewustzijn van de werkende bevolking.

Maar de meerderheid van de bevolking staat niet achter willekeurig geweld tegen vermeende vijanden van de islam. De media, bepaalde intellectuelen en heel wat religieuze leiders spelen met de religieuze gevoelens van de gewone bevolking. Ze geven de indruk dat de regering en de westerse machten proberen om de bestaande wetten op de godlastering te veranderen. Ze proberen de gevoelens van de gewone bevolking op te stoken met het idee dat de heiligheid van de profeet in gevaar is. Hun campagne gaat rond het verdedigen hiervan en dat ligt erg gevoelig in een land met een overgrote moslimmeerderheid. De waardigheid en de eer van de profeet is voor gewone moslims van het grootste belang, soms zelfs van groter belang dan het eigen leven. De religieuze leiders en militante groeperingen gebruiken deze kans om steun te vinden onder de massa’s. Ze doen dat met misleidende verklaringen en emotioneel geladen preken.

De regering is niet in staat om het hoofd te bieden aan de orthodoxe krachten. De regering zal haar voorganger nog overtreffen in het kopen van veiligheid doorheen een politiek die erop gericht is om de conservatieven tevreden te stellen. De regering wordt bovendien steeds meer geconfronteerd met een isolement van andere staatsinstellingen. De oppositiepartijen hebben al aangegeven dat ze niet bereid zijn in te gaan tegen de groeiende invloed van de religieuze rechterzijde. De gewapende macht en een groot deel van het gerecht reageert op een zelfde wijze.

De enige kracht die in staat is om de strijd aan te gaan, is de arbeidersklasse. Het mobiliseren en organiseren tegen het dagelijkse ‘kwaad’ van armoedige lonen, stijgende prijzen en massale werkloosheid op basis van een duidelijk programma tegen kapitalisme, grootgrondbezit en imperialisme kan het religieus extremisme een nederlaag toebrengen. Er is dringend nood aan een arbeiderspartij!

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop