Your cart is currently empty!
Vrouwen, eerste slachtoffers van de crisis
De dalende koopkracht treft alle arbeiders, maar de armsten worden uiteraard het hardst geraakt. Uit heel wat studies blijkt dat zowat 15% van de Belgische bevolking onder de armoedegrens leeft. Die grens ligt op een maandelijks inkomen van minder dan 860 euro voor een alleenstaande.
De armste (Franstalige) gezinnen geven relatief meer uit aan voeding en huisvesting: 27% aan voeding en 42,5% aan huisvesting (tegenover een gemiddelde van 26% bij de volledige bevolking). Om daar een verdere verglijding in armoede te vermijden, eiste de voorzitter van de Waalse federatie van OCMW’s een verhoging van de uitkeringen tot op het niveau van de armoedegrens. Hierdoor zou een alleenstaande 860 euro krijgen in de plaats van 698 euro, een gezin zou van 930 naar 1548 euro gaan. Dat zou de overheid 1,25 miljard euro kosten, of zowat de helft van het fiscaal voordeel dat werd toegekend aan het patronaat met de notionele intrestaftrek.
Onder de armste lagen vinden we veel vrouwen. Zowel gepensioneerde vrouwen die met een klein pensioen moeten rondkomen als alleenstaande moeders of zelfs samenwonende vrouwen zonder werk. 16,2% van de vrouwen zijn arm tegenover 13,8% van de mannen.
Onder alleenstaanden is 26% van de vrouwen arm (tegenover 12% van de mannen). En dan zijn er nog factoren als deeltijdse arbeid waarbij vrouwen goed zijn voor 80% van de deeltijdse arbeid. In sectoren waar de lonen lager liggen – zoals het onderwijs, sociale sector,… – is er doorgaans een vervrouwelijking van het personeel.