Tibet: Protest tegen nationale onderdrukking

Rellen in Tibet, economische crisis,… Het Chinese regime gaat een onstabiele periode tegemoet en begint langs verschillende kanten te kraken.

Thibault Mertens

Opstand in Tibet

De recente rellen in Tibet hebben zowel etnische als economische oorzaken. In deze regio – de armste van China – zijn de banken, restaurants en andere bedrijven dikwijls in handen van een meer begoede laag Han-Chinezen. Ondertussen wordt de Tibetaanse bevolking geconfronteerd met racisme, werkloosheid en politiebrutaliteiten. Dit heeft ervoor gezorgd dat de rellen soms een gevaarlijke etnische ondertoon kregen.

Het regime in Peking was verrast door de intensiteit van de beweging. Het reageerde door er troepen op af te sturen, internet- en gsm-verbindingen af te sluiten en door alle journalisten aanvankelijk te verbieden zich naar de regio te begeven. Dit alles ging gepaard met een campagne van desinformatie die de grootste in de recente periode moet zijn in China.

De Chinese regering beschuldigde de Dalaï Lama ervan de aanstichter te zijn van de rellen. Maar die laatste was eerder “verzoeningsgezind” tegenover Peking. Hij weigert de onafhankelijkheid ten voordele van een systeem van autonomie, vergelijkbaar met Hong Kong. Nog opmerkelijker was de totale afwezigheid van een echte bekommernis om de economische situatie van “zijn volk” in Tibet. De explosie van ongenoegen in Tibet wees eerder op een verzwakking van de autoriteit van de Dalai Lama en zijn regering in ballingschap.

Wij zijn voorstander van het recht op zelfbeschikking van de Tibetaanse bevolking. Maar in het kader van het kapitalisme – en gezien de economische en geopolitieke situatie in de regio – zal onafhankelijkheid voor Tibet enkel leiden tot een economische afhankelijkheid, niet alleen van China, maar ook van India en de VS. De Tibetaanse massa’s moeten hun eigen lot in handen nemen en moeten dus vechten voor controle over hun economie. Dat kan alleen maar door te strijden voor een socialistische samenleving, gebaseerd op een democratisch geplande economie, waar de productiemiddelen in handen zijn van de arbeiders, of ze nu Han-Chinees zijn of Tibetaan.

Socialisme? China gaat andere kant uit

In China heeft nooit een echt democratisch geplande economie bestaan. Maar ondanks het bureaucratische karakter van het Chinese regime na 1949, bracht de invoering van een geplande en genationaliseerde economie wel een aantal sociale voordelen, zoals op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, etc.

Op het platteland bestaat het vroegere gezondheidssysteem amper nog. En zelfs als er voldoende dokters zijn, dan kunnen vele gewone Chinezen zich hun diensten niet veroorloven. Dit leidde in de recente periode tot de snellere uitbreiding van bepaalde ziekten. En wat het openbaar vervoer betreft in de steden: dat wordt dikwijls niet uitgebouwd (slechts 4 metrolijnen voor heel Peking), of onderworpen aan privatisering en kapitalisme. De busbedrijven in Peking hebben te kampen met onderlinge concurrentie, hoewel ze toebehoren aan dezelfde eigenaar: de staat. De prijzen dalen echter niet, integendeel. Ook het onderwijssysteem is meer en meer betalend.

Een samenleving waar elementaire diensten als gezondheidszorg en onderwijs betalend zijn, of zelfs afwezig, en waar er dagelijks repressie en andere brutaliteiten plaatsvinden, kan zich moeilijk “socialistisch” noemen.

Recent was er nog een tekort aan brandstoffen omdat de leiding van Petrochina (allemaal leden van de “Communistische” Partij) de prijzen wilde verhogen. De regering probeerde hiertegen in te gaan, omwille van een vrees voor inflatie, maar moest de duimen leggen voor het bedrijf. Met alle gevolgen van dien voor de gewone arbeiders, die het hoofd moesten bieden aan de prijsstijgingen en tekorten. Welke mate van controle oefent de Chinese regering nog uit over dit soort bedrijven? Het is duidelijk dat de geplande economie steeds meer wordt verlaten door de Chinese stalinisten, en dat kapitalistische principes steeds grotere delen van de economie beheersen.

Impact economische crisis

Tot voor kort dachten de Chinese leiders dat de crisis in de VS aan hen voorbij zou gaan. Vandaag hebben ze hun vooruitzichten al officieel moeten bijstellen, in een meer pessimistische zin. China exporteert veel producten naar de VS. De crisis in dat land is des te meer een probleem aangezien de Chinese munt nu al voor 20% aan waarde heeft gewonnen tegenover de dollar. De Chinese export wordt dus duurder. Het is juist dat de helft van de Chinese export naar de rest van Azië gaat, maar al deze landen zijn ook belangrijke exporteurs naar de VS. Als die markt voor hen kleiner wordt, zullen ze zelf ook minder producten uit China invoeren.

In China is 90% van de recente huisvesting privé, wat leidt tot een stijgende levensduurte. De arbeiders moeten zich dikwijls in de schulden steken om hun woonkosten te dekken, en ondertussen blijven de prijzen maar stijgen. De vraag is hoe lang de Chinese arbeiders dit nog vol kunnen blijven houden. Het is zeer waarschijnlijk dat een economische crisis zich ook in China zal voordoen, en niet enkel als gevolg van buitenlandse ontwikkelingen.

Deze crisis is de grote schrik van de Chinese leiders. De economische groei van 10% was tot voor kort hun beste argument om een bredere laag van de huidige politiek te overtuigen. Maar als die groei de komende jaren zou terugvallen tot 7% zal China in de realiteit in een economische recessie zitten. De “Communistische” Partij zou, onder druk van massale sociale protesten en tendensen naar autonomie binnen de heersende bureaucratie, wel eens kunnen uiteenvallen. Marxisten moeten in zo’n situatie opkomen voor democratische rechten, maar moeten dit ook moeten koppelen aan een hernationalisering van de economie, onder controle van de arbeiders en onderdrukten.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop