Zomerschool. Lessen uit de Latijns-Amerikaanse klassenstrijd

Op de internationale zomerschool van het CWI begin augustus was er heel wat aandacht voor de ontwikkelingen in Latijns-Amerika. Er vond een discussie plaats met interessante interventies van onder meer kameraden uit Brazilië en Venezuela. De inleiding tot de discussie werd gegeven door Karl Debbaut die de afgelopen jaren meermaals het continent bezocht voor politieke interventies en discussies. We publiceren een samenvatting van zijn inleiding.

Revolte blijft voortgaan

Het Latijns-Amerikaanse continent is vandaag nog steeds het sterkst ontwikkeld op het vlak van klassenstrijd en de ontwikkeling van het bewustzijn van de arbeiders en armen. Er is een revolte aan de gang op heel het continent. Daarmee wordt geprotesteerd tegen de doorvoering van een neoliberaal beleid, de vertegenwoordigers van het kapitalisme komen steeds meer onder vuur te liggen.

Het afgelopen jaar waren er belangrijke verkiezingen in Brazilië, Nicaragua, Ecuador en ook in Venezuela. Naast de verkiezing van Ortega in Nicaragua en Correa in Ecuador, was er ook de belangrijke stakingsbeweging tegen de pas verkozen Alan Garcia in Peru. In Venezuela en Bolivia was er een verdere radicalisatie, in dat laatste land onder meer over de kwestie van een grondwetgevende vergadering en de nood om te nationaliseren.

Verwerping van het neoliberalisme

De achtergrond van deze bewegingen en ontwikkelingen is de verwerping van het neoliberalisme en het doorvoeren van neoliberale maatregelen. Het continent kent zowat de meest ongelijke rijkdomverdeling ter wereld, met uitzondering van Afrika. De Mexicaanse zakenman Carlos Slim is mogelijk rijker dan Bill Gates en zijn rijkdom nam sterk toe in 2006. Deze Mexicaanse oligarch is rijk geworden op basis van privatiseringen van staatsbedrijven waarbij hij voor een appel en een ei voormalige staatsbedrijven opkocht.

Terwijl er in Mexico meer miljardairs zijn dan in Zwitserland, leeft de helft van de 108 miljoen Mexicanen in armoede. Op het Latijns-Amerikaanse continent leven meer dan 215 miljoen mensen in armoede zonder toegang tot drinkbaar water, elektriciteit,… Dit is het resultaat van het doorgedreven neoliberaal beleid dat vanaf de jaren 1980 werd toegepast op het continent.

Verzet blijft doorgaan

Het verzet tegen dit neoliberaal beleid is de afgelopen jaren reeds duidelijk geworden. En het verzet blijft verder ontwikkelen. De afgelopen maand waren er bijvoorbeeld massale betogingen in El Salvador tegen de prijsstijgingen voor het openbaar vervoer en voor elektriciteit. In Peru gingen 300.000 leraars in staking op 5 juli. Die staking werd gevolgd door een nationale actiedag van de Peruaanse vakbondsfederatie CGTP op 11 juli.

Zelfs in Paraguay is er nu een invloed van de rode golf die door het continent gaat. Dit land staat bekend voor haar geschiedenis van totalitaire leiders, nepotisme en corruptie. Nu is er bij de presidentsverkiezingen van volgend jaar een radicale voormalige bisschop kandidaat. De ex-bisschop is van gewone afkomst en steunde altijd de bevrijdingstheologie om zich nu socialist te noemen. Deze kandidaat ligt momenteel in de peilingen 20% voor op de tweede kandidaat. Het zorgde er reeds voor dat de zittende president, Duarte, verklaarde dat ook hij een socialist was. Daarbij hield Duarte uiteraard geen rekening met het neoliberaal beleid dat hij en zijn Colorado-partij de afgelopen decennia hebben gevoerd.

Een radicale president in Paraguay zou niet de enige op het continent zijn. Uiteraard zijn er de voorbeelden van Chavez en Morales, maar ook van Alvaro Correa in Ecuador die stelt op te komen voor het socialisme van de 21ste eeuw.

En zelfs de verkiezing van Ortega in Nicaragua was een uitdrukking van een zoektocht naar een socialistisch alternatief. Uiteraard was dat een symbolische nederlaag voor het VS-imperialisme. De sandinisten zijn natuurlijk sterk veranderd in vergelijking met hun beleid in de jaren 1980 (toen een aantal hervormingen werden doorgevoerd die ervoor zorgden dat de levensstandaard van de bevolking sterk toenam). De Sandinisten verdedigden toen het idee van een gemengde economie met een alliantie met “progressieve delen” van de nationale heersende klasse om zo te strijden tegen de invloed van het VS-imperialisme. Hierdoor kon de heersende klasse het bezit behouden over de meerderheid van de industrie. De VS ging over tot steun aan de contras, een contrarevolutionaire guerrilla beweging die aan de basis lag van een burgeroorlog waarin 50.000 doden vielen. De beweging in Nicaragua werd uitgeput en de contras konden de verkiezingen winnen in 1990.

De Sandinisten (FSLN) gingen in de jaren 1990 sterk naar rechts. Dat zorgde er onder meer voor dat de partijkleuren (rood en zwart) werden vervangen door roze. In de verkiezingscampagne gebruikte de partij een Spaanstalige vertaling van het lied “Give peace a chance” van John Lennon. Ortega steunde een campagne om abortus illegaal te maken. Nu hij aan de macht is moet Ortega balanceren tussen de steun aan het VS-imperialisme (Westerse hulp is goed voor 35% van het inkomen van het land) en steun aan de nieuwe opkomende regionale macht: Venezuela en de financiële steun die de regering van Chavez aanbiedt. Toen Chavez na de presidentsverkiezingen in Managua kwam spreken op een meeting, waren er meer aanwezigen dan bij gelijk welke bijeenkomst van Ortega. Dat geeft aan hoe populair Chavez is op heel het continent.

Brazilië: zal tweede ambtstermijn van Lula er uitzien als de eerste?

Op het eerste gezicht zal Brazilië na de herverkiezing van Lula weinig verandering ondergaan. De tweede ambtstermijn zal er echter anders uitzien dan de eerste. Er is het opdrijven van het neoliberaal beleid met verdere aanvallen op de arbeiders. Er is ook de opkomst van de nieuwe formatie P-Sol met 7 miljoen stemmen voor Heloisa Helena bij de presidentsverkiezingen.

De regering zal geconfronteerd worden met meer sociale strijd en er zal wellicht meer repressie ingezet worden tegen stakers en activisten. Zo wordt gediscussieerd over het doorvoeren van wetgeving tegen stakingen en vakbonden. Maatregelen zoals de loonsstop voor ambtenaren, de aanvallen op de pensioenen en nu ook de discussie over het stakingsrecht, zorgen ervoor dat er steeds meer druk is op de vakbondsleiders om tot actie over te gaan.

Dit werd reeds duidelijk met de massamobilisatie op 23 mei toen zowat 1,5 miljoen arbeiders in actie kwamen. Daarbij was het opvallend dat de nieuwe vakbondsfederaties Conluttas en Intersindical een belangrijke rol speelden waardoor de door de PT gedomineerde officiële vakbondsfederatie CUT minder impact had. Ook de beweging van landlozen, de MST, begint zich steeds meer uit te spreken tegen het beleid van de regering-Lula. In oktober wordt een mars op de hoofdstad Brasilia gepland.

De verdere ontwikkeling van P-SOL zal van enorm belang zijn: bij de presidentsverkiezingen haalde deze nieuwe formatie 7 miljoen stemmen. Er is heel wat discussie binnen P-SOL, zowel over de inhoudelijke koers van de partij als over de wijze waarop de partij moet worden georganiseerd.

Bolivia: explosieve situatie

De situatie in Bolivia is vanuit een standpunt van klassenstrijd wellicht het meest explosieve van heel het continent. Er is een enorm ontwikkeld bewustzijn en een scherpe confrontatie tussen de massa’s en de rechtse oligarchen. De MAS-regering van Morales kwam aan de macht op basis van massale bewegingen van de arbeiders en armen in de wateroorlogen, gasoorlogen en opstanden tegen de regering van Sanches de Lozada. Dit resulteerde uiteindelijk in het aan de macht komen van Morales, de eerste president die van indigene afkomst is (in een land waar 62% van indigene afkomst is…).

De massabewegingen die aan de verkiezingen voorafgingen hadden twee centrale eisen: de nationalisatie van de gasvoorraden en andere natuurlijke rijkdommen en de noodzaak van een revolutionaire grondwetgevende vergadering om de fundamenten van de Boliviaanse staat, economie en samenleving te veranderen. De regering probeert een evenwicht te vinden tussen de eisen van de arbeiders enerzijds en van de heersende klasse en het imperialisme anderzijds. Morales formuleert radicale kritieken op het kapitalisme, zo stelde hij in mei tijdens een toespraak dat het kapitalisme de ergste vijand van de menselijkheid is. Anderzijds stellen hij en zijn partij dat de MAS “geen socialistische regering wil vormen, het model voor Bolivia is een sterke staat en dat is kapitalisme… Het is zelfs geen gemengd systeem.”

Er zijn een aantal hervormingen doorgevoerd in Bolivia op basis van de hoge prijzen voor gas, nikkel en andere natuurlijke rijkdommen. De druk van de massabewegingen zorgt er echter voor dat de MAS-regering steeds meer geconfronteerd wordt met een politieke crisis. Dat zorgt ervoor dat reeds verschillende nationalisaties werden aangekondigd, maar vaak zonder concrete plannen. De invloed van de georganiseerde arbeidersklasse in Bolivia is erg groot en de revolutionaire tradities zijn ongelofelijk met een grote invloed van het marxisme.

De voormalige mijnwerkers staan vooraan in het hoog houden van de militante tradities van de Boliviaanse arbeiders. Bij heel wat confrontaties stonden ze op de eerste rij. Ondanks het feit dat 110.000 fabrieksarbeiders en mijnwerkers in de jaren 1980 hun job verloren door privatiseringen en sluitingen, betekent dit niet dat hun invloed in de arbeidersbeweging zomaar is verdwenen.

Het falen van de regering om echte nationalisaties door te voeren, heeft reeds geleid tot protestacties en confrontaties. De mijnindustrie is opgedeeld in een staatssector en coöperatieven die voor meer privatiseringen pleiten. De overheidsbedrijven in de mijnsector willen dat heel de sector wordt genationaliseerd onder arbeiderscontrole.

Zowel op het vlak van de nationalisaties als de instelling van een grondwetgevende vergadering, blijft Morales in gebreke. Een grondwetgevende vergadering zou een verzamelplaats kunnen worden voor de lokale arbeiders- en buurtcomités om nationale afgevaardigden in te verkiezen. Het zou het begin kunnen vormen van de opbouw van een arbeiders- en boerenregering die de controle over de industrie zou overnemen en een dringend plan zou opstarten tegen de armoede en werkloosheid.

Morales ging echter een andere richting uit: de grondwetgevende vergadering die hij liet bijeenkomen bestond uit verschillende traditionele partijen waarbij ook de rechterzijde aanwezig was. Rechts kon er gebruik van maken om haar positie terug te versterken na de verkiezingen van 2005, onder meer omdat het over een blokkeringsminderheid beschikt. Morales heeft onderschat hoe rechts zou inspelen op de ideeën rond meer autonomie en hoe dat kan leiden tot een verregaand conflict met mogelijk een burgeroorlog.

De Argentijnse ambassade liet een studie uitvoeren over de mogelijkheid van een burgeroorlog in Bolivia om voorbereid te zijn op eventuele vluchtelingenstromen. De ambassade stelde dat er 60% kans is op een burgeroorlog… Ook is er de mogelijkheid van een militaire tussenkomst met een eventuele staatsgreep. De spanningen nemen alleszins toe.

Eind juli betoogden 1 miljoen (sommigen hebben het over 2 miljoen) Bolivianen in El Alto om te protesteren tegen het oppositievoorstel om alle regeringsgebouwen te verhuizen naar Sucre, de officiële hoofdstad. Deze betoging was de grootste betoging uit de geschiedenis van het land (Bolivia telt slechts 9 miljoen inwoners). Dit geeft aan dat de MAS en de regering stappen vooruit zouden kunnen zetten op basis van massale steun onder de arbeiders en boeren voor fundamentele veranderingen.

Voor de arbeiders en boeren zal het erop aankomen om effectief stappen vooruit te zetten en zich te organiseren. In oktober 2006 was er een congres van fabrieksarbeiders waar terecht een aantal punten werden opgemaakt om vooruit te gaan: onafhankelijke en militante acties van de arbeidersklasse, voor arbeiderseenheid, een revolutionaire leiding, voor een politiek instrument van de arbeiders, voor een sociale revolutie. Uiteraard moeten we wel nog zien welke acties aan deze woorden zullen worden gekoppeld.

Venezuela: verdere bocht naar links ?

Sinds de herverkiezing van Chavez als president in december is hij verder naar links opgeschoven met meer nadruk op zijn retoriek rond het socialisme van de 21ste eeuw, de nationalisatie van het telefoonbedrijf CANTV en het elektriciteitsbedrijf in de hoofdstad Caracas. Chavez kondigde ook aan dat er een nieuwe partij zal worden opgezet, de PSUV (Verenigde Socialistische Partij van Venezuela). Tenslotte kondigde hij aan dat de oppositiezender RCTV geen nieuwe licentie zou krijgen om uit te zenden in Venezuela. Die laatste beslissing zorgde voor heel wat discussie in Venezuela, maar ook daarbuiten.

Chavez kan internationaal op heel wat aandacht rekenen, er wordt naar het land uitgekeken. Heel wat arbeiders en armen vestigen hun hoop op Chavez om verandering te bekomen. Er zijn een aantal belangrijke hervormingen in het land en bovendien durft Chavez zich uitspreken tegen het imperialisme. Volgens regeringscijfers is de armoede in het land afgenomen van 55% tot 34% van de bevolking. De sociale uitgaven zijn gestegen van 7,8% van het BBP tot 14,6%. De alfabetiseringscampagne werpt vruchten af en regeringswinkels voor armen bevoorraden 13 miljoen mensen waardoor er quasi geen honger meer is. Dat wordt dan nog versterkt met de Cubaanse dokters. Deze verwezenlijkingen kwamen er ondanks de oppositie van het VS-imperialisme dat in 2002 steun gaf aan de staatsgreep, in 2003 aan de patronale lock-out en in 2004 aan de oproep voor een referendum.

De nationalisaties, de creatie van een eenheidspartij en het debat rond RCTV tonen echter ook een aantal beperkingen van het revolutionair proces in Venezuela. Chavez hanteert een top-down methode wat gepaard gaat met een gebrek aan onafhankelijke deelname van de arbeiders en armen. Bovendien zijn er enorme politieke en economische tegenstellingen. Heel wat hervormingen zijn in het algemeen positief (ondanks klachten over corruptie en nepotisme), maar ze raken niet fundamenteel aan de belangen van de heersende klasse en het internationale grootkapitaal.

De Venezolaanse economie doet het bijzonder goed, onder meer door de hoge olieprijzen. De banken maken recordwinsten en het BBP neemt sterk toe: met 17% in 2004, 11% in 2005 en 10% in 2006. De nationalisaties van CANTV en Electricidad de Caracas waren slechts gedeeltelijke nationalisaties: de regering kocht een meerderheid van de aandelen en de eis voor arbeiderscontrole werd gewoon afgewezen door de regering. Eerdere nationalisaties (bijvoorbeeld bij Invepal of de huidige bezetting van Sanatarios de Maracay) hebben enkel betrekking op relatief kleine en geïsoleerde bedrijven.

Tegenover deze situatie is het belangrijk op te komen voor de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, met inbegrip van de banken, om deze onder arbeiderscontrole en arbeidersbeheer te plaatsen. Dat kan enkel via de organisatie van bedrijfscomités met verkozen vertegenwoordigers. Deze comités zouden ook gebruik kunnen maken van experts om de arbeiders bij te staan in de organisatie van de productie.

Dit hangt samen met de vraag hoe de arbeiders zich kunnen organiseren en bijvoorbeeld de vakbondsfederatie UNT terug onder hun controle kunnen krijgen. De UNT bestaat uit zowel een pro-regeringsvleugel als een linkerzijde die opkomt voor een meer onafhankelijke koers. De UNT bestaat sinds 2002 maar kende nog geen democratische verkiezingen voor haar nationale leiding.

Chavez dacht dat het opzetten van een eenheidspartij makkelijk zou verlopen. Hij hoopte dat iedere bestaande pro-Chavez partij zichzelf zou ontbinden om bij de eenheidspartij aan te sluiten. Dat gebeurde echter niet en dit zorgde voor de belangrijkste interne politieke crisis voor Chavez sinds hij in 1998 aan de macht kwam.

De Communistische Partij was verdeeld in een vleugel die bij de PSUV wou aansluiten en een vleugel die de eigen partij wou behouden. Podemos en de PPT weigerden om bij de PSUV aan te sluiten omdat ze beweren op te komen voor een socialisme “dat het privaat bezit respecteert”. De MVR, de belangrijkste pro-Chavez partij, had zichzelf al ontbonden en moest terug bijeen geroepen worden om de politieke discussie met de andere partijen aan te gaan voor het opzetten van de PSUV.

Er zouden nu reeds 5 miljoen leden zouden zijn. Onze Venezolaanse kameraden merken op dat het naast de massabijeenkomsten echter moeilijk is om de PSUV terug te vinden of om er werk in te verrichten. Een laag van activisten hoopt natuurlijk dat de PSUV van onderuit zal worden opgebouwd en via die weg een antwoord kan bieden op de reformistische en bureaucratische partijmachines van het verleden. Het is mogelijk dat de partij zal vol lopen en dat bredere lagen erin actief zullen worden, zeker indien er een confrontatie is met de oppositie, maar op dit ogenblik lijkt het erop dat er een sterke controle van bovenaf zal zijn.

In zijn strijd met de leiders van verschillende pro-Chavez partijen rond de kwestie van de PSUV hanteerde Chavez een radicaal en socialistisch discours. Hij verwees daarbij zelfs naar de permanente revolutie en het overgangsprogramma van Trotski. Maar in andere discussies hanteert Chavez een ander discours. Zo stelde hij naar aanleiding van de weigering om de licentie van RCTV te verlengen op een bijeenkomst: “We zijn niet van plan om de oligarchie, de Venezolaanse burgerij, te elimineren. Dat hebben we de afgelopen acht jaar toch reeds voldoende aangetoond.”

Over het programma van de PSUV stelde Chavez dat hij weinig weerstand verwacht en dat de partij verschillende revolutionaire en socialistische ideologieën zal bundelen, maar dat het nooit een marxistisch-leninistische partij zal zijn omdat het standpunt over de leidinggevende rol van de arbeidersklasse en de historische rol van de arbeidersklasse in de omvorming van de samenleving achterhaald zou zijn.

Mogelijk stelde hij het op zo’n manier voor om diegenen gerust te stellen die vrezen voor de invoering van een Cubaans systeem. Maar het is duidelijk dat het programma van de PSUV een mengeling zal zijn van reformistische, socialistische en nationalistische opvattingen als onderdeel van een bureaucratisch akkoord tussen de leiders van de verschillende politieke tendensen in het Bolivariaans proces.

Het niet hernieuwen van de licentie van RCTV zorgde wereldwijd voor heel wat discussies. Het werd door de rechterzijde aangegrepen om te stellen dat Venezuela steeds meer een autoritair regime zou worden. Het is natuurlijk hypocriet dat dit soort figuren zogenaamd opkomt voor vrije media terwijl de toegang tot de massamedia nog nooit zo beperkt was voor de arbeidersbeweging. Arbeiders mogen enkel komen opdraven in shows zoals Big Brother of om zich op andere manieren belachelijk te maken.

Ter linkerzijde is er wel wat sympathie voor de beslissing van Chavez om het rechtse en reactionaire televisiestation (dat een belangrijke rol speelde in de staatsgreep van 2002) niet langer een vergunning te geven. Wij moeten echter een genuanceerd en voorzichtig standpunt innemen. Wij komen op voor de nationalisatie en democratische controle op de media doorheen een democratische deelname aan die media. De arbeiders kunnen die participatie organiseren via verkozen comités en door het toekennen van zendtijd aan alle politieke formaties en organisaties naargelang hun gewicht in de samenleving. Maar uiteraard zouden wij ook opkomen voor het geven van zendtijd aan minderheidsstandpunten en uiteraard ook voor ontspanning en cultuur.

De beslissing over RCTV komt ongelegen, het zorgt ervoor dat de oppositie zichzelf terug kan opbouwen rond een concreet punt. De rechterzijde zal dit aangrijpen in een poging om de beweging te verdelen. Uiteraard werd RCTV gebruikt door de oppositie om haar boodschap te verkondigen, maar de discussie over de media beslechten via het intrekken van een licentie is niet de beste wijze.

Wij proberen in Latijns-Amerika maar ook internationaal om lessen te trekken uit de processen die bezig zijn in Venezuela en andere landen op het continent. We zijn er onze krachten geleidelijk aan het opbouwen met nieuwe groepen in Venezuela en Bolivia, de mogelijkheid om verder uit te groeien tot een nationale organisatie in Brazilië, de aanwezigheid van een groep in Chili. Er zijn immense mogelijkheden en uitdagingen, zowel politiek als organisatorisch. Met het CWI willen we die uitdagingen aangaan en proberen een steeds scherpere analyse te maken van de situatie zodat we beter kunnen tussenkomen in de strijd voor een socialistisch alternatief in de 21ste eeuw.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop