Europese Unie viert 50ste verjaardag, maar bevindt zich in crisis

In tegenstelling tot de jaren 1990 – toen de ‘grote projecten’ domineerden – zagen we de afgelopen jaren een Europese Unie in crisis. De eurozone kende een economische stagnatie en er is een massaal politiek wantrouwen tegenover de EU onder arbeiders en hun gezinnen. Dat wantrouwen keert zich overigens ook tegenover regeringen in zowat alle Europese landen.

Per-Åke Westerlund

De afgelopen jaren werd aan tal van Europese Topbijeenkomsten betoogd. In 2001 werd de jongerencampagne Internationaal Verzet gelanceerd tijdens de protestacties tegen de EU-toppen in België. De foto hierboven komt van een dergelijke actie in Luik.

Een symptoom van de crisis zien we in het feit dat op het ogenblik van de viering van 50 jaar Europese Unie, arbeiders van Airbus uit Duitsland, Frankrijk en Spanje samen strijden tegen de massale afdankingen die gepland worden door het bedrijf. Airbus moest vaak dienen als toonbeeld voor de idealen van de EU.

De crisis in de EU kwam de afgelopen vier jaar sterk naar. Sinds 1992 is de Europese Unie een “unie”, voorheen werd de naam “gemeenschap” gebruikt. De “unie” was echter niet verenigd over de oorlog in Irak. Terwijl Groot-Brittannië, Spanje en Italië de inval en bezetting steunden, keerden de regeringen van Frankrijk en Duitsland – toen de kernlanden van de EU – zich tegen de unilaterale aanval door de VS.

De economische groei in de EU was bijzonder zwak, en dat na alle beloftes en optimistische vooruitzichten toen de euro in 1999 werd gelanceerd. In plaats daarvan heeft de invoering van de euro en de uitbreiding van de unie met de “hervormingen” die hiermee gepaard gingen, geleid tot een zware aanval op de levensstandaard en de werkzekerheid van de arbeiders.

Politiek wantrouwen

Het brede wantrouwen in de EU werd duidelijk aangetoond toen in een referendum in 2005 slechts 38% in Nederland voor de Europese Grondwet stemde. Dat kwam na een eerder “non” in Frankrijk. Voor het eerst kreeg de EU een opdoffer bij een referendum in twee van de zes oorspronkelijke lidstaten. De Grondwet werd opgeborgen en andere regeringen stelden hun geplande referenda uit.

De voorzitter van de EU-commissie in de jaren 1980 en vroege jaren 1990, Jacques Delors, stelde dat dit de ergste crisis ooit was voor het project van Europese eenmaking. Hij gaf ook kritiek op het feit dat de meeste politici in Europa vandaag Brussel aanvallen om zo de aandacht en het ongenoegen van de bevolking af te leiden.

Na de twee referenda tegen de Europese Grondwet, stelden de Europese leiders dat er nood was aan een periode van “reflectie”. De politici stonden perplex aangezien de officiële bedoeling van de Grondwet net was om de EU “dichter bij de mensen” te brengen. De zogenaamde pauze na de referenda werd twee keer verlengd, maar het scepticisme en het wantrouwen is zeker niet verdwenen.

Een peiling van de Financial Times/Harris in de vijf grootste EU-landen – Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië en Spanje – kwam tot de volgende conclusie: “Meer dan de helft van de ondervraagden denkt dat de euro hun nationale economie schade heeft toegebracht, vooral in Frankrijk en Italië is er een sterk scepticisme.” “Slechts 26% verwacht er op het einde van het jaar beter voor te staan dan nu”, stelde de peiling. Zowat één op vier vreest in het komende jaar zijn/haar job te verliezen (FT, 29 januari). In een ander artikel maakte de krant Financial Times melding van een “uitzonderlijk publiek pessimisme” in Frankrijk naar aanleiding van de presidentsverkiezingen.

Drie doelstellingen

De echte doelstellingen van het EU-project zijn drievoudig: het versterken van Europese bedrijven tegenover Amerikaanse en Aziatische concurrenten, het optreden als gemeenschappelijk Europees instrument tegen de arbeiders en tenslotte een gemeenschappelijke grens tegenover onstabiliteit en onveiligheid, maar ook tegenover vluchtelingen en goedkope goederen. Zelfs op deze punten – waar de heersende elites in Europa gemeenschappelijke belangen rond hebben – worden de mogelijkheden om op te treden beperkt door nationale machtsbelangen.

De Euro en de Lissabon-agenda, dat dateert uit 2000, waren bedoeld om de economische groei te bevorderen en jobs te creëren. Het VS-model werd als voorbeeld genomen. Op 17 maart publiceerde het weekblad ‘The Economist’ een dossier over de EU. Daarin wordt gesteld dat “de snellere Amerikaanse groei komt voornamelijk voort uit het feit dat er een snellere bevolkingsgroei was en langere arbeidsdagen.” De resultaten in Europa waren erg mager. Vorig jaar was er een groei van 2,6% in de eurozone, waarmee voor het eerst een groei van boven de 2% werd gerealiseerd.

In dit decennium zijn er verdere stappen gezet in een neoliberale richting met privatiseringen, pensioenhervormingen, besparingen op sociale zekerheid en deregulering. De telecomsector, de luchtvaart en de financiële sector werden in verschillende mate gedereguleerd op Europees niveau. Het resultaat was dat er tienduizenden jobs verdwenen. In Zweden werden de energiemarkt en het openbaar vervoer eveneens gedereguleerd. Hierdoor bezitten Duitse, Franse en Finse bedrijven belangrijke delen van deze sectoren en trekken Zweedse bedrijven ook naar andere landen.

De EU kent vandaag een grotere markt en grotere bedrijven dan een decennium geleden. Vorig jaar waren er fusies en overnames in de EU-landen voor een totaal bedrag van 1.590 miljard dollar. Dat was meer dan in de VS. Er waren vooral fusies en overnames in sectoren zoals verzekeringen, banken, staal en energie. De trend van het Angelsaksische speculatieve financiekapitaal heeft zich gevestigd in Europa. Dergelijk financiekapitaal heeft een hoge vlucht genomen volgens The Economist.

Het weekblad The Economist, maar ook andere neoliberale spreekbuizen, zijn bijzonder enthousiast over de Duitse “hervormingen” – besparingen op de lonen en langere arbeidsdagen. De Duitse regering begreep onder Schröder dat de euro de “spelregels” had veranderd. Een topman van de OESO stelde dat de Duitse regering toen begreep dat “de enige manier om concurrentieel te zijn, de harde manier is – door de lonen te beperken of door de productiviteit op te drijven”.

Alle Europese regeringen volgden dat voorbeeld, wat bijzonder duidelijk wordt met de nieuwe “socialistische” regering in Portugal die harde aanvallen doorvoert op de arbeiders en op de openbare diensten. Het resultaat was een versneld proces van stijgende winsten (vorig jaar was de stijging groter dan in de VS) en een toegenomen “ondernemersvertrouwen”. Voor de arbeiders betekende het een daling van de reële lonen en de meeste nieuwe jobs zijn tijdelijke flexibele jobs.

De beperkte cijfers van economische groei vormen wel een probleem voor de kapitalisten en politici. De EU-fundamentalisten, geleid door de Centrale Bank (ECB), herhalen hun eisen rond meer “structurele hervormingen”. Ze willen meer van hetzelfde: sneller en gemakkelijker tot ontslag overgaan, lagere pensioenen, besparingen in de sociale zekerheid, verlaging van de patronale lasten, het promoten van laag betaalde dienstenjobs, privatiseringen van de staatsbedrijven in de energiesector of banken en van resterende overheidsbelangen in de telecom-sector,…

Tegenstellingen

Arbeidersstrijd heeft de plannen van de burgerij beperkt en deels tegengehouden. Zo was Berlusconi niet in staat om zijn aanvallen op de pensioenen door te voeren toen hij voor het eerst aan de macht kwam in de jaren 1990. Het verzet van de arbeiders toonde hun kracht aan, maar de vakbondsleidingen hebben door hun makke houding en hun gebrek aan een alternatief de weg geopend voor steeds opnieuw dezelfde aanvallen.

De Europese Unie werd steeds gekenmerkt door nationale tegenstellingen. In de jaren 1990 en op het begin van de jaren 2000 konden de meeste tegenstellingen naar de achtergrond worden verdreven, onder meer door de euforie rond een snelle vooruitgang voor de EU en de enorme verbeteringen die er zouden komen als gevolg van de grote plannen voor de EU. Er werd een belangrijke inspanning gedaan om tot een convergentie te komen binnen de EU en dat via de criteria om tot de euro toe te treden. De regeringen leken aan één koord te trekken. De laatste vier jaar is er in een periode van economische stagnatie en politieke crisis een versterking geweest van nationale spanningen. Politici zoals Berlusconi in Italië, Sarkozy in Frankrijk of de Poolse president Kaczynski hebben reeds openlijke kritiek geuit op de EU.

De nationale kaart wordt steeds meer getrokken en de Europese uitbreiding wordt aangehaald als reden voor de werkloosheid en de besparingen. Zowel Sarkozy in Frankrijk als Merkel in Duitsland verzetten zich tegen een mogelijke Turkse toetreding tot de EU, ook al werd er slechts gesproken over een mogelijk lidmaatschap binnen ten vroegste 10 tot 15 jaar. Europese kapitalisten voerden campagne om Turkije erbij te krijgen en aldus toegang te krijgen tot de goedkope arbeid en de grote markt in Turkije, maar er is ook interesse in het land wegens militair-strategische redenen. De mogelijkheid van EU-lidmaatschap zou druk moeten zetten op het beleid van de Turkse regering, net zoals dit eerder het geval was in Oost-Europese landen. In Turkije zelf is er echter steeds minder enthousiasme voor de EU. In 2004 steunde 63% een mogelijke toetreding, in december 2006 bleef daar slechts 35% van over.

Regeringen in Frankrijk, Italië en Polen hebben de overnames van nationale bedrijven door Europese rivalen tegen gehouden. De Franse regering is tussengekomen om te vermijden dat het Italiaanse energiebedrijf Enel het Franse bedrijf Suez zou opkopen. In de plaats daarvan kwam het tot een fusie van Suez met het voormalige staatsbedrijf GdF (Gaz de France). Daarmee werden twee vliegen in één klap gevangen: de bedrijven bleven Frans en het overheidsaandeel in GdF daalde tot 30%, ondanks eerdere beloften aan de vakbonden van GdF om een meerderheidsparticipatie te behouden.

Nieuwe crisis

Ondanks het schijnbare optimisme rond de Europese economie, is het duidelijk dat er nieuwe crises zitten aan te komen. De besparingen op de lonen en sociale zekerheid in Duitsland hebben geleid tot grotere winsten, maar tegelijk wordt de consumptie ondermijnd. Het resultaat is een toenemende afhankelijkheid van export. Er zit een scherpe daling van de dollar aan te komen, wat een abrupt einde kan maken aan die groei van de export. Zelfs in Spanje, dat de grootste groei in 10 jaar tijd kende, komt er een neerwaartse tendens aan. Het land heeft op haar actuele rekening een tekort van 8,8%. In het door crisis getroffen Italië was er zelfs sprake over een mogelijke uittrede uit de euro om zo de nationale munt te kunnen devalueren. Stappen in een nationale richting zijn onvermijdelijk onder het kapitalisme, maar die bieden evenmin een oplossing. Als Italië de euro zou verlaten, zou dit een enorme politieke en economische crisis kunnen veroorzaken die vergelijkbaar is met de Argentijnse crisis toen de band met de dollar werd doorgeknipt.

Op het Europese verjaardagsfeest en op alle toppen sinds 2005, willen de leiders van de EU vermijden dat er nieuwe conflicten ontstaan. Dat is belangrijker dan het aangaan van nieuwe projecten. Gelijk welk ontwerp van grondwet – een doelstelling van Merkel – zal sowieso korter zijn dan het vorige ontwerp en zal afgedaan worden als een beperkte aanpassing van reeds bestaande regels en bepalingen. De regeringen van Groot-Brittannië, Denemarken, Italië en Tsjechië vrezen dat referenda tot een negatief resultaat zouden kunnen leiden. Dat gevoel is uiteraard nog veel sterker aanwezig in Frankrijk en Nederland. De “Europese elite lijkt haar ondankbare onderdanen uitgeput te hebben”, stelde de Financial Times (25 januari). In plaats daarvan wordt teruggegrepen naar meer discrete diplomatie en achterkamergesprekken.

De Europese leiders proberen hun zwaktes te verbergen achter retoriek rond het milieu en energie. Maar hun marktmodel met de privatisering en liberalisering van de energiesector en het toekennen van verkooprechten op emissie-rechten, zal geen oplossing bieden aan de globale opwarming. Bovendien is het duidelijk dat de echte macht in de Europese regeringen ligt bij de top van Europese multinationals die instaan voor heel wat vervuiling in China en India.

Noden van de arbeiders

The Economist vatte samen hoe de kapitalisten naar Europa kijken op basis van een “bedrijfsmodel van het kapitalisme waarbij de wensen van de regering en de arbeiders in overweging worden genomen.” Hun hoop wordt getoond door deze opmerking: “Heel wat Europese bedrijven opereren reeds buiten hun thuisland, zonder de beperkingen van het oude model…” De arbeiders in Europa weten dat hun “wensen” niet in overweging worden genomen. Het is enkel door arbeidersstrijd, of door de dreiging ervan, dat een rem kan gezet worden op de uitholling van onze levensstandaard door het Europese kapitalisme.

De EU heeft haar momentum verloren, maar het zal blijven bestaan als praatbarak voor politici en als instrument om op te treden op terreinen waar er gezamenlijke belangen zijn. Voor de arbeiders en jongeren in Europa moet het duidelijk zijn dat er geen steun kan worden gegeven aan de kapitalistische EU of aan nationalistische kapitalistische tegenstanders. De opkomst van arbeidersstrijd in verschillende Europese landen wijst op de noodzaak van strijdbare en democratische vakbonden en van nieuwe arbeiderspartijen die opkomen voor een democratisch en socialistisch Europa als enige alternatief op de Europese Unie van het patronaat.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop