Meer overheidsmiddelen voor onderwijs nodig!

Vlaams onderwijsminister Frank Vandenbroucke probeert zijn beleid als sociaal voor te stellen. Daartoe zijn de beperkte federale schoolpremies – hoe welkom die ook zijn – onvoldoende. De verschillende projecten zoals de hervorming van het hoger onderwijs of de nota ‘Accent op talent’ zijn niet in het belang van het personeel of de jongeren.

Door een lid van ACOD-onderwijs Antwerpen

De kloof tussen rijke en arme instellingen en scholen blijft toenemen. Uit het zogenaamd Pisa-rapport van de OESO blijkt dat België dubbel zoveel ‘sociaal gesegreegeerde scholen’ kent als pakweg Finland. Dat betekent dat er scholen zijn met een uitgesproken arm of rijk karakter. In 47% van de secundaire scholen is dat het geval, tegenover 27% in Finland. Dat is niet zonder belang voor de prestaties. Het Pisa-rapport stelt immers dat de "rijke" scholen gemiddeld 32,4% beter scoren dan het niveau van "arme" scholen. De segregatie of opdeling tussen rijk en arm, leidt dus ook tot verschillende scholingsniveaus.

Waarom sturen dan niet alle ouders hun kinderen naar de goede scholen? Er zijn een hele reeks moeilijkheden die dat verhinderen. Zo zijn er de verdoken financiële belemmeringen: verdoken inschrijvingsgelden, kosten voor boeken en schoolmateriaal, verplaatsingskosten,… In het vrij onderwijs wordt gemiddeld 13% bijkomende sponsering gevraagd aan de ouders, in het officieel net is dat 3 tot 4%. Maar er zijn ook sociale belemmeringen die de schoolkeuze beperken. Ouders met een lagere scholingsgraad zijn minder geneigd om hun kinderen te begeleiden. Het opleidingsniveau in België is nagenoeg erfelijk.

Het resultaat is dat een groeiend deel van de jongeren uit de boot valt. In 2006 had 1 op de 3 middelbare scholieren minstens één jaar schoolse achterstand, 1 op de 8 leerlingen verlaat het middelbaar onderwijs zonder diploma. Sinds 2005 is er opnieuw bespaard in het secundair onderwijs. Er is 52 miljoen euro verdwenen, wat het voor Frank Vandenbroucke mogelijk maakte om 51 miljoen euro extra te vragen voor het hoger onderwijs. In het secundair onderwijs zijn er sinds vorig academiejaar 600 ambten minder. Zo werd 5% bespaard op ondersteunend personeel en werd ook bespaard bij het volwassenenonderwijs en de Centra voor Leerlingen Begeleiding (CLB).

In het hoger onderwijs zouden er dus wel extra middelen komen. Maar ook daar dienen die niet voor de uitbouw van de dienstverlening of voor extra personeel. En bovendien is een injectie van 51 miljoen euro niet eens voldoende om de schade van de laatste besparingsmaatregel terug te schroeven… In het hoger onderwijs worden instellingen verplicht om richtingen af te schaffen, moet de KUB verdwijnen, worden associaties verplicht met elkaar te concurreren voor een veel te kleine financiële pot, dreigt er een onderwijs op twee snelheden te ontstaan waarbij elite instellingen zich zullen richten op de meest rendabele studenten en de overige studenten in ondergefinancierde vuilbakinstellingen terecht zullen komen. Het feit dat niet meer geïnvesteerd wordt in sociale diensten, leidt er toe dat heel wat studenten geen toegang hebben tot goedkope kamers van de universiteiten. De wachtlijsten voor die kamers lopen op (in Leuven wordt bijvoorbeeld een wachtlijst van 500 tot 1.000 studenten verwacht voor de 4.000 beschikbare kamers).

Bij het doorvoeren van zijn maatregelen probeert Vandenbroucke steevast verdeeldheid te zaaien. Bij de onderhandelingen voor het secundair onderwijs werd iedere vakbond apart uitgenodigd om samenwerking tussen COC, COV en ACOD moeilijker te maken en mogelijke verschillen in de vakbondsstandpunten sterker te kunnen uitspelen. Het hoger onderwijs en het secundair worden tegen elkaar opgezet.

Maar ook de scholengroepen en instellingen worden tegen elkaar opgezet. Zo wordt de enveloppefinanciering in het hoger onderwijs gebruikt om de instellingen zelf de ‘noodzakelijke’ besparingen te laten doorvoeren.

Op die basis hebben onderhandelingen met de minister weinig zin. Onderhandelen voor een nog ‘slechter’ resultaat haalt niets uit. COV, COC, ACOD-onderwijs en VSOA-onderwijs moeten rond tafel zitten om een actieplan voor te bereiden. In elke school en instelling ondervinden delegees druk vanuit de basis. In januari vertelde de vakbondsleiding ons dat er acties zouden volgen in maart, maar we hebben nog steeds niets gezien.

In het hoger onderwijs waren er gelukkig wel acties nadat ABVV-VUB aan de kar trok. Na de geslaagde betogingen in Brussel, Antwerpen en Gent wordt nu een betoging gepland in Leuven op 25 oktober.

Tegenover de verdeel-en-heers-politiek om te besparen is een eengemaakt antwoord nodig waarbij wordt opgekomen voor meer middelen. In 1980 ging 7% van het BBP naar onderwijs, nu is dit nog slechts 4,9%, wat uiteraard gevolgen heeft voor personeel en jongeren. Het optrekken van het onderwijsbudget tot 7% van het BBP is noodzakelijk om te voorzien in degelijk onderwijs voor iedereen.

De extra middelen moeten van de overheid komen. De mogelijkheid van meer privé-inbreng moeten we afwijzen. In de VS komt 2/3 van het onderwijsbudget van privé-bedrijven. De gevolgen zijn er naar.

Op 25 oktober wordt in Leuven betoogd voor meer middelen voor het onderwijs. De aanleiding voor deze betoging wordt gevormd door de plannen in het hoger onderwijs, maar deze actie belangt ons allemaal aan. Waar wachten de vakbondsleidingen op om over te gaan tot een algemene onderwijsstaking van alle personeel, studenten en scholieren op alle niveaus van het onderwijs?

Voor de betoging van 25 oktober is ook een petitie opgezet op de website: www.meermiddelenvooronderwijs.be

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop