Your cart is currently empty!
Opel Bochum. Strijden voor behoud van alle jobs!
Opel-baas Thomas Sedran kondigde op maandag 10 december op een personeelsvergadering in Bochum bekend dat er tegen 2016 een einde komt aan de autoproductie in de stad in het Ruhrgebied. Sedran liet geen vragen van woedende arbeiders toe, maar verliet de zaal. De media stelden dat hij moest ‘vluchten’ langs een achteruitgang. De verantwoordelijke van de vakbond IG Metall, Dirk Grützner, wilde hem daarbij nog confronteren maar werd door veiligheidspersoneel tegen de grond geworpen.
De aankondiging maakt onderdeel van de afdankingsgolf in de Europese automobielsector. Eerder kondigde Ford aan dat drie vestigingen in Groot-Brittannië en België dicht moeten. In de buurt van Parijs is een vestiging van Peugeot bedreigd en ook bij Daimler laat het management steeds meer dreigende geluiden horen. Dat alles wijst net zoals de aangekondigde sluiting van Opel Bochum op een ernstige crisis in de auto-industrie en op een enorme overcapaciteit.
Acht jaar geleden werd het aantal arbeidsplaatsen bij Opel Bochum al van 9600 terug gebracht op 6000. Steeds opnieuw wordt het personeel gevraagd om in te leveren in de hoop zo jobs te redden. Eens te meer blijkt nu dat toegefelijkheid geen jobs redt en dat het instemmen met een personeelsafbouw de slagkracht van de overblijvende arbeiders ondermijnt.
De beslissing van de Opel-directie komt niet echt als een verrassing. Er waren al maandenlang signalen van de directie over de mogelijkheid van een gefaseerde afbouw van de productie. Een aantal onderdelen zoals logistiek en de productie van onderdelen zou niet verdwijnen en er zouden geen afdankingen komen voor 2016. Dat komt bij veel Opelarbeiders als een slechte grap over. Minder dan tien procent van het personeel werkt in de logistieke afdeling en voor 2013 is er al een afbouw van de productie van onderdelen voorzien.
De leiding van metaalbond IGMetall en de lokale vakbondsverantwoordelijken lijken niet uit hun fouten in het verleden te leren. In plaats van het organiseren van een consequent verzet, wordt steeds nadruk gelegd op onderhandelingen. De voorzitter van de ondernemingsraad (in Duitsland is dat een werknemersvertegenwoordiger), Rainer Einenkel, verklaarde dat de plannen van de directie “onherroepelijke schade toebrengen aan het merk”. Daar gaat het echter niet over. Er is een krimpende markt met overproductie. Als we de wetten van de markt en van het kapitalisme aanvaarden, dan stelt zich enkel de vraag welke fabrieken en arbeidsplaatsen het eerste verdwijnen. In de plaats daarvan is er nood aan een syndicale opstelling die vertrekt van de basisprincipes van arbeidersorganisaties: in het bedrijf en daarbuiten de solidariteit organiseren tussen arbeiders om tot een gezamenlijke strijd te komen in plaats van ons tegen elkaar te laten uitspelen.
Het syndicale antwoord mag zich niet beperken tot het bewaren van de rust waarbij ‘blind activisme’ wordt vermeden, zoals Einenkel het stelde. De enige weg om de beslissing ongedaan te maken, is door een vastberaden strijd te organiseren. Dat moet gebeuren door de arbeiders van Bochum die daarbij de hele regio en collega’s van andere vestigingen moeten betrekken. De weigering van IG Metall om een gezamenlijke strijd over alle vestigingen te voeren, moet worden doorbroken. Dat kan door aan te sluiten bij de traditie van de zesdaagse wilde staking bij Opel Bochum in 2004. Toen begonnen de arbeiders zich zelf te organiseren en moest de vakbondsleiding uiteindelijk volgen. Er kwam een brede solidariteit van de bevolking in het Ruhrgebied. De vastberaden acties werden immers als een signaal gezien om tot echte actie over te gaan.
Het zal erop aankomen om de arbeiders en de regio te mobiliseren en te organiseren in solidariteitsacties en bijvoorbeeld met een conferentie van alle Opelarbeiders om samen in te gaan tegen iedere afbouw van de werkgelegenheid en tegen sluitingen. Opel Bochum is immers geen alleenstaand geval. Als de leiding van IG Metall hier niets rond doet, moeten de arbeiders van Bochum zelf banden aangaan met het personeel van andere vestigingen, delegaties uitsturen en solidariteitscomités opzetten.
Het is belangrijk om deze strijd zowel op het syndicale als het politieke terrein te voeren. Er is ook de economische druk omdat de arbeiders van Bochum in tegenstelling tot vroeger niet meer aan de top staan inzake productiviteit. De solidariteit en de beweging voor het behoud van alle jobs zullen zo sterk zijn als de Opelarbeiders zelf vastberaden zijn om te strijden.
Ook Die Linke heeft een grote verantwoordelijkheid. De linkse partij zou een nationale campagne ter ondersteuning van de Opelarbeiders kunnen ondersteunen en verbinden met eisen rond alternatieven voor de vestiging. Dit betekent dat verder moet gegaan worden dan het enge kader van winstgerichte autoproductie. Er zijn alternatieve productiemogelijkheden, met de machines die in de fabriek voorhanden zijn kunnen ook andere dingen gemaakt worden. Maar de autobonzen hebben daar geen oren naar. De centrale eis om de vestiging en de jobs te behouden moet dan ook die van de nationalisatie van Opel Bochum onder controle van het personeel zijn. In de deelstaat Nordrhein Westfalen kan dat overigens perfect door de regionale regering. Op basis van de nationalisatie kan een controle en beheer door democratisch verkozen vertegenwoordigers van de werknemers in Bochum, de metaalbond IG Metall in het algemeen en de arbeiders van de deelstaat worden ingevoerd. Het zou de mogelijkheid creëren om de aanwezige expertise in te zetten voor milieuvriendelijke alternatieve productie.
Dat zullen we enkel bekomen door maximale druk te zetten en daartoe zijn acties, waaronder stakingsacties, noodzakelijk.