Rechtse PP wint Spaanse verkiezingen: welk alternatief wanneer het onvermijdelijke debacle er komt?

Dat de PP (Partido Popular) van Mariano Rajoy de vooruitgeschoven Spaanse verkiezingen zou winnen, was al lang duidelijk. De sociaaldemocratische PSOE van premier Zapatero wist het tij nooit te keren, ondanks een corruptiezaak bij de PP. De oppositie die de PP de afgelopen zeven jaren voerde, was vaak populistisch, antidemocratisch en ronduit leugenachtig. Maar dit is dan ook niet de reden waarom de PP deze verkiezingen won.

Analyse door Marc Puyol

Ook is het een fabel dat de meeste Spanjaarden de schuld van de crisis op Zapatero steken. Net zoals de meeste andere regerende traditionele partijen in landen die sterk door de crisis werden getroffen, waren Zapatero en zijn regering veeleer poppen aan koorden van de markten en de zogenaamde trojka.

Daar zit de kern van de zaak dan ook: als ‘managers’ van de crisis maakten sociaaldemocraten zich nergens populair in Zuid-Europa. Ook in Portugal verloor Socrates de verkiezingen op basis van deze perceptie, die op zich meer dan terecht is. Sociaaldemocratische regimes voerden de afgelopen kwarteeuw een politiek van neoliberalisme, die mee aan de basis lag van de huidige crisis. Spanje bleef nog in zekere mate gespaard van de bankencrisis dankzij strengere regels omtrent liquiditeit van de banken die werden opgelegd door de regering-Zapatero. Toch moesten ook daar heel wat ‘bad banks’ gered worden.

Rajoy, de nieuwe Spaanse premier, gebruikte voor 90% non-items en gemanipuleerde feiten als oppositie tegen de Zapatero-regering. Hij werd in het kielzog gevolgd door een grotendeels private en rechtse media. De 10% gaf echter de doorslag, eens het overige vergif elk politiek debat in Spanje artificieel wist te polariseren (terwijl het vaak nergens over ging). Rajoy suggereert immers dat Spanje de crisis op een andere manier moet beheersen: “het zal pijn doen, maar we zullen het wel zelf doen”.

Bye bye welvaartstaat…

Zijn beleidsvoorstellen liegen er niet om: behalve in de pensioenen moet er in elke uitgave van de sociale zekerheid en uitkeringssysteem gesneden worden. De PSOE viel eerder al de lonen van ambtenaren aan en zette een grootschalige privatiseringsgolf op gang, samen met extra belastingen om de staatsinkomsten te spijzen.

De PP verandert niets aan de besparingslogica. Alle traditionele partijen staan voor zo’n logica in deze crisis, zij het met verschillende nuances. Om die reden kon de PP dan ook enkel scoren op basis van een meer diepgaand populisme, met een lichte toets van nationalisme en protectionisme.

Dat is een tendens die zich tijdens deze crisis ook in andere landen aftekent. Hoe dan ook betekent het een nog grotere aanval op de rechten en verworvenheden van de Spaanse werkende klasse. Dit om twee voorname redenen: de eerste reden is dat het fiscaal beleid verder geliberaliseerd zal worden -als middel om stemmen te verwerven. De normale inkomens hebben daar weliswaar voordeel bij (en veel mensen herinneren zich de periode van de Aznar-regeringen met de gunstige fiscale maatregelen op bijvoorbeeld grondspeculatie), toch betekent dit op lange termijn een verdere ontmanteling van de overheid en een verdieping van de kloof tussen hoge en lage inkomens. Ook betekent het dat de armen van vandaag (ongeveer 1/5 van de Spaanse bevolking) geen uitzicht hebben op verbetering. Uitkeringen zullen verdwijnen, samen met tewerkstellingsprogramma’s, huisvesting, etc.

Een tweede reden is de directe aanval op democratische rechten van de Spaanse bevolking. Wil Rajoy zowel de Europese orders als zijn eigen agenda uitvoeren, dan moet hij het de oppositie tegen zijn beleid beperken. Waar de PSOE tijdens de Spaanse versie van de IPA-onderhandelingen zich nog afzijdig hield, zal de PP het nodige doen om de vakbonden te breken en met name hun leidingen te corrumperen zoals dit in het verleden ook al gebeurde.

Indignado’s

Vakbonden zijn niet de enige bezorgdheid van Rajoy. Vooral de dynamiek van verzet onder impuls van de indignado’s kan een doorn in het oog betekenen voor de nieuwe rechtse regering. Dolores Cospedal, de nummer twee van de PP, illustreerde de nodige nervositeit van de burgerij door te stellen dat “mensen op straat mogen komen, maar enkel op 20 november (om te stemmen, dus)”. Franco is nooit ver weg bij dat soort uitspraken, die geen nieuw fenomeen meer vormen bij de PP.

De mobilisatiekracht van de indignado’s blijft vandaag overeind, en werd op 17 november ook vervoegd door grootschalige studentenprotesten alsook regionale stakingen en bewegingen tegen besparingen. De staking in de Catalaanse gezondheidszorg was een goed voorbeeld. In volle aanvang van de indignado’s kleurde Spanje ook al blauw bij de regionale verkiezingen. De PP erfde daarbij heel wat regio’s met financiële moeilijkheden, waar ook nog ontzettend veel bespaard zal worden.

In Catalonië gebeurt dit vandaag ook al, en de rechtse CiU, vorig jaar nog winnaar van de daar eerder gehouden regionale verkiezingen, mag er al op heel wat tegenstand rekenen. Het is ondenkbaar dat de PP niet op een escalatie van verzet zal stoten bij het uitvoeren van enerzijds de nog op til staande regionale besparingen en de rechtspopulistische agenda van Rajoy op nationaal vlak anderzijds.

De linkerzijde

De impact van de indignado’s op de verkiezingen valt af te lezen aan het toegenomen aantal kleine partijen die in het parlement zullen plaats nemen. Evenwel heeft de georganiseerde linkerzijde alweer een kans gemist om een echt alternatief te kunnen vormen op de PP. Dat alternatief bevindt zich vandaag op straat, en hoewel dit fundamenteel is, bestaat er weinig of geen vertegenwoordiging in het parlement voor de meerderheid van de Spaanse bevolking.

De kwestie van een nieuwe arbeiderspartij wordt deels beantwoord door de wat hernieuwde Izquierda Unida (IU), sinds jaar en dag de belangrijkste Spaanse linkse formatie, met een grote rol voor de Spaanse Communistische Partij. In het verleden verkeerde de IU in een diepe crisis, waardoor het tot twee zetels terugzakte bij de vorige verkiezingen. Nu haalden ze 11 zetels, met amper een verdubbeling van hun resultaat (van 3,8 naar 7%). De reden hiervoor is een ondemocratische kieswet, waar IU eerder al het slachtoffer van was. Nu kunnen ze er deels van profiteren, maar een echte doorbraak is het zeker nog niet.

IU haalde in 1996 nog 11%, in volle gloriejaren van de Spaanse economie en met de populariteit van de PP op een hoogtepunt. Het potentieel is dus nog veel hoger. Toch werden al enige stappen in de goeie richting gezet: de campagne werd radicaler en durfde het kapitalisme openlijk in vraag te stellen, de interne partijwerking ging erop vooruit, en IU raakte uiteindelijk toch deels betrokken bij de indignado’s.

Toch blijft het wantrouwen van de beweging tegenover partijen en vakbonden groot, en dat is ook begrijpelijk. De leidingen van de linkse partijen en de vakbonden moeten onder druk gezet worden om hun werking en programma te richten op een beweging die een enorm potentieel heeft en de Spaanse burgerij – net als in de VS bijvoorbeeld – de stuipen op het lijf jaagt. Er is werk aan de winkel, maar gelukkig is er ook hoop.

Het onvermijdelijke debacle van Rajoy

Maandag kleurden de Spaanse beurzen opnieuw rood en het renteverschil met Duitsland steeg naar recordhoogtes. De PP kalmeert de markten dus niet, een deel van de Europese en internationale burgerij zal vermoedelijk wel al achterhaald hebben dat technocratisch ingestelde sociaaldemocraten nog steeds een betere kans bieden om de gevraagde besparingen ook effectief op te leggen.

Maar dat is slechts een deel van Rajoys agenda. Merkel kreeg hij reeds aan de telefoon en op Europees niveau zal hij zichzelf zeker nog niet tot outcast ontpoppen. Wel zal hij de rol van Spanje binnen Europa aanpassen aan een eigen beleidsagenda. De reden is simpel: de enige manier om geen tijdelijke marionet-premier te worden is een eigen besparingspolitiek trachten te voeren. Het is dus nu al pompen of verzuipen voor Rajoy: of het hele Spaanse institutionele en politieke kader wordt aangepast aan zijn eigen politieke noden, of over twee jaar valt zijn regering bij een toenemend wantrouwen vanuit de markten en Europa.

In beide gevallen heeft hij een probleem: het verzet en een systeem dat failliet is tot op het bot. Veel Spanjaarden kwamen er nog niet achter dat een rot kapitalisme de échte oorzaak is van de Spaanse crisis. Dit zal de komende jaren onvermijdelijk wel gebeuren, vermits enige groei zelfs in het beste der scenario’s onmogelijk is geworden voor het komende decennium (!). Zolang het verzet zich blijft ontwikkelen in deze context van diepe crisis en instabiliteit zal de speelruimte van Rajoy beperkt blijven.

Welk alternatief?

Het alternatief op het besparingsbeleid zal niet uit de lucht komen vallen. De indignado’s en de redelijk autonome verzetshaarden zijn op zich onvoldoende om iets fundamenteel te veranderen in Spanje. Om tot een reële situatie van potentiële dubbelmacht te komen, moet het verzet verenigd worden, moet een (of meerdere) algemene 24-urenstaking bovenaan de agenda van de vakbonden komen te staan, en moet Izquierda Unida, in samenwerking met de andere linkse krachten, haar rol als échte arbeiderspartij opnemen, met name op straat en binnen de verschillende verzetsbewegingen.

Alle ingrediënten zijn aanwezig. De ontwikkeling van het bewustzijn onder heel wat Spaanse jongeren en werkenden hebben van het land al een speerpunt van verzet en een inspiratiebron gemaakt. Nu is de tijd aangebroken voor een volgende stap: via verzet ervoor zorgen dat Spanje het eerste land is dat “neen” zegt op de vraag om de crisis te betalen.

De overwinning van Rajoy en van de PP is geen eindpunt voor de indignado’s en het bestaande verzet. Deze overwinning is een logisch gevolg van de crisis. Het kan tot een voetnoot in de geschiedenis gedegradeerd worden als de Spaanse arbeidersklasse voluit in actie komt voor een fundamentele verandering.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop