Your cart is currently empty!
Hello World
Dossier door een vakbondsafgevaardigde aan de Tel Aviv universiteit en lid van de Socialistische Strijdbeweging (onze zusterorganisatie in Palestina-Israël) als bijdrage aan het debat over de beweging en onze eisen
In april kwam de internationale solidariteitsbeweging met de Palestijnen in Gaza en daarbuiten in een stroomversnelling. Dit gebeurde nog voor het begin van de moorddadige invasie in Rafah. In het hol van de leeuw van het Amerikaanse imperialisme zetten studenten van de Columbia Universiteit in New York de eerste campusbezetting op. Dit inspireerde een golf van protestacties in de Verenigde Staten, Europa, Australië, Zuid-Afrika en het Midden-Oosten, waaronder Palestijnse studenten aan beide zijden van de Groene Lijn.
Onder de vele voorbeelden hebben Tunesische studenten journalistiek aan het Instituut voor Pers- en Informatiewetenschappen (IPSI) in Manouba met succes druk uitgeoefend om de banden met de Duitse Konrad-Adenauer-Stiftung (KAS) te verbreken als reactie op de verklaring van deze laatste in oktober dat het “achter Israël staat”. Palestijnse studenten aan de Birzeit Universiteit in de bezette Westelijke Jordaanoever richtten hun eigen campusbezetting op, ondanks moeilijkheden in de context van de sterk geëscaleerde repressie in de Westelijke Jordaanoever door de bezettingstroepen, evenals de Palestijnse Autoriteit, sinds 7 oktober. De strijd heeft ook de Palestijnen in Gaza bereikt, vooral de jongeren, die hun dank hebben uitgesproken aan degenen die solidair zijn en hun stem hebben laten horen. Deze golf heeft ook een aantal Palestijnse studenten op Israëlische universiteiten geïnspireerd om acties te organiseren onder zware repressie.
Nu de Israëlische genocidale aanval op Gaza met de dag nieuwe gruwelen blijft ontketenen, met een dodental dat oploopt tot tienduizenden terwijl velen nog vermist zijn onder het puin, is het noodzakelijk om de druk op te voeren om het moorden te stoppen, de oorlog tegen Gaza te beëindigen en te strijden voor massale wederopbouw en de volledige stopzetting van nationale onderdrukking en onteigening van de Palestijnen. Naast de meedogenloze bombardementen, uithongering en het onthouden van water en medicijnen, heeft het Israëlische staatsterrorisme ook het Palestijnse culturele leven aangevallen, door alle universiteiten in Gaza uit te roeien en oude culturele en archeologische vindplaatsen te beschadigen of te vernietigen.
De systematische vernietiging van de onderwijsinstellingen in Gaza en het als doelwit kiezen van Palestijnse academici belichaamt de bredere aanval op het Palestijnse leven. Zoals beschreven door Gazaanse academici en universiteitsbestuurders in een verklaring (29.5): “Onze burgerinfrastructuur – universiteiten, scholen, ziekenhuizen, bibliotheken, musea en culturele centra – gebouwd door generaties van ons volk, ligt in puin als gevolg van deze opzettelijke voortdurende Nakba. Het doelbewust aanvallen van onze educatieve infrastructuur is een schaamteloze poging om Gaza onbewoonbaar te maken en het intellectuele en culturele weefsel van onze samenleving uit te hollen. We weigeren echter toe te staan dat zulke daden de vlam van kennis en veerkracht die in ons brandt doven.” De verklaring deed een beroep op de solidariteitsbeweging om zich achter deze veerkracht te scharen en de steun te coördineren om de Palestijnse universiteiten effectief te heropenen, voor een wederopbouw op lange termijn en om de onmiddellijke financiële crisis van de universiteiten en hun personeel aan te pakken.
In deze fase, waarin campusbezettingen in de VS en wereldwijd besloten om tijdelijk de acties te onderbreken, is het de moeite waard om de campusbeweging tot nu toe te analyseren, haar prestaties en eisen, en de lessen die nodig zijn om verder te gaan in de strijd tegen de genocidale aanval en onderdrukking van de Palestijnen.
Houding van het bestuur en onderdrukking door de politie
Veel van de kampementen werden geconfronteerd met gewelddadig optreden, waaronder politiegeweld, met duizenden arrestaties in de VS, maar ook met administratieve sancties zoals schorsingen en uitwijzingen. Deze onderdrukkende maatregelen werden aangevochten, onder andere met oproepen tot amnestie voor de actievoerders.
Veelzeggend is dat faculteiten op plaatsen zoals de Universiteit van Colombia en de Universiteit van Californië zich hebben georganiseerd tegen de barbaarse aanval op Gaza en om studentenprotesten te verdedigen tegen onderdrukking. Na een repressief gerechtelijk bevel, beëindigden duizenden werknemers van de Universiteit van Californië, verenigd in de UAW, op 10 juni een wekenlange staking tegen het harde optreden van de administratie tegen de protesten. Een belangrijke katalysator voor de staking was het politiegeweld en de arrestatie van 210 actievoerders, onder wie vakbondsmilitanten van de UAW, op 2 mei. De staking, die zes campussen van de universiteit besloeg, was de eerste door de vakbonden gesteunde actie ter ondersteuning van de studentenbeweging. De lokale UAW liet zich niet afschrikken door het gerechtelijk bevel om binnen enkele dagen nog meer protestacties aan te kondigen.
Europese studentenkampementen en -protesten werden ook hardhandig aangepakt, onder andere in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Reactionaire politici in de deelstaat Berlijn dringen aan op de herinvoering van een wet die in 2021 werd ingetrokken en die uitwijzing om disciplinaire redenen mogelijk maakt. De wet, die oorspronkelijk werd aangenomen aan het einde van de jaren 1960, was een reactionaire maatregel om studentenprotesten tegen de Vietnamoorlog en tegen de rehabilitatie van nazi-functionarissen in de West-Duitse regering te onderdrukken.
Het hardhandig optreden toonde veel jongeren de hypocrisie van het “vrijdenkende” en “progressieve” imago waar deze burgerlijke instellingen prat op gaan. De beweging heeft opnieuw de rol van universiteiten als dienaars van het grootkapitaal aan het licht gebracht. De repressie door de politie heeft die rol heel scherp aangetoond. In de VS raakte zelfs bekend hoe een groep pro-zionistische invloedrijke kapitalisten op clandestiene wijze de burgemeester van NYC en universiteitsbesturen onder druk probeerden te zetten om de protesten te onderdrukken. Dit bleek uit een verslag van de Washington Post. Oproepen om investeringen af te stoten en openbaar te maken onderstrepen de absurditeit van onderzoeks- en onderwijsinstituten die functioneren als bedrijven. Dit herinnert de beweging eraan dat de strijd voor Palestijnse bevrijding verbonden is met de strijd tegen het kapitalistische, imperialistische systeem als geheel.
De beweging heeft bijgedragen aan de radicalisering van lagen jongeren die de hypocrisie van de “Westerse liberale democratie” opmerken. De universiteitsadministraties zijn vastbesloten om er alles aan te doen zodat de solidariteitsbeweging er niet in slaagt eisen tegen het volledige establishment te populariseren. Hoewel de kampbeweging zich momenteel in een relatieve luwte bevindt, heeft ze een indrukwekkende vasthoudendheid getoond tegenover de repressie – inclusief het minstens drie keer opnieuw opzetten van het kamp aan de Columbia Universiteit.
Zoals gezegd zijn er in sommige gevallen symbolische concessies gedaan: de raad van het Trinity College in Cambridge, die het College bestuurt, stemde bijvoorbeeld voor het afstoten van alle wapenbedrijven “tegen de zomer” (zoals ze tegen studenten zeiden). Andere universiteiten beweren de eisen in overweging te nemen, zoals de Brown University, die ermee instemde om studentenvertegenwoordigers uit te nodigen om hun argumenten te presenteren om de bijdrage van Brown te desinvesteren van “bedrijven die de Israëlische bezetting van Palestijns gebied faciliteren”, in de aanloop naar een vermeende beslissing over desinvestering in oktober.
Prominente eisen
De openbaarmaking van universiteitsfondsen roept belangrijke vragen op: waarom worden universiteiten gerund als particuliere bedrijven? Waarom zijn er vreemde commerciële en militaire belangen betrokken bij onderzoek dat onbevooroordeeld zou moeten zijn? Als we dieper graven: waarom neemt de academische wereld internationaal investeringen aan van en investeert ze in bedrijven die betrokken zijn bij de verkoop van wapens die gewone mensen doden in Gaza, de Westelijke Jordaanoever, Libanon, Oekraïne, Soedan, China, Iran en elders? Academisch onderzoek zou niet gefinancierd moeten worden door wapenbedrijven – noch door bedrijven die de genocidale oorlog in Gaza mogelijk maken en aanmoedigen, noch door bedrijven die imperialistische en reactionaire militaire agressie waar dan ook aanwakkeren.
Het verbreken van de banden is een onmiddellijke eis die, hoewel over het algemeen symbolisch, direct verbonden is met de werk- en studieplekken van studenten en personeelsleden. Het kan daarom effectief dienen om mobilisaties voor actie binnen de campussen te versterken en het kan potentieel tot overwinningen leiden. Het argument dat vaak wordt aangevoerd voor desinvestering is echter het recht van studenten om “te zien waar ons eigen collegegeld naartoe gaat en inspraak te hebben in waar ons collegegeld naartoe gaat,” zoals Victoria Hinckley, een studentenorganisator van de Universiteit van Zuid-Florida, uitlegde. Het gevaar bestaat dat zo’n redenering een oppervlakkig gebaar wordt, zoals Sam, een student van de McMaster University en deelnemer aan het kampement, het uitdrukte: “we willen er zeker van zijn dat onze universiteit niet medeplichtig is aan genocide – de universiteit waar we naar toe gaan en het geld dat we uitgeven aan ons collegegeld gaat niet naar het bijdragen aan een genocide.” Dit sentiment is begrijpelijk en het winnen van toegevingen is belangrijk, maar het kan ook een valstrik worden als het niet wordt ingezet om de bredere beweging tegen de genocidale oorlog en de imperialistische steun van de VS te versterken. Dat is namelijk waar het echt om gaat. Voor de universitaire autoriteiten komen beperkte toegevingen neer op een moralistisch ‘handen wassen’, alsof als instelling ‘niet medeplichtig zijn’ genoeg is en er geen verdere actie nodig is.
Het is echter duidelijk dat de meeste deelnemers aan de bezettingen een significante impact willen hebben. Zoals de UC Berkeley Divest coalitie het verwoordde: “We moeten onze unieke positie in het hart van het imperium en de stroom van mondiaal kapitaal benutten om op te roepen tot een vrij Palestina.” Chris Marsicano, een onderzoeker van desinvesteringscampagnes, betoogde dat de mogelijke impact van desinvestering niet economisch maar politiek zou zijn, waarbij hij wees op de Israëlische regering die de kampementen en protesten opmerkt. De Israëlische coalitieregering van Netanyahu en extreemrechts besteedde inderdaad aandacht aan de acties en deed ze af als antisemitisch. De regering probeert in het algemeen het verzet tegen de barbaarse aanval op Gaza te de-legitimeren en zichzelf cynisch voor te stellen als een verdediger van het Joodse volk, in een poging om haar zwakke populariteit onder de Israëlische Joodse bevolking te versterken. Toch kunnen desinvesteringsacties uiteindelijk slechts een beperkte politieke druk uitoefenen in het licht van de trouwe steun van het Amerikaanse en Westerse imperialisme aan de Israëlische genocidale bezetting en agressie.
Ondertussen gaat de genocidale aanval door, met meedogenloze bombardementen en gedwongen uithongering. Terwijl veel kampementen te maken kregen met repressie en met geweld uiteen werden gedreven, hebben sommige kampementen zich vrijwillig teruggetrokken na toezeggingen van het universiteitsbestuur, waarbij het einde van het semester een belangrijke overweging was. In het geval van Brown University, bijvoorbeeld, eindigde het kamp zelfs voordat het universiteitsbestuur besliste om al dan niet te desinvesteren. In het geval van Trinity College eindigde het protest nadat het college £61.735 ($78.089) had gedesinvesteerd van het grootste particuliere Israëlische wapenbedrijf, Elbit Systems (dat 85% van de drones en het landmaterieel produceert dat door het Israëlische leger wordt gebruikt). Dit toont hoe de kampementen overwinningen kunnen behalen, maar het blijft een beperkt bedrag voor zowel de universiteit als het bedrijf (Elbit Systems rapporteerde een omzet van $6 miljard in 2023, een stijging van 8,4% ten opzichte van 2022). De instellingen houden de volledige details van hun holdings geheim. Ze gaan doorgaans niet in op de vraag om deze informatie ‘openbaar te maken’. Nochtans vond de Washington Post met betrekking tot Amerikaanse instellingen enkele tekenen voor investeringen in relevante bedrijven. In de context van het bloedbad in Gaza en de strijd voor Palestijnse bevrijding zou het effect van desinvestering echter beperkt zijn. De bereidheid van sommige academische besturen om te desinvesteren, werpt de vraag op in hoeverre deze eisen een bedreiging vormen voor de status-quo.
De aankondiging dat een desinvestering zal worden overwogen, mocht niet volstaan om een kampement te beëindigen. De centrale eis van de protesten om een einde te maken aan de moorddadige aanval op Gaza onderstreept de noodzaak om de strijd uit te breiden tot buiten de campus, met als doel om de brede solidariteitsbeweging te versterken. In de VS houdt dit in dat er druk wordt uitgeoefend en dat er directe eisen worden gesteld aan gemeenten, staten en de regering-Biden. Aansluiting zoeken bij de bredere beweging kan door het voorbeeld te volgen van het Hackney-kampement in het Verenigd Koninkrijk (het eerste stadskampement – dat onlangs beëindigd is), of de walkouts die georganiseerd werden door tientallen scholieren in New York City. Kampementen kunnen stadscentra ‘bezetten’. Ze kunnen ook helpen wijzen op de noodzaak van gezamenlijke acties met vakbonden en het coördineren van gerichte acties tegen bijvoorbeeld wapentransporten.
Verschillende kampementen hebben vormen van academische boycot geëist, tot het volledig verbreken van de banden met de Israëlische academische wereld, inclusief onderzoeksprojecten en uitwisselingsprogramma’s voor studenten. In België heeft de Universiteit Gent onder druk de banden met alle Israëlische universiteiten en onderzoeksinstituten verbroken en 18 lopende projecten beëindigd. In Spanje kondigde de confederatie van Spaanse universiteiten (CRUE) aan dat ze de banden zal verbreken met Israëlische universiteiten en onderzoeksinstituten “die zich niet vastberaden hebben ingezet voor vrede en naleving van het internationaal humanitair recht,” terwijl sommige universiteiten besloten tot een algehele boycot, samen met besluiten om de samenwerking met onderdrukte Palestijnse instellingen voor hoger onderwijs te versterken en antisemitisme en islamofobie op campussen te bestrijden. De diepe gevoelens van afschuw mobiliseren zich rond de eis van een boycot. Hoewel sommige concrete eisen voor boycots zeker een rol kunnen spelen in het opbouwen van algemene druk, is hun materiële impact over het algemeen beperkt en, zoals later uitgelegd, kan hun politieke impact sterk variëren.
Invloed op Israëlische campussen
De internationale solidariteitsbeweging heeft bijgedragen tot het inspireren van lokale Palestijnse studentenacties op Israëlische campussen, maar ook tot het aanwakkeren van de angst van Israëlische academische besturen voor een relatief toegenomen internationaal isolement vanwege hun medeplichtige rol in nationale onderdrukking en steun aan de genocidale aanval.
Youssef Taha, het hoofd van de Arabische Studentenunie en een organisator in Al-Tajammuʿ/Balad (een liberale Palestijnse nationalistische partij), suggereerde dat, “terwijl de wereld naar hen kijkt, de Israëlische universiteiten het moeilijk zouden hebben om te laten zien dat ze de studenten onderdrukken… [de universiteiten] vrezen een verdere achteruitgang en we maken hier gebruik van om evenementen en activiteiten te initiëren.” Hoewel repressie over het algemeen nog steeds de overhand heeft, is de internationale druk op Israëlische academische instellingen zeker een van de factoren die de besturen beïnvloeden. Dit kwam overeen met een zich ontwikkelende algemene crisis van het Israëlische regime en een algemene opleving van protesten in de Israëlische samenleving.
Onder de Israëlisch-Joodse bevolking is de initiële schok van de verrassingsaanval van 7 oktober onder leiding van Hamas, inclusief de massamoord op Israëlische burgers, door de heersende klasse aangegrepen om een felle nationalistische reactie op te wekken. De onderdrukking van afwijkende meningen bereikte een zeer hoog niveau. Op de werkplaatsen en op de Israëlische campussen werden Palestijnse studenten zonder enige vorm van hoorzitting geschorst door de administratie, wat gepaard ging met een categorische afwijzing van elke, vooral Palestijnse, stem van protest tegen het historische bloedbad in Gaza.
De diepte van de crisis heeft echter geleid tot scherpe verdeeldheid onder de Israëlische heersende klasse zelf, en tegelijkertijd tot de uitbarsting van volkswoede, toen de aanvankelijke schok wegebde, onder aanzienlijke lagen van het Joods-Israëlische publiek tegen de Israëlische regering, extreemrechts, en in het bijzonder rond de gijzelingskwestie. Dit betekende ook dat de zwakke en impopulaire Israëlische regering nog lang niet in een positie verkeerde die vergelijkbaar is met die van het regime van Poetin in Rusland, om volledig hard op te kunnen treden tegen dissidenten binnen de Groene Lijn.
Israëlische academische instellingen zijn in een rechtstreeks conflict verzeild geraakt met de regering van Netanyahu en extreemrechts. De huidige coalitieregering (niet langer met de centrumrechtse partij van de voormalige generaal Gantz, die na 7 oktober tijdelijk een coalitie aanging namens de belangen van de heersende klasse) is sinds haar aantreden enorm impopulair en staat ook op gespannen voet met het grootste deel van de Israëlische heersende klasse. Zo werd de regering vóór 7 oktober geconfronteerd met een massabeweging uit alle lagen van de bevolking tegen het plan van een “gerechtelijke staatsgreep”, die de Israëlische academische instellingen toen al in een open conflict met de regering bracht. De spanningen zijn nu opnieuw opgelopen.
Om het nationale chauvinisme aan te wakkeren, riep de Israëlische regering de hulp in van het ultranationalistische hoofd van de Nationale Studentenvakbond (gelieerd aan de Europese Studentenbonden). Die lanceerde een campagne om een McCarthyistische “antiterrorisme” wet te promoten die academische instellingen verplicht om docenten te ontslaan die zich “tegen de staat” uitspreken. Niet-naleving wordt bestraft met het inhouden van budgetten. Dit heeft tot woede geleid, met studentenprotesten tegen de Nationale Studentenvakbond. Onder druk hiervan hebben verschillende lokale studentenverenigingen hun steun voor de wetgeving ingetrokken. De hoofden van academische instellingen hebben zich tegen de wet verzet, uit angst dat die internationale academische boycotcampagnes zou aanmoedigen. Ze zijn ook bezorgd over de machtsgreep van de overheid, die hun relatieve autonomie bedreigt.
De combinatie van internationale druk en een binnenlands conflict met de Israëlische regering heeft Israëlische academische besturen onder druk gezet om zich ‘democratisch’ voor te doen. Zo heeft de voorzitter van de universiteit van Tel Aviv de politie in het openbaar verzocht om haar weigering te heroverwegen en toestemming te verlenen voor de jaarlijkse Nakba-ceremonie. De universiteit gebruikt dergelijke acties voor internationale PR, als onderdeel van een terugslag tegen boycotinitiatieven, maar ook om een ‘democratisch’ imago op te bouwen voor het Israëlische kapitalisme en de bezetting in het algemeen.
Dit was duidelijk in het geval van professor Anat Matar, die werd teruggefloten nadat ze haar medeleven had betuigd met Walid Daqqa, een Palestijnse veteraan die aan kanker stierf in een Israëlische gevangenis (veroordeeld door een krijgsraad voor indirecte verantwoordelijkheid voor de moord op een Israëlische soldaat door de PFLP; later lid geworden van Al-Tajammuʿ/Balad). Ultranationalisten richtten zich op Matar en de universiteit verklaarde publiekelijk dat ze “de uitspraken van Matar veroordeelt en afkeurt.” Hoewel de universiteit weigerde Matar te ontslaan, bleef ze haar aan de kaak stellen. Toch gebruikte de universiteit deze zaak in een verklaring tegen internationale boycotcampagnes, getiteld “Setting the Record Straight: The Truth about Tel Aviv University”, waarin ze beweerde dat ze “het principe van vrije meningsuiting met hand en tand verdedigt, zelfs als het gaat om de meest controversiële kwesties” en dat “geen enkele student of medewerker van TAU nu of ooit gestraft is voor het uiten van pro-Palestijnse standpunten.”
De universiteit van Haifa heeft over het algemeen Palestijnse en anti-oorlogsprotesten op de campus onderdrukt en verhinderd. Onlangs reageerde het bestuur echter op een ultranationalistische ophitsing tegen professor Asad Ghanem, die deelnam aan een discussiepanel waar ook een Hamas-functionaris aanwezig was, door te verklaren dat: “zolang er geen overtreding van de wet is, de universiteit zich niet bemoeit met kwesties die verband houden met civiele activiteiten van de leden van de universiteitsgemeenschap.”
Op 28 mei werd de Hebreeuwse Universiteit gedwongen om een 300-koppige door Palestijnen geleide anti-oorlogsdemonstratie goed te keuren, als onderdeel van een actiedag georganiseerd door Palestijnse studenten op verschillende Israëlische campussen, inclusief een proteststaking van 1 uur, als reactie op de wreedheden in Rafah.
In dezelfde maand arresteerde en ondervroeg de politie de Palestijnse professor Nadera Shalhoub-Kevorkian van de Hebreeuwse Universiteit omwille van haar academische studie over de bezetting, in wat het hoogtepunt was van een van de ergste gevallen van vervolging en intimidatie van een faculteitslid op Israëlische campussen. Shalhoub-Kevorkian werd aanvankelijk geschorst door de universiteit nadat ze had deelgenomen aan een podcast waarin ze de genocidale oorlog bekritiseerde. Er was een grote lastercampagne in de traditionele media, waarop de universiteit reageerde door Shalhoub-Kevorkian’s academische onderzoeksconclusies te veroordelen.
Dit weerhield de Israëlische Vereniging van Universiteitshoofden er niet van om in een reactie op het eerder genoemde CRUE-besluit in de Spaanse staat over mogelijke boycots te stellen: “Wij straffen onze studenten of medewerkers niet voor het uiten van pro-Palestijnse standpunten. Wij zijn instellingen die vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel dragen en we beschermen de rechten van onze faculteit, medewerkers en studenten om ideeën te uiten die de heersende consensus uitdagen.” De toon van de brief weerspiegelt de angst voor een groter internationaal isolement.
Israëlische academische wereld en Palestijnse onderdrukking
In een verklaring van Nederlandse universiteiten die zich afzet tegen protestbezettingen op campussen, leggen ze uit waarom ze de banden met de Israëlische academische wereld niet zullen verbreken, omdat ze het “belangrijk vinden om [politiek] kritische Israëlische wetenschappers niet te isoleren.” Voor hen is dit slechts een hypocriet excuus, terwijl ze geen serieuze maatregelen willen nemen tegen de Palestijnse onderdrukking.
Zoals gezegd en geïllustreerd door de repressie tegen de kampementen, fungeren academische instellingen wereldwijd uiteindelijk als dienaren van de belangen van de heersende klassen. Ze zijn een pijler van het kapitalistische systeem, die afwijkende meningen marginaliseren en de sociale orde bestendigen, een sociale orde die is gebaseerd op uitbuiting en onderdrukking via ‘kennisproductie’. Israëlische academische instellingen zijn, net als hun tegenhangers die bijvoorbeeld het Amerikaanse imperialisme steunen, natuurlijk ook instrumenten van het beleid van de heersende klasse, inclusief nationale onderdrukking.
Maya Wind, een Israëlische links georiënteerde liberale academicus die internationaal oproept tot een algemene boycot van Israëlische academische instellingen, gaat uitgebreid in op de rol van Israëlische academische instellingen in haar boek ‘Towers of Ivory and Steel: How Israeli Universities Deny Palestinian Freedom’ (2024). Ze beschrijft hoe Israëlische universiteiten historisch zijn geïntegreerd in het nationalistische beleid van onderdrukking en onteigening van de Israëlische staat, en vóór 1948 in het beleid van de centrale zionistische instellingen. Bovendien beschrijft Wind in detail hoe “Israëlische universiteiten werden gepland en gebouwd om te dienen als pijlers van regionale demografische ontwikkeling en Palestijnse onteigening.”
Wind’s bijdrage lijdt echter aan een te abstracte methode en mist algemene conclusies, ook vanwege een gebrek aan begrip van de meer fundamentele rol van de academische wereld in de kapitalistische klassenmaatschappij – die niet genoemd wordt in haar boek. Dit gebrek beïnvloedt Wind’s suggesties, geworteld in liberale illusies, om het probleem op te lossen: “Israëlische universiteiten zouden kunnen ophouden te dienen als steiger om de Palestijnse bevrijdingsbeweging te onderdrukken en zichzelf kunnen transformeren in de infrastructuur die vrije academische exploratie en debat voor al haar studenten verankert. Besturen zouden institutionele steun kunnen bieden voor en middelen toewijzen aan kritisch onderzoek naar het structurele raciale geweld van de Israëlische staat en de studie van Palestijnse ervaringen van onteigening en onderdrukking.” (p. 97).
Kunnen universiteiten ‘onafhankelijk’ worden gereconstrueerd om zich eenvoudigweg los te maken van het beleid van nationale onderdrukking dat inherent is aan de Israëlische kapitalistische staat? Waar zouden de middelen vandaan moeten komen die nodig zijn voor een dergelijk onderwijs tegen nationale onderdrukking? Hoe zou een Israëlische instelling die het programma van Wind volledig wil implementeren omgaan met een onvermijdelijke tegenreactie van de heersende klasse?
Barak Medina, een voormalige rector van de Hebreeuwse Universiteit en die zich als liberaal zionistisch nationalist uitsprak tegen Netanyahu maar de oorlog tegen Gaza steunt, verwierp de kritiek van Wind op het beleid dat hij zelf voerde. Hij beschrijft de Israëlische academische wereld als een progressief bolwerk tegenover de Netanyahu-regering en beweert dat een potentiële vlucht van Israëlische wetenschappers in het scenario van een uitgebreide internationale boycot de deuren zou openen voor de versterking van extreemrechts in Israël. “Een sterke Israëlische academische wereld is cruciaal om Israël in de juiste richting te duwen. Ze moet worden gesteund, niet aangevallen.”
Medina is tegen een boycot vanuit het standpunt van het Israëlische establishment en als een ‘liberale’ apologeet voor de wreedheden in Gaza. Maar de Israëlische academische instellingen bestaan niet alleen uit rijke ambtenaren in dienst van de heersende klasse en een exclusieve staf. Ze hebben ook laagbetaalde onderzoekers en onderwijzend personeel zonder jobzekerheid in dienst. Er is het gewone administratieve personeel en de meest uitgebuite werkenden op de campus – het schoonmaakpersoneel, dat voornamelijk bestaat uit migranten en Palestijnse vrouwen. En dan zijn er nog de studenten, met studenten uit de werkende klasse en uit arme milieus, vooral uit verschillende gediscrimineerde bevolkingsgroepen, die het moeilijker hebben – inclusief Palestijnen met het Israëlische staatsburgerschap. Die laatste groep kende de afgelopen tien jaar een hogere aanwezigheid aan de universiteiten, maar met 18% blijven ze ondervertegenwoordigd en bovendien blijft er stelselmatige nationale onderdrukking.
Dit voegt een belangrijk aspect toe aan de discussie over internationale solidariteitstactieken, inclusief welke protestacties en welk soort boycots het meest nuttig kunnen zijn, ook in de context van academische instellingen.
De eis van het volledige einde van de nationale onderdrukking van de Palestijnen is essentieel. De eis om alle banden met Israëlische academische instellingen te verbreken, gekoppeld aan het pleidooi om die banden pas te vernieuwen als de nationale onderdrukking volledig omvergeworpen is, gaat er teveel van uit dat er geen effectief verzet kan ontstaan binnen de Israëlische academische wereld. Zoals we zagen, klopt dat niet.
Een professor van de Universiteit Gent publiceerde e-mails die hij ontving van Israëlische academici die pleiten voor academische boycots. Eén van hen schreef: “Niets binnen Israël kan het standpunt en de acties van de regering veranderen, aangezien we in feite in een dictatuur leven (die alle menselijkheid heeft verloren). Het is alleen maar te hopen dat druk van buitenaf iets kan veranderen.” Deze uiting van fatalisme tegenover de agressieve reactie in de Israëlische samenleving slaat conclusies over uit revolutionaire ervaringen in de regio tegen dictaturen, maar ook het belang van de Israëlische massale vervreemding van Netanyahu en extreemrechts.
Boycottactieken en een klassenbenadering
Een benadering die geen onderscheid maakt tussen de administratie en het personeel en studenten, en die ernaar streeft om de Israëlische samenleving als geheel te isoleren, maakt minder kans om weerklank te vinden onder de Israëlische werkende klasse en jongeren tegen de krachtige propaganda van de heersende klasse. Een dergelijke benadering, gekoppeld aan de opvatting dat de Israëlische bevolking over het algemeen één reactionair blok is dat collectief gestraft moet worden, heeft een trend aangewakkerd van algemene ‘grijze boycots’ – waarbij academici samenwerking afwijzen en weigeren aanbevelingen te schrijven, artikelen te beoordelen of PhD- en masterscripties te beoordelen.
Hoewel het Amerikaanse imperialisme op beslissende wijze bijdraagt aan de onderdrukking van de Palestijnen en al tientallen jaren verantwoordelijk is voor extreme wreedheden over de hele wereld, maakt het doorslaggevende gewicht van dit imperialisme in het mondiale systeem duidelijk waarom een boycot van de Amerikaanse academische wereld of samenleving geen stap vooruit zou betekenen, in tegenstelling tot de studentenopstand in het hart van die samenleving, die het beleid van de Amerikaanse regering heeft aangevochten en studenten over de hele wereld heeft geïnspireerd om hun voorbeeld te volgen.
Recente voorbeelden, zoals de oorlog van Rusland tegen Oekraïne, laten zien dat ongedifferentieerde, op nationale leest geschoeide sancties die door kapitalistische heersende klassen worden gepropageerd – waarmee het Israëlische kapitalisme binnen het westerse imperialistische blok waarschijnlijk niet in die mate te maken krijgt – geen einde maken aan onderdrukking en conflicten. In plaats daarvan worden ze door deze onderdrukkende regimes gebruikt om thuis een verder isolement en een “vestingmentaliteit” te bevorderen, hun sociale basis te verstevigen en tegelijkertijd dissidente stemmen de kop in te drukken. Verhoogde algemene academische en culturele boycots boven Rusland hebben de brutaal onderdrukte oppositie niet geholpen, bovenop de economische sancties die, net als in het geval van Iran, vooral ellende hebben gebracht voor de verarmde massa’s en hun isolement hebben vergroot met weinig of geen effect op de oligarchen.
De historische strijd tegen de apartheid in Zuid-Afrika wordt vaak aangehaald als voorbeeld voor effectieve boycots, ook van academische instellingen. Er moet echter opgemerkt worden dat er geen groot deel van de werkende klasse was dat vervreemd kon worden door dergelijke ondersteunende solidariteitsmaatregelen. Bovenal was de beslissende factor in de omverwerping van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime de opstand van de militante zwarte werkende klasse, niet de sancties of de diplomatieke druk. De revolutie tegen het apartheidsregime werd niet doorgezet. Tientallen jaren later blijft de erfenis van de apartheid voortbestaan in de verarming van de zwarte massa’s. Dit ligt aan de basis van de tanende steun voor het ANC.
Op dezelfde manier heeft de historische, alomvattende boycot van Israël door de Arabische Liga het Israëlische regime ook niet tot concessies gedwongen inzake de bezetting en onderdrukking van de Palestijnen.
Internationale solidariteitsacties zijn van vitaal belang. Toch blijft de belangrijkste motor voor verandering – die kan worden ondersteund door ‘externe’ druk op het Israëlische regime – de bevrijdingsstrijd van de Palestijnse massa’s zelf. Zij vormen een ernstiger bedreiging voor de Israëlische bezetting dan welke internationale druk dan ook, zoals vooral blijkt uit de eerste Intifada. Massale volksstrijd, waarbij gewapende zelfverdediging zo effectief mogelijk democratisch gecontroleerd wordt, bleek veel productiever dan een enge focus op gewapend verzet.
Tegelijkertijd kunnen internationale solidariteitsprotesten de inspanningen van de geïsoleerde echt linkse oppositiekrachten in de Israëlische kapitalistische samenleving helpen om de conclusies en strijd van de Israëlische massa’s tegen de regering en de heersende klasse vooruit te helpen – in plaats van de gewone Israëli’s te onderwerpen aan de propaganda van de heersende klasse dat de Israëli’s zich moeten “verenigen” tegen een vijandige “antisemitische” wereld.
Concrete, gerichte boycotmaatregelen gekoppeld aan directe eisen kunnen helpen bij het isoleren van de reactionaire elementen en bij het verhogen van de algemene druk voor het afdwingen van eisen. In het bijzonder is er nood aan eisen gericht tegen de Israëlische regering, bedrijven, organisaties – evenals academische verantwoordelijken, administraties en programma’s – die concreet verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren of helpen van de wreedheden in Gaza en de Israëlische bezetting en onderdrukking van Palestijnen.
Eisen voor een gerichte academische boycot kunnen ook in overweging nemen onder welke voorwaarden de boycot wordt gestopt. Elke actie moet gericht zijn op het aanduiden van degenen die medeplichtig zijn en op het versterken van de verdeeldheid tussen de verantwoordelijke administraties enerzijds en werknemers en studenten in Israëlische academische instellingen anderzijds. Dit zou de anti-oorlogsstemmen versterken, inclusief die van Palestijnse studenten en personeel die ter plaatse strijden binnen deze instellingen. Oproepen die wijzen in de richting van het versterken van internationale banden en kanalen van uitwisseling en samenwerking met de anti-bezettings- en anti-oorlogsoppositie-elementen binnen de Israëlische campussen moeten ook overwogen worden.
Bovendien zouden directe acties door georganiseerde groepen werkenden internationaal die de ‘business as usual’ van het Amerikaanse en Westerse imperialisme en van de Israëlische heersende klasse verstoren, een weg vooruit wijzen. Dat zou zeker het geval zijn indien ze gelinkt worden aan een klassenoproep aan de Israëlische werkenden en jongeren die vervreemd zijn van de regering-Netanyahu en extreemrechts in Israël. Dit geldt uiteraard ook voor werkenden en jongeren in het hoger onderwijs.
Tegen de achtergrond van de uitbarstende volksprotesten in de Israëlische samenleving, de groeiende oproepen tot een algemene staking voor een gijzelingsakkoord, waarvoor een einde aan de oorlog tegen Gaza nodig zou zijn, impliceren een potentiële progressieve rol van de Israëlische werkende klasse tegenover de Israëlische regering, zelfs op een ogenblik dat de linkse krachten in de hele regio en wereldwijd zwak zijn. Dit onderschat geenszins het krachtige ideologische offensief van de Israëlische heersende klasse, die een gruwelijk nationaal chauvinisme aanwakkert. Het wijst echter op de tegenstellingen en uiteindelijk op de klassentegenstellingen binnen de Israëlische kapitalistische samenleving. De Israëlische werkende klasse blijft cruciaal in de strijd om het Israëlische kapitalisme en zijn inherente barbaarse onderdrukking van de Palestijnen te overwinnen.
De oproepen tot een algemene staking in de Israëlische protesten echoën een bredere trend wereldwijd en lokaal. Met name de algemene staking van vorig jaar en de centrale rol van het idee van een staking in de toenmalige Israëlische beweging tegen de poging van de regering om de macht over het gerechtelijk apparaat te grijpen. De studentenvakbonden en zelfs de Israëlische nationale studentenvakbond stonden onder druk van onderuit om het initiatief te nemen voor een gedeeltelijke studentenstaking ‘voor de gijzelaars’ op 13 juni – natuurlijk met een reactionaire leiding die slechts lippendienst wilde verlenen en die gekenmerkt wordt door enorm nationaal chauvinisme. Niettemin ontwikkelde de gedeeltelijke staking zich in de context van een algemeen groeiend massaal ongenoegen dat de Israëlische regering in het algemeen uitdaagt en in het bijzonder voor een akkoord over een staakt-het-vuren. Onder een groot deel van de Israëlische Joodse bevolking wordt dit algemeen gezien als de enige manier om de gijzelaars terug te krijgen.
Het verzet van een deel van de Israëlische studenten en personeelsleden tegen aanvallen op de academische vrijheid en de vrijheid van meningsuiting is ook belangrijk geweest, zelfs indien het beperkt bleef. De ‘Socialistische Strijdbeweging’ in Palestina-Israël was van bij het begin betrokken bij protesten tegen de genocidale aanval. We werkten samen met Academia for Equality, een organisatie van meer dan 800 Israëlische Joodse en Palestijnse academici. In de eerste week na 7 oktober lanceerden we gezamenlijk een open brief die meer dan 400 handtekeningen van studenten en personeelsleden, waarin we de nationaal-chauvinistische heksenjacht veroordeelden en opriepen tot het beëindigen van de oorlog. Academia for Equality heeft deelgenomen aan het organiseren van anti-oorlogsprotesten op en buiten de campus, en heeft zich ingezet om Palestijnse en Israëlisch-Joodse studenten en medewerkers te verdedigen tegen politieke vervolging, en om desinformatie over de internationale campusbeweging tegen te gaan. Met de Socialistische Strijdbeweging doen we ons best om initiatieven te nemen tegen de politieke vervolgingen, onder meer vanuit onze positie als vakbondsafgevaardigde aan de universiteit van Tel Aviv. We hebben ons telkens uitgesproken tegen steunbetuigingen aan het geweld door andere vakbondsafgevaardigden.
De weg vooruit
De wereldwijde golf van kampementen kent een terugtocht. Dit betekent niet dat de massale woede tegen de dagelijkse barbaarsheid in Gaza afneemt. De internationale solidariteitsbeweging kent onvermijdelijk ups en downs, soms als reactie op de bloedige wendingen in de Gazacrisis. Delen van de beweging proberen lessen te trekken uit de ervaringen in elke fase. Studenten behoren tot degenen die wereldwijd blijven deelnemen aan voortdurende protestacties en betogingen om een einde te maken aan het misdadige bloedbad. In de VS begint het nieuwe academiejaar in augustus en zullen de solidariteitsprotestacties op de een of andere manier hervat worden, als onderdeel van de bredere beweging. Belangrijke vragen over tactiek, strategie en politiek programma zullen dus verder besproken en bediscussieerd moeten worden.
Wat ontbreekt in het gesprek om deze beweging nog meer kracht te geven is een socialistische, op klassen gebaseerde benadering. De eenvoudige minimalistische dringende eis van een onmiddellijk staakt-het-vuren vereist duidelijk de opbouw van een meer ontwikkelde, massale beweging om meer omvattende druk uit te oefenen. Dit gebeurt het meest doorslaggevend via massamobilisaties en georganiseerde arbeidersacties. Die taak is onlosmakelijk verbonden met het uitdagen van het Amerikaanse en Westerse imperialisme. Eisen om openheid van zaken te geven en te desinvesteren kunnen worden veralgemeend tot het openbaar maken van alle belangen van het kapitaal, onderdrukkende regimes en imperialistische militaire offensieven, en om ze uit de academische wereld te krijgen. Dit kan gekoppeld worden aan eisen om alle bedrijven in welk land dan ook die profiteren van de moorddadige aanvallen op de Palestijnen te onteigenen en in publieke handen te nemen onder democratische controle van de werkende klasse, voor een transitie van deze bedrijven naar sociaal nuttige doeleinden.
De massale en militante internationale beweging op campussen en daarbuiten was al indrukwekkend. Toch was deze nog niet in staat om een staakt-het-vuren af te dwingen. Dit wijst erop dat er een grotere revolutionaire beweging nodig is om de systemische nationale onderdrukking van de Palestijnen te stoppen. Dat is centraal verbonden met de omverwerping van het Israëlische kapitalisme en het westerse imperialisme, in de context van socialistische verandering in de regio. Een socialistisch programma, met daarin een volledig einde aan alle vormen van nationale onderdrukking, met gelijke rechten op bestaan en zelfbeschikking voor alle naties, en op een leven van waardigheid, welzijn en persoonlijke veiligheid voor iedereen, in een socialistisch Midden-Oosten, inclusief de erkenning van de rechten van Palestijnse vluchtelingen – is noodzakelijk om in de richting van een echte fundamentele oplossing te wijzen. Strategie, tactiek en slogans die naar voren worden gebracht in de internationale solidariteitsbeweging moeten, naast solidariteit en vitale druk voor een onmiddellijk staakt-het-vuren, de richting weerspiegelen en helpen verduidelijken die nodig is voor een uitweg uit de wreedheden voor de Palestijnen en in de regio.