Your cart is currently empty!
Mythe van volledige tewerkstelling: vals argument tegen arbeidsduurvermindering
Maandag stelde arbeidsmarktexpert Jan Denys in De Morgen dat het hele arbeidsmarktbeleid moet herzien worden omdat we in de richting van volledige tewerkstelling gaan. Vakbondsafgevaardigde Tim uit Gent weerlegt de stelling over volledige tewerkstelling.
Het punt met dit soort uitspraken is dat ze gewoon feitelijk onjuist zijn. Het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen is inderdaad gedaald: tussen 2009 en 2023 ging dit aantal in Vlaanderen van 195.327 naar 109.800 vandaag. Het totale aantal werklozen daalde echter veel minder, in dezelfde periode ging het van 251.605 mensen naar 211.275 vandaag. Dat cijfers is trouwens behoorlijk conjunctureel: 2009 was een hoogtepunt, een jaar eerder ging het immers slechts om 200.217, dat is dus minder dan in 2024.


Met andere woorden: de voorbije 15 jaar zijn er qua werkloosheid wel stevige ups en downs geweest naargelang hoe de economie er voor staat, maar er is geen substantieel verschil. Dat is er wél bij het aantal mensen dat nog een uitkering krijgt. Dat aantal zakte spectaculair, onder meer door de asociale jacht op werklozen.
In de periode 2008-2023 steeg het aantal langdurig zieken tegelijkertijd van 249.631 naar 466.810, een stijging van 87%, bijna een verdubbeling! Heel wat van die langdurig zieken rapporteren een rechtstreekse link met het werk. Met andere woorden: de moordende productiviteit in Vlaanderen drijft mensen in ziekte en ellende.
Daarom dat voorstellen om de arbeidsduur te verlagen wél werken. De vakbonden in de zorgsector vragen al sinds enige tijd de invoering van een 30-urige werkweek, met behoud van loon én bijkomende aanwervingen. Eigenlijk verandert er voor de huidige personeelsleden erg weinig qua werkuren: een ruime meerderheid werkt immers deeltijds. Ze zouden er wel, in tegenstelling tot nu, een degelijk loon voor ontvangen, wat vele uittreders in de sector zal overtuigen terug te keren naar de sector.
Ook in de rest van de economie is dat zo: een gemiddelde Belgische werknemer heeft vandaag een arbeidsovereenkomst voor 32,8 uur. Dat zou dus ook de norm moeten zijn bij het bepalen van het werkelijke aantal werkuren.
Desondanks pleit een ‘expert’ zoals Jan Denys tegen maatregelen tot arbeidsduurvermindering. Hij wil dat werkenden langer én meer werken dan nu. Net die recepten die de voorbije 15 jaar tot recordhoogtes hebben gezorgd in de ziektestatistieken.
We moeten juist het tegendeel doen. Het voorstel van de 32-urige werkweek waarmee de PS onlangs naar buiten kwam is niet nieuw, het is een aloude vakbondseis. Ze vertrekt van de vaststelling dat de productiviteit de voorbije jaren sterk is gestegen – we produceren meer rijkdom met minder arbeidsuren – maar dat de lonen niet zijn meegestegen. Het invoeren van een 32-urige werkweek met behoud van loon en bijkomende aanwervingen betekent in de praktijk voor de meeste mensen een loonsverhoging, voor anderen een welkome verlaging van hun arbeidsstress.
Wie gaat dat betalen, zullen rechtse economen clichématig vragen. Wel: de winsten van de Belgische bedrijven stegen de voorbije jaren van 38,7 naar 44,1% (2013-2020). “Maar dat zijn vooral de grote multinationals”. Ja: de 1% grootste bedrijven deed nog beter met een winstvoet van 45,6%, en de overige 99% haalde “slechts” gemiddeld 42% winst. Maar laten we de solidariteit daar dan eens spelen: laat de grootste bedrijven met hun vette winsten de kosten voor de KMO’s betalen. Zou dat niet intelligenter zijn dan het altijd te zoeken bij de werkenden?