Maisoon Assadi (1963-2023)

Overlijdensbericht geschreven door de Socialistische Strijdbeweging (ISA in Israël-Palestina)

Met groot verdriet vernamen we het vroegtijdige overlijden van Maisoon Assadi, een Palestijnse auteur, staatsburger van Israël, geboren in Deir al-Assad in Galilea en inwoonster van Haifa. Maisoon was door de jaren heen een aanhangster van de Socialistische Strijdbeweging (ISA in Israël-Palestina). Maisoon overleed op 29 juni na een gevecht met een ernstige ziekte. We betuigen onze deelneming aan haar echtgenoot Osama Masri en haar twee zonen, Safir en Maysam.

“Oh, vliegtuig in de lucht, doe de groeten aan oom Saleh en zeg hem dat we het missen,” zo begroette Maisoon als kind in Deir al-Assad vliegtuigen in de lucht aldus haar beschrijving in het verhaal ‘Levering van hoop’ (شحنة من الأمل) uit 2010, dat de Palestijnse vluchtelingenkwestie aankaart. Haar vader legde haar uit hoe haar oom Saleh Libanon had bezocht in 1948, toen de grenzen gesloten waren en hij, net als de andere vluchtelingen, aan het eind van de oorlog niet naar huis mocht terugkeren. Jaren later, in het vluchtelingenkamp Ayn al-Hilweh in Libanon, renden kinderen door steegjes en riepen naar vliegtuigen in de lucht: “Oh, vliegtuig in de lucht, doe de groeten aan opa Mohammed Taha en de ooms en tantes in Deir al-Assad, en zeg ze dat we ze missen.”

Historische bagage

Maisoon werd geboren op 7 november 1963 – symbolisch de verjaardag van de Russische Oktoberrevolutie – in Deir al-Assad, het dorp waar ook de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish opgroeide, nadat zijn familie was ontworteld uit het verwoeste dorp Al-Birwa. Maisoon werd geboren in het laatste deel van de periode van militair bewind dat werd opgelegd aan de Arabisch-Palestijnse bevolking na de oorlog van ’48 en de Nakba, waarin zo’n 500 Arabisch-Palestijnse dorpen en steden werden verwoest en honderdduizenden mensen moesten vluchten na vreselijke wreedheden.

In januari van dit jaar publiceerde Maisoon in Al-Ittihad, de krant van de Israëlische Communistische Partij (ICP), waar ze sinds 1994 voor schrijft, een lofrede op haar oom Ahmed Ali Taha Assadi, die de eerste secretaris van de ICP in Deir al-Assad was.  Ze nam uittreksels op van interviews die ze met hem deed. Haar oom vertelde hoe hij 14 jaar oud was ten tijde van de Nakba, toen Israëlische militairen de inwoners verzamelden, willekeurig twee inwoners van Deir al-Assad en twee van het nabijgelegen al-Bi’na executeerden, terwijl velen werden gedeporteerd naar Libanon (een gebeurtenis die ook werd beschreven door historicus Benny Morris, 2004).

Het trauma van de Nakba en het militaire bewind werd nog verergerd door andere aanvallen die Maisoons kindertijd vorm gaven. In 1961 werden de gronden van Deir al-Assad en de nabijgelegen Arabische gemeenschappen onteigend voor de vestiging van de stad Karmiel, als onderdeel van een racistisch regeringsbeleid om “Galilea te Judaïseren”, dat wil zeggen om de Arabisch-Palestijnse bevolking te verdrijven. Op dat ogenblik maakte die ongeveer 91% uit van de bevolking in het gebied tussen Nazareth en de Libanese grens. Joodse arbeidersgezinnen werden cynisch uitgebuit voor dit doel en vestigden zich in de nieuwe ‘ontwikkelingsstad’. Toen Maisoon ongeveer 12 jaar oud was, werd een enorme onteigening van land van Arabische gemeenten om de stad Karmiel uit te breiden in maart 1976 beantwoord met een dramatische uitdaging in de vorm van stormachtige demonstraties en de historische Landdag proteststaking. Zes betogers werden doodgeschoten door het leger en de politie.

Maisoon groeide op in een trend van toenemende opstand onder de Palestijnse bevolking tegen een realiteit van onderdrukking, repressie en uitwissing. Ze studeerde pedagogie en geschiedenis aan de universiteit van Haifa. Tijdens haar studies vond het bloedbad van Sabra en Shatila plaats in de Palestijnse vluchtelingenkampen onder dekking van bajonetten van Israëlische invasies. Het bloedbad bracht een golf van stormachtige Palestijnse betogingen op gang. Dit leidde tot de oprichting van de Hoge Opvolgingscommissie, die samenviel met de intensivering van het massale verzet in de Israëlische samenleving tegen de bezetting in Libanon. Vooral onder Palestijnen was een nieuwe generatie geradicaliseerd in het aangezicht van de wreedheid van het Israëlische kapitalisme en de bezetting, ook tegen de achtergrond van een dieper wordende economische crisis en de ongekende opkomst van extreemrechts in Israël in de vorm van de Kahanistische beweging. In december 1987 brak de Eerste Intifada uit, een historische massale opstand tegen de bezetting en onderdrukking van miljoenen Palestijnen.

De groep ‘Arbeiderseenheid’

Maisoon was in die tijd op zoek naar een weg voor haar politieke strijd tegen de nationale onderdrukking door het zionistische nationalisme, tegen de ongelijkheid die geworteld is in de kapitalistische samenleving en voor een fundamentele, revolutionaire verandering. Ze sloot zich enkele jaren aan bij een beginnende socialistische organisatiepoging, onder de naam ‘Arbeiderseenheid’ (Po`alim Yahad/Ittihad Al-‘Ummal), een vroege voorloper van de Socialistische Strijdbeweging. De vroege groepering probeerde steun op te bouwen voor de ideeën van de toenmalige internationale marxistische beweging Committee for a Workers’ International (CWI), waarvan de toenmalige Britse afdeling, de Militant, een prominente kracht was in de arbeidersbeweging en met name een sleutelrol speelde in de massale anti-poll tax beweging die leidde tot de val van Thatcher in 1990.

In die ontluikende lokale groep was Maisoon een actief lid. Ze nam deel aan politieke activiteiten op straat en op het werk, ze schreef en vertaalde in het Arabisch en Hebreeuws voor de publicaties van de organisatie. Daarbij promootte ze ideeën van strijd en internationalisme op een klassenbasis tegen kapitalisme en imperialisme en voor een socialistisch alternatief, met de nadruk op de beslissende potentiële macht van de arbeidersklasse in de strijd voor de transformatie van de maatschappij.

Het triomfalisme van het kapitalisme in de jaren 1990, toen de neoliberale globalisering op zijn hoogtepunt kwam en de stalinistische Sovjet-Unie was ingestort, ging gepaard met een demagogische retoriek dat er ‘geen alternatief’ mogelijk was. Wereldwijd zat de socialistische beweging in het defensief. Lokaal werd dit versterkt door de Oslo-akkoorden die verwarring creëerden onder de linkerzijde. Deze akkoorden werden gebruikt om de bezetting te herschikken onder het mom van een ‘vredesproces’. Het ontluikende project van Arbeiderseenheid kwam onder deze druk tot een einde, net als andere reeds langer bestaande organisaties van socialistisch links zoals ‘Marxist Matzpen’ (USFI).

Ideologische sympathie en literair erfgoed

Maisoon volgde een opleiding in geschreven journalistiek en maatschappelijk werk, en is in de loop der jaren haar energie gaan steken in literair en journalistiek schrijven, naast haar werk als maatschappelijk werker bij de AKIM-organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking. Ze richtte samen met Osama het eerste theater op voor acteurs met een verstandelijke beperking.

Politiek gezien is Maisoon door de jaren heen sympathiek gebleven, ook al was ze geen lid van de Socialistische Strijdbeweging, die bijna 25 jaar geleden werd opgericht in de omstandigheden van een opgang in de klassenstrijd tegen de eerste regering van Netanyahu. De Socialistische Strijdbeweging was daarbij onderdeel van het CWI, waarvan het in 2020 gelanceerde International Socialist Alternative (ISA) de opvolger is. Maisoon organiseerde onder andere bijeenkomsten van de afdeling van Haifa in haar huis in de beginjaren. Regelmatig steunde ze onze organisatie financieel, ze kocht onze krant en deelde af en toe publicaties van ons op sociale media, bijvoorbeeld tegen de gasmagnaten of ter verdediging van LGBTQ+-rechten.

Terwijl ze in opstand kwam tegen nationale onderdrukking, ging Maisoon ook in verzet tegen vooroordelen en ophitsing door patriarchale rechtse elementen in de Arabisch-Palestijnse gemeenschap, die in 2018 bijvoorbeeld opriepen om haar kinderboek ‘Weten de kinderen het?’(هل الاولاد يعرفون؟) te boycotten, een boek dat kinderen een toegankelijke open dialoog biedt over intieme relaties tussen ouders en over zwangerschap.

Haar boek  ‘Caféverhalen’  (حكاوي المقاهي) gaat over het leven van de arbeidersklasse in de wijk Hadar in Haifa. Ze beschreef het hoofdpersonage als “een vrouw die werkt in de kliniek van verschillende artsen die veel verdienen terwijl zij het minimumloon ontvangt en worstelt om dagelijks te overleven, in haar levensonderhoud te voorzien en haar kinderen op te voeden. Ze werkt als schoonmaakster om haar inkomen aan te vullen.” (Onderwijstelevisie, 3 april 2014) Op basis van haar eigen leven was Maisoon goed op de hoogte van de economische en sociale moeilijkheden. In dit boek probeerde ze “onze situatie als Arabieren en Joden die in Haifa wonen, in alle opzichten, positief en negatief” te presenteren, en benadrukte ze aspecten van broederlijke relaties die zich ontwikkelden tussen werkende mensen, Arabieren en Joden. Ze pleitte voor strijd over de grenzen van nationale gemeenschappen heen. “Als we willen vechten voor onze rechten, moeten we als Arabieren op elk gebied samenwerken met de Joden, dat is wat ik geloof.”

Als kind in Deir al-Assad leerde ze de kunst van het vertellen van verhalen. Tijdens haar leven slaagde ze erin om tientallen kinderboeken en verhalenbundels voor volwassenen in het Arabisch te schrijven, waarvan sommige in het Engels en Hebreeuws werden vertaald, en ze kwam naar scholen om de verhalen met leerlingen te bespreken. Afgelopen december was de verhalenbundel ‘Verontschuldigingen aan het publiek’ (مع الإعتذار للجمهور) een van de drie winnaars in de categorie bundels van de Manaf Prijs voor Arabische Literatuur – na andere prijzen die haar werk erkenden.

Maisoon Assadi’s literaire nalatenschap werd haar levenswerk. Maar we zullen ons ook haar durf herinneren, haar actieve betrokkenheid tijdens haar jeugd, en haar sympathie in de afgelopen decennia voor de inspanningen om een socialistische, internationalistische, revolutionaire beweging op te bouwen – die nodig is om een samenleving te overwinnen die gebaseerd is op ongelijkheid en onderdrukking, die ze ook in haar werk ter discussie stelde. Laat haar nagedachtenis een revolutie zijn!

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop