Your cart is currently empty!
Dreiging van chaos in Pakistan na machtsovername van Taliban in Afghanistan

Nu de Taliban terug aan de macht zijn in Afghanistan, dreigt het erg fragiele evenwicht in Pakistan verdere klappen te krijgen. Bovenop een zo goed als failliete staatskas, geweld door fundamentalistische groepen als Tehrik-i-Taliban Pakistan (TTP) en groeiende sociale onrust, onder meer tegen de Chinese projecten in het kader van de nieuwe zijderoute, dreigen nu zowel grotere interne instabiliteit als sterker isolement ten aanzien van het VS-imperialisme.
Door Geert Cool
De ongemakkelijke positie van het Pakistaanse regime, zowel van het leger als van premier Imran Khan die zich opgeworpen heeft als loyale medewerker van het machtige leger, kwam tot uiting in de reacties op de machtsovername door de Taliban. Enerzijds werd meteen de deur opengezet voor gesprekken met de Taliban, een historische partner van het Pakistaanse leger. Imran Khan verklaarde zelfs dat de “ketenen van de slavernij” werden gebroken door de Taliban. Anderzijds werd het nieuwe Afghaanse regime gevraagd om maatregelen te nemen tegen de Pakistaanse versie ervan en wordt vrij openlijk gevreesd voor een nieuwe vluchtelingengolf bovenop de 1,5 miljoen Afghaanse vluchtelingen die nu in Pakistan verblijven. De machtsovername in Afghanistan versterkt het zelfvertrouwen van de Pakistaanse Taliban, niet in het minst in Pasjtoen gebieden waar de door het Brits kolonialisme opgelegde grens, de Durand-linie, steeds erg poreus was.
Imran Khan kondigde aan dat de VS niet langer gebruik zal mogen maken van Pakistaans grondgebied. “Amerika werd onze bondgenoot maar bleef ons bombarderen. Het voerde 480 drone-aanvallen uit in ons land. De erfgenamen van wie daarbij omkwam, namen wraak tegen de Pakistaanse regering. We hebben beslist dat Amerika ons grondgebied niet meer mag gebruiken in de toekomst.” Ook de rampzalige toestand van de Pakistaanse economie schreef hij toe aan de Afghaanse oorlog. Bij de voorstelling van een rapport over wat zijn PTI-regering de afgelopen jaren realiseerde, benadrukte Imran Khan de goede banden met Saoedi-Arabië en China. De verantwoordelijkheid voor alle interne problemen doorschuiven naar de VS, en uiteraard naar aartsrivaal India, wordt echter moeilijker na de Amerikaanse terugtrekking uit Afghanistan.
Opnieuw meer geweld
De afgelopen jaren sloeg de burgeroorlog in Afghanistan over naar Pakistan. Niet alleen in de provincie Khyber-Pakhtunkhwa en de stammengebieden, maar in heel het land was er een toename van geweld en aanslagen. Onder druk van het VS-imperialisme en om de eigen positie te redden, moest het Pakistaanse leger in 2009 de Swatvallei binnenvallen om het Taliban-regime daar te verdrijven. Er vielen duizenden doden en de regio herstelde zich nooit echt volledig. Dit werd gevolgd door een algemener offensief tegen Taliban-troepen in de buurt van de Afghaanse grens vanaf 2014, na aanvallen op de luchthaven van Karachi in juni 2014 en een dodelijk aanslag op een school in Peshawar in december van datzelfde jaar.
De militaire operaties hadden enig effect. Er was een afname van het geweld in Khyber-Pakhtunkhwa en de rest van het land. De prachtige natuur en historische sites van de Swat-vallei trokken nadien weer meer toeristen aan, wat zorgde voor enig economisch herstel in dit gebied waar toerisme de belangrijkste sector is. Dit herstel stond vanaf 2020 onder druk door de pandemie en de terugkeer van onveiligheid en geweld. Naast gewelddadige overvallen was er ook een hernieuwde groei van de Tehrik-e-Taliban Pakistan (TTP), die zich steeds meer langs de Pakistaanse kant van de grens ging organiseren toen het vreesde dat de Afghaanse Taliban een vredesakkoord zouden sluiten in het kader van de Amerikaanse terugtrekking. Dit zorgde voor de terugkeer van bijna dagelijkse incidenten: van bommen tot scherpschutters en moorden. Tussen januari en juli 2020 vielen er minstens 109 doden bij dergelijk geweld in Khyber-Pakhtunkhwa, aldus het FATA Research Centre. Het aantal doden ligt nog een eind onder het niveau van tien jaar geleden, maar er is opnieuw een stijging.
De toename van extremistisch geweld dwong de regering van Imran Khan tot maatregelen. Deze zijn echter bijzonder tweeslachtig. Zo werd de fundamentalistische islamistische partij Tehreek-e-Labbaik Pakistan (TLP) in april van dit jaar verboden. Dat gebeurde na gewelddadig protest waarbij twee politieagenten omkwamen en 340 gewonden vielen. Ondanks het officiële verbod blijft de partij echter gewoon functioneren en nam ze in augustus nog onder eigen naam deel aan de verkiezingen in het door Pakistan bezette gedeelte van Kasjmir. Met 5% haalde de TLP zoals verwacht geen enkele zetel. Bij een tussentijdse verkiezing in Karachi in mei van dit jaar, eveneens na het officiële verbod, haalde de TLP nog een opmerkelijk goede score. Het werd met ruim 10.000 stemmen (21,4%) de derde partij, na de PPP en PML-N maar voor de nationaal regerende PTI van Imran Khan. TLP-militanten zetten hun activiteiten verder en voelen zich uiteraard gesterkt door de gebeurtenissen in Afghanistan.
Dat een verbod op militante religieuze en politieke groepen niet volstaat om rust te brengen, werd in de grootstad Karachi aangetoond. Er is daar een poging om deze verboden door te duwen, maar het geweld blijft alomtegenwoordig. Tegen een achtergrond van tekorten op alle vlakken is de stap van fundamentalistisch religieus/politiek geweld naar straatcriminaliteit niet groot. In de eerste drie maanden van dit jaar waren er minstens 98 moorden, voornamelijk bij criminaliteit en overvallen. In die drie maanden werden 1055 gevallen gerapporteerd van bromfietsdiefstallen onder gewapende bedreiging. Er was ook een terugkeer van ontvoeringen om losgeld te eisen. Fundamentalisme en geweld officieel verbieden maakt er geen einde aan. Het komt erop aan de sociale voedingsbodem ervan aan te pakken. Daar heeft de regering van Imran Khan geen enkel antwoord op.
Failliete staat
De Pakistaanse staat is zo goed als failliet. Er wordt angstvallig uitgekeken naar de 2,75 miljard dollar uitgekeken die het IMF in het kader van de 650 miljard dollar omvattende trekkingsrechten aan het land zal geven. Dat moet de overheid tijdelijk overeind houden. De schuldenlast en het gebrek aan inkomsten zijn echter problematisch. Maar liefst 36% van de begroting gaat naar rente op schulden. Daarna blijft er amper geld over voor gezondheidszorg of onderwijs.
Voor de inkomsten is het land steeds meer afhankelijk is geworden van bijdragen die Pakistaanse migranten vanuit het buitenland naar hun familie sturen. “De grootste troef van ons land zijn de Pakistanen die in het buitenland wonen en van daaruit geld overmaken,” verklaarde de premier. Dat zegt veel over de rampzalige toestand van de economie.
De ongelijkheid in Pakistan is bijzonder groot. Het aantal werklozen is opgelopen tot 8,5 miljoen. Veel gezinnen geven meer dan de helft van hun inkomen uit aan voedsel. De prijsstijgingen voor voedsel hebben dan ook nefaste gevolgen. De algemene inflatie is de voorbije maanden onder de 10% gezakt, maar voor voedsel blijft het hoger: een stijging met 14,8% op jaarbasis tussen mei 2020 en 2021. Volgens het Pakistan Bureau of Statistics kent 16,4% van de gezinnen voedselonzekerheid, wat nog verergerd is door Covid-19 en de jobverliezen en besparingen. Dat cijfer is een forse onderschatting. Volgens Najy Benhassine van de Wereldbank kan 68% van de bevolking zich geen gezonde voeding permitteren.
De overheid is in grote mate afhankelijk van internationale leningen. Krediet van het IMF komt met voorwaarden, wat de prijzen van basisproducten verder de hoogte induwt. De voorbije jaren is er op zowat alles bespaard. Dat zorgt voor tekorten op alle vlakken. De pandemie aanpakken, was quasi onmogelijk. Er zijn amper middelen voor de zorgsector die door private bedrijven wordt gedomineerd. Alle deelstaten moesten de middelen voor zorg drastisch verhogen als gevolg van de pandemie, maar zelfs stijgingen van 30% en meer volstaan niet. Dat wordt duidelijk nu het aantal Covid-19-besmettingen opnieuw toeneemt.
Een wijziging van de geopolitieke verhoudingen na de Amerikaanse terugtrekking uit Afghanistan zal niet zonder gevolgen blijven wat Pakistan betreft. Eerder gaven anonieme regeringsbronnen in de Pakistaanse media openlijk toe dat de regering “zijn geostrategische voordelen gebruikt om toegevingen van het IMF te verkrijgen in de vorm van meer leningen.” Wat indien die geostrategische voordelen afbrokkelen?
Regionale verhoudingen
Het vertrek van de Amerikaanse troepen en de machtsovername door de Taliban werden algemeen voorgesteld als een nederlaag voor India, dat sterk investeerde in de vorige Afghaanse regering, en een overwinning voor Pakistan. Het ziet er echter naar uit dat de situatie complexer is. Het klopt dat het Pakistaanse leger en de Taliban steeds nauwe banden bleven onderhouden, maar er zit ruis op de lijn. De Taliban in Kaboel proberen de Indische investeringen – 3 miljard dollar sinds 2001 – aan boord te houden, zelfs indien dit de relaties met Pakistan, inclusief met de Pakistaanse Taliban, onder druk zet.
De Taliban hopen op een goedwillende opstelling van het Chinese regime. Dat heeft echter al de handen vol met de Pakistaanse projecten in het kader van de nieuwe zijderoute. Gebrekkige infrastructuur, stroomonderbrekingen, anti-Chinees geweld, onzekerheid over terugbetaling van leningen en protest van onder meer vissers rond de haven van Gwadar in Balochistan zetten de Chinese investeringen onder druk. Het avontuurlijke karakter van de operaties in Pakistan zal niet bijdragen tot Chinees enthousiasme over Afghanistan. Net als het Pakistaanse regime zijn zowel China als Rusland overigens bezorgd over het effect van de Afghaanse Taliban op fundamentalistische islamisten in hun land of regio.
Na de aanslagen van 11 september 2001 aarzelde het Pakistaanse regime van Musharraf niet lang om in te gaan op het ultimatum van de VS en sprak het zich formeel uit tegen Al Qaeda en het toenmalige Taliban-regime in Afghanistan. Het bleef echter steeds op twee paarden gokken met zowel steun aan de Taliban als aan de Amerikaanse troepen die tegen de Taliban vochten. De afgelopen periode probeerde het regime een tweeslachtige houding in te nemen ten aanzien van China en de VS, waarbij deze machten tegen elkaar werden uitgespeeld. Een vermindering van het geostrategisch belang van Pakistan na de Amerikaanse terugtrekking uit Afghanistan kan dit opportunistisch beleid onder druk zetten. Het zal immers gevolgen hebben voor zowel de Amerikaanse als de Chinese houding ten aanzien van het land.
Sociale onrust
De afgelopen jaren stond de georganiseerde arbeidersbeweging onder zware druk door de economische problemen van het land, de macht van het leger over de economie, de instabiliteit en het geweld. De vakbonden staan historisch zwak met in de private sector amper een aanwezigheid. Dat neemt niet weg dat er potentieel van strijd is. Zo was er eind augustus een staking van buschauffeurs in Lahore voor hogere lonen en werkzekerheid. In de energiesector waren er vakbondsacties tegen de dreigende privatisering en voor hogere lonen. Dat de stijgende prijzen tot sociale onrust kunnen leiden, wordt begrepen door de overheden. De voorbije maanden werden de minimumlonen verhoogd tot 20.000 Rupees per maand (ongeveer 100 euro), in de provincie Sindh tot 25.000 Rupees (125 euro). Pogingen van de bazen om aan deze minimumlonen onderuit te geraken, leiden tot het potentieel van sociale onrust.
Tegelijk is er groeiende aandacht voor vrouwenrechten, met protest tegen verkrachtingen. De internationale vrouwenbeweging heeft ook een effect in Pakistan. De verkrachting van een jonge moeder langs een snelweg een jaar geleden leidde tot een storm van protest. Recent was er een zaak van een TikTok-gebruikster die slachtoffer werd van een groepsverkrachting in Lahore. De regering heeft compleet geen idee hoe te reageren op geweld tegen vrouwen. Imran Khan verklaarde dat “vrouwen die weinig kledij dragen een impact hebben op mannen” of na de verkrachting van de TikTok-gebruikster dat smartphones bijdragen tot een toename van geweld. Verder dan victim blaming komt het beleid niet, wat het protest uiteraard verder aanwakkert.
Ook rond de positie van vrouwen in Afghanistan liet Imran Khan zich neerbuigend uit. Hij benadrukte dat we voorlopig de Taliban “op hun woord moeten geloven” en dat Europa “enkel bezorgd is om de vrouwen van Afghanistan,” terwijl vrouwenrechten nooit van buitenaf bekomen worden. Het is natuurlijk gemakkelijk om op de hypocrisie van de Europese en Amerikaanse politieke leiders te wijzen: zij hebben geen probleem met het vrouwonvriendelijke Saoedische regime of in Afghanistan met krijgsheren die inzake vrouwenrechten niet echt verschilden van de Taliban. Dat neemt niet weg dat het Taliban-regime een bedreiging vormt voor vrouwen, jongeren, onderdrukte minderheden, werkenden en al wie zich durft uit te spreken voor meer rechten en een betere toekomst. De Pakistaanse regering kijkt liever naar de conservatieve fundamentalisten die in Kaboel aan de macht zijn dan naar het lot van onder meer de vrouwen in Afghanistan of de vrouwen die tegen geweld en voor hun rechten opkomen in Pakistan…
Een ander heikel onderwerp dat tot bewegingen en protest kan leiden, is de nationale kwestie. Tegen de achtergrond van algemene tekorten nemen de tegenstellingen niet af, maar worden ze integendeel groter. De PTI kan het voordoen alsof het de situatie in het door Pakistan bezette deel van Kasjmir onder controle heeft, zeker nu het de regionale verkiezingen daar won. De resultaten van die verkiezingen zijn echter steeds betwist. Feit is ondertussen dat er centrifugale krachten zijn met groeiende verschillen in de politieke situatie in de verschillende delen van het land (Punjab, Sindh, Balochistan, Kasjmir en Gilgit-Baltistan, Khyber-Pakhtunkhwa en de stammengebieden). Doorgaans wordt Kasjmir door het establishment enkel gebruikt om nationalistische oorlogspropaganda tegen India naar voren te brengen. Het Indische regime van Modi doet net hetzelfde omtrent Kasjmir. Ondertussen ontwikkelt zich onder meer in Kasjmir een tijdbom inzake de nationale kwestie.
Kan de arbeidersbeweging het verschil maken?
In de huidige omstandigheden kan de situatie van de werkende klasse en de arme boeren hopeloos lijken. Nochtans is er een grote traditie van organisatie en strijd voor maatschappijverandering. Als de rechtse dictatuur van Zia ul Haq in de jaren 1980 zo repressief tekeer ging tegen links en de vakbonden, was dit omdat hij het gevaar ervan inzag na de massale bewegingen van eind jaren 1960 en begin jaren 1970. Een golf van bedrijfsbezettingen en protestacties voor socialistische verandering deden het systeem op zijn grondvesten daveren. Het antwoord van het leger en de kapitalisten, gesteund door het imperialisme, bestond uit repressie en een hard besparingsbeleid. Dit opende de weg voor een sterkere positie van religieus fundamentalisme, dat groot werd in de koranscholen die populair werden bij gebrek aan voldoende middelen voor publiek onderwijs. Het is ook in die scholen dat heel wat latere Afghaanse Taliban-strijders hun opleiding genoten.
De werkenden en onderdrukten moeten aansluiting vinden bij de tradities van strijd in Pakistan en kunnen inspiratie halen uit bewegingen elders in de wereld, van het arbeidersprotest en de boerenacties in India over de bewegingen in Iran tot de internationale vrouwenbeweging, het klimaatprotest … Werkenden en jongeren moeten zich organiseren in een revolutionaire organisatie om als onderdeel van de strijd voor een internationaal socialistisch alternatief komaf te maken met de elementen van barbarij die hun leven vandaag domineren.