Het voorbije jaar werd de katholieke kerk in België, maar ook in verschillende andere landen, geconfronteerd met een reeks pedofilieschandalen. In Vlaanderen brak het schandaal helemaal open toen de Brugse bisschop Van Geluwe overging tot bekentenissen over zijn jarenlange seksuele misbruik van een familielid. Vandaag krijgen niet enkel katholieke gelovigen een schok te verwerken nu ook de gekende linkse kanunnik François Houtart – volgens Le Soir “de paus van het altermondialisme” – in opspraak is gekomen.
François Houtart, professor-emeritus aan de UCL, stond na een leven lang steun aan bevrijdingsbewegingen en sociale strijd in de hele wereld mee aan de wieg van het Wereld Sociaal Forum. Hij is zeer gekend in NGO-kringen, maar oversteeg de vaak beperkte moralistische ideeën die daar vaak heersen door zich zeer openlijk als antikapitalist op te stellen. In die zin was hij ook steeds te vinden voor oproepen om tot linkse eenheid te komen, ook op electoraal vlak. Hijzelf inspireerde zich op de massabewegingen in Latijns-Amerika die alternatieve regimes aan de macht brachten en op de beste strijdtradities van de christelijke arbeidersbeweging.
Het is binnen het kader van die levenslange progressieve activiteit dat een campagne werd opgestart, o.a. door het Wereld Sociaal Forum, om Houtart voor te dragen voor de Nobelprijs van de Vrede, een campagne die recent door hem zelf werd stopgezet. Hij droeg daarvoor verschillende redenen aan, maar een concrete aanleiding voor de beslissing lag in de vraag van een nicht om zich terug te trekken.
De zaak kwam aan het licht door een brief die Houtart zelf naar Le Soir (gepubliceerd op 28 december) heeft gestuurd, waarin hij bekende de kanunnik te zijn waarvan sprake in één van de klachten die de commissie-Adriaenssens ontving. Helemaal duidelijk is de zaak niet: Houtart, die nu 85 jaar is, bekent in 1970 twee maal een achtjarige jongen uit zijn familie te hebben “betast”, maar de brief aan de commissie, geschreven door de zus van het slachtoffer, spreekt onomwonden van “verkrachting”. Het slachtoffer heeft daar psychologisch ernstig onder geleden en uit de brief blijkt de woede en frustratie wanneer Houtart op een positieve manier in de media verscheen.
Dit is een zeer pijnlijke zaak, ook voor die mensen en organisaties die Houtart als een autoriteit beschouwden en bij hem steun zochten voor allerlei initiatieven. Hij had reeds in samenspraak met de huidige leiding van Cetri, een studie- en vormingscentrum dat door Houtart werd opgericht en werkte rond de Noord-Zuid-verhoudingen, ontslag genomen als lid van de beheerraad nadat hij de beginnende geruchten over dit schandaal had bevestigd. Ook in andere organisaties zal zijn ontslag zich opdringen.
Ook binnen de kerkelijke gemeenschap zal dit pijn doen. Sinds het aantreden van de zeer conservatieve Léonard als aartsbisschop zitten de meer progressieve stromingen in de katholieke kerk, evenals de centrumstromingen, immers in het defensief. Nadat de eeuwige centrumfiguur Danneels al in opspraak kwam voor zijn gebrek aan initiatieven in het verleden om een einde te maken aan de doofpotcultuur rond kindermisbruik in de kerk, wordt met Houtart nu ook een van de bekendste figuren uit de meest progressieve vleugel van de kerk door het pedofilieschandaal geraakt.
Als voor Houtart de sociale inzet er is gekomen als een vorm van “loutering” voor zijn misdaad, wat Le Soir suggereert in haar reactie op de brief die ze van Houtart ontving, zocht Houtart die loutering alvast in de goede richting: de noodzaak om iets te doen aan de oorzaak van de miserie waarmee een groot deel van de mensheid geconfronteerd wordt, namelijk het kapitalistische winstsysteem. LSP heeft nooit met Houtart samengewerkt, we waren op andere terreinen actief. Veel van de eisen die Houtart naar voor schoof, gaan voor ons niet ver genoeg, blijven te beperkt tot enkele economische of democratische hervormingen om tot reële verandering te kunnen leiden en hebben een zeker utopisch karakter omdat hij die niet verbindt met de noodzaak aan klassenstrijd en aan een strategie waarmee de arbeidersklasse wereldwijd de macht uit handen van de heersende klassen kan slaan. Maar zijn verontwaardiging over de misdaden van het wereldwijde kapitalistische systeem, ook in de periode waarin de algemene consensus het neoliberalisme was, en zijn blijvende inzet maakten van hem een potentiële bondgenoot voor iedereen die het gevecht wou aangaan.
De sociale inzet van de man kan voor het slachtoffer de veertig jaar geleden begane misdaad niet vergoelijken en dat is begrijpelijk. De discussie die vooral in het laatste jaar is losgebarsten, toont hoe de slachtoffers van kindermisbruik binnen de kerk er voor het leven door getekend zijn. Hoewel Léonard gelijk heeft als hij zegt dat kindermisbruik overal voorkomt, ook en vooral in de gezinnen maar ook in sportclubs, jeugdverenigingen…, spreekt dat de katholieke kerk als instituut zeker niet vrij. De schandalen tonen immers de schrijnende tegenspraak tussen het gemoraliseer van de katholieke kerk – met via hun lokale organisaties, maar ook door hun aanwezigheid in internationale instellingen een reële invloed op de politiek rond abortus, geboortebeperkende middelen enz. in een heel pak landen – en de realiteit van het gedurende decennia doodzwijgen en toedekken van misdaden van de eigen priesters.
De macht die dit instituut zich had toegemeten – enkele decennia geleden een nog bijna absolute macht in instellingen zoals de katholieke internaten – met priesters die een grote autoriteit genoten in de volksgemeenschap, bood pedofiele priesters een omgeving waarin ze quasi ongestraft hun misdaden konden begaan. Het taboe rond seksualiteit droeg er verder toe bij om een klimaat te creëren waarin het zwijgen centraal stond en waarin pedofiele priesters jarenlang steeds nieuwe slachtoffers konden maken. Enkel het celibaat kan dit soort ontsporingen niet verklaren, maar het droeg zeker bij tot een verwrongen beeld op seksualiteit, die bij een deel van de priesters mee tot ontsporingen in die zin heeft geleid.
Een zeer groot deel van de zaken die nu aan het licht komen, gaan over misdaden die lang geleden zijn gebeurd, zoals met Van Geluwe en Houtart het geval is, maar die door gebrek aan erkenning voor het slachtoffer en bestraffing van de dader verder zijn blijven woekeren in de hoofden van de slachtoffers. Nu is de zweer gebarsten, niet enkel in België maar in een hele reeks landen waar de kerk een soortgelijke positie bekleedde. Die positie en de macht van het kerkelijke apparaat was door decennia van ontkerstening al ernstig aangetast, alvast in België is dat het geval. De positie die ze nu bekleedt, garandeert haar niet langer dat slachtoffers niet naar buiten treden noch dat justitie haar een hand boven het hoofd zal houden.
Kindermisbruik moet bestreden worden in alle geledingen van de maatschappij. Het komt vooral daar voor waar volwassenen over reële macht beschikken over het kind in kwestie, dus binnen de gezinnen, maar ook binnen allerlei groepsverbanden waar kinderen onder de autoriteit van volwassenen vallen. Het misbruik kan gebeuren door de zwakke positie van kinderen in onze samenleving, door hun onmondigheid en/of hun onvermogen aan het misbruik te ontsnappen. Alle deskundigen zijn het erover eens dat de officieel bekende cijfers over kindermisbruik slechts het topje van de ijsberg zijn.
LSP roept op voor meer preventie, o.a. door vorming rond de kwestie in het lager en secundair onderwijs, waardoor het taboe doorbroken kan worden, maar denkt dat meer nodig is om dit probleem de wereld uit te helpen. Een samenleving die kinderen niet gewoon overlaat aan de zorg en de autoriteit van hun gezin, maar die er reëel alles aan doet om kinderen uit alle gezinnen volop alle kansen te bieden om zich te kunnen ontwikkelen en hen daarin als individuele leden van de samenleving behandelt, zou de basis kunnen leggen om kindermisbruik naar de geschiedenis te verwijzen.
Een socialistische samenleving zou kinderen een reële sociale opvoeding in de praktijk bieden, waarbij kinderen vanaf jonge leeftijd en rekening houdend met hun vaardigheden betrokken zouden worden in het beheren van die punten in de samenleving waar ze betrokken partij zijn. Net als mishandelde vrouwen zouden ze niet langer uit schaamte en/of uit angst moeten zwijgen want ze zouden zich beschermd weten door de samenleving. Uiteraard zou een socialistische samenleving in haar eerste generaties nog een erfenis van het verleden – met haar machtsrelaties en haar discriminatie, uitbuiting en onderdrukking – moeten meesleuren. Ze zou daar ook bewust mee om moeten gaan en daarvoor de reeds opgestapelde en nog te ontwikkelen sociale en psychologische kennis moeten inzetten. Maar de samenleving zou wel de middelen in handen hebben om er de basis voor te leggen, terwijl onderdrukkende relaties tussen mensen een inherent onderdeel van het kapitalisme zijn.