Your cart is currently empty!
Internationale Vrouwendag: voor socialistisch feminisme

De Internationale Vrouwendag (IVD) heeft een lange geschiedenis achter de rug. Ontstaan in de eerste golf van het feminisme – de eerste IVD vond plaats in 1911, na een beslissing van de tweede Internationale Conferentie van Werkende Vrouwen, op voorstel van Clara Zetkin – werd ze opnieuw opgevist in de tweede golf vanaf eind jaren 1960. De laatste jaren is de dag opnieuw resoluut op de agenda gezet als een dag van strijd. In België heeft campagne ROSA daar een voortrekkersrol in gespeeld met onder meer de Gentse mars tegen seksisme op 8 maart 2017.
door Anja Deschoemacker
Vrouwenstrijd is ook vechten voor een sterke sociale zekerheid
Dit jaar wil campagne ROSA gebruik maken van het feit dat 8 maart op een zondag valt voor de organisatie van een nationale betoging in Brussel. Zo willen we de dag vastspijkeren als een dag van actie en strijd voor de komende jaren. We werken daarvoor samen met de Wereldvrouwenmars, die verschillende vrouwenverenigingen en vakbonden samenbrengt.
De centrale boodschap is – naar aanleiding van het 75-jarige bestaan van de sociale zekerheid – dat vrouwenstrijd ook de verdediging van een sterke sociale zekerheid betekent. Immers, door het bestaan van dat sociale vangnet, gebaseerd op een collectieve solidariteit, hebben generaties vrouwen zich kunnen vrijmaken en hun eigen keuzes kunnen maken en hun gezinnen alleen grootbrengen.
We stellen vast dat vrouwen de grootste slachtoffers zijn van de afbouw ervan door alle regeringen in de laatste 30 jaar. Zo zijn vrouwen sinds de invoering van het statuut van samenwonende in 1980 de belangrijkste prooi geweest in de jacht op werklozen. Dit verlies van rechten heeft vrouwen in nieuwe deeltijdse en laagbetaalde jobs gedwongen. De combinatie van de strijd voor de individualisering van de sociale uitkeringen en voor een 14 euro bruto minimumloon kan een flink deel van de achteruitgang van die jaren inhalen.
Campagne ROSA staat voor socialistisch feminisme
Vandaag is het bon ton om jezelf “feminist” te noemen. Zo ook Alexander De Croo, vicepremier voor Open VLD in de vorige regering. Zijn “feminisme” heeft hem er echter niet van weerhouden met de regering de pensioenleeftijd te verhogen, de degressiviteit in de werkloosheidsuitkeringen te versterken, honderden miljoenen te besparen in de gezondheidszorg, …
De lijst maatregelen van de vorige Thatcheriaanse regering die vrouwen hard raken is bijzonder lang. Het gaat om maatregelen die vrouwen zowel in hun inkomen als in hun werklast op de werkplaats en thuis raken. Maar De Croo is feminist zoals alle partijen die het kapitalisme verdedigen: alleen als het hen en hun vriendjes in de besturen van de grote bedrijven niets kost!
En zelfs als het hen niets kost, zoals de discussie die zich twee jaar geleden en vandaag opnieuw afspeelt in het parlement over de verlenging van de periode waarin abortus legaal kan van 12 naar 18 weken, zijn hun “vrouweneisen” nooit een breekpunt. Ze zijn integendeel steeds iets waarover ze een koehandel kunnen opzetten. Twee jaar geleden trokken de liberale partijen MR en Open VLD zich terug uit de alternatieve meerderheid die in het parlement werd gevormd rond zo’n voorstel. Ze steunden integendeel een voorstel dat werd uitgewerkt met hun regeringspartners N-VA en CD&V en dat neerkwam op een status quo. Vandaag heeft de PS al laten verstaan dat, als CD&V bereid is tot een Vivaldi-coalitie, de PS dat voorstel uit de parlementaire besprekingen haalt om het in de regeringsonderhandelingen te bespreken (lees: te laten vallen of ernstig in te perken).
We zijn ervan overtuigd dat de volledige emancipatie van vrouwen onder het kapitalisme niet mogelijk is. Het kapitalisme heeft baat bij zowel de laagbetaalde arbeid van vrouwen in allerhande sectoren als bij de onbetaalde arbeid van vrouwen in het gezin. Verschillende studies wijzen uit dat het omzetten van die onbetaalde arbeid in betaalde jobs wereldwijd triljoenen euro’s zou kosten.
Steeds meer vrouwen werken buitenshuis. Nog nooit zijn er zo weinig huisvrouwen geweest als vandaag, maar de enorme aangroei van vrouwelijke werkenden in de laatste decennia ging ook gepaard met de creatie van jobs die onvoldoende loon bieden om van te leven. Het kostwinnersmodel is weg – de lonen van mannen zijn overigens ook niet meer voldoende om met een heel gezin comfortabel van te leven – en is vaak vervangen met een model van niet twee maar één en een halve kostwinner. Voor alleenstaande moeders betekent dit dat ze veel vaker dan andere groepen in de samenleving tot de armoede veroordeeld zijn. Voor samenwonende vrouwen betekent het in veel gevallen dat ze afhankelijk blijven van een mannelijke kostwinner.
Ze blijven ook mét een job de belangrijkste voorzieners van zorg en diensten in het gezin, wat maakt dat vrouwen gemiddeld minder vrije tijd hebben dan mannen, zelfs als ze gemiddeld minder uren buitenshuis werken. De afbouw van gezondheidszorg en de privatisering van een hoop diensten als kinderopvang en ouderenzorg maken dat het aantal taken van vrouwen in de gezinnen de laatste jaren eerder stijgt dan daalt. Zieken vroeger naar huis sturen om daar te herstellen, ouderen langer thuis laten wonen, … het betekent in beide gevallen dat zorgtaken terug naar het gezin worden gestuurd en daar meestal op de schouders van vrouwen belanden.
In realiteit moeten voor gelijkheid van vrouwen aan mannen op de arbeidsmarkt, die zorgtaken en diensten die nu het onbetaald werk van vrouwen uitmaken, uitvoerig worden gesocialiseerd: warme maaltijden op het werk en op school, wasserijen en strijkateliers, poetsdiensten, publieke kinderopvang voor elk kind, betaalbare zorgvoorzieningen en zorg aan huis voor zieken, ouderen, mensen met een beperking, …
Als regeringen vandaag op openbare diensten en zorg besparen, dan doen ze dat om bedrijven en rijken vrij te kunnen stellen van belastingen, waardoor ze in nog grotere mate de opbrengst van de arbeid van de werkenden in eigen zak kunnen stoppen. In een kapitalisme in crisis is verder stelen van de gemeenschap en van de werkenden immers de enige manier om de winsten te laten groeien.
Onze bondgenoot: de arbeidersbeweging
Voor een sociaal programma dat het grootste deel van de onbetaalde arbeid van vrouwen omzet in betaalde jobs – en we willen goed betaalde jobs en degelijke werkcondities! – moet de samenleving die middelen zelf in handen krijgen en dus uit de handen van de rijke elite halen. De enige groep die daartoe in staat is, is de arbeidersklasse. Campagne ROSA staat voor socialistisch feminisme in twee opzichten: in het socialistisch programma dat nodig is om vrouwen te bevrijden van hun tweederangspositie in de samenleving en in de band met de arbeidersbeweging in de strijd voor dat programma.
Natuurlijk is de arbeidersklasse niet vrij van seksisme. Hoe zou dat ook kunnen? In een situatie van tekorten zal er steeds een strijd zijn voor wie toegang heeft tot wat beschikbaar is en wie niet. Seksisme, racisme, LGBTQI-fobie, onderdrukkend nationalisme, … worden bovendien dagelijks door alle media de wereld in gepompt. De arbeidersklasse is zelf slachtoffer van die vooroordelen: verdeeld staat ze immers een pak zwakker. Dat is een besef dat niet altijd en overal aanwezig is, maar in periodes van opgaande strijd kan het bewustzijn daarover pijlsnel groeien.
Het is wat vandaag onder onze ogen gebeurt in die landen waar de massastrijd al langer woedt en er lessen uit worden getrokken. In landen als Chili, Libanon, Soedan, … om er maar een paar te noemen, staan vrouwen vooraan in de massastrijd tegen de bestaande regimes en ze worden daar niet enkel aanvaard, maar luid verwelkomd. Het is de ervaring van samen te vechten tegen een gezamenlijke vijand – de heersende klasse – die de vooroordelen doorbreekt. Het is de levende ervaring van strijd, dat we verdeeld op onze donder krijgen maar dat we samen een vuist kunnen maken, die de weg kan vrijmaken voor een socialistische samenleving die alle vormen van onderdrukking en discriminatie de wereld uit kan helpen.