Italië. Systeem in crisis, maar toch houdt Berlusconi stand

Italië kent haar ergste politieke crisis sinds de jaren 1990. Het enthousiasme voor de politiek is erg beperkt en de opkomst bij verkiezingen ligt steeds lager. Het land wordt tevens geraakt door de economische crisis. De vakbondsfederatie Cgil becijferde dat het aantal opzegvergoedingen tussen oktober 2008 en december 2009 met 311% is toegenomen. De middenklasse gaat gebukt onder de crisis. In de regio rond Venetië pleegden 13 zelfstandigen het afgelopen jaar zelfmoord omdat hun zaak niet draaide.

Artikel op basis van een analyse door Marco Veruggio (ControCorrente, Italië)

Ondanks de rampzalige sociale situatie en het vele protest tegen Berlusconi houdt die wel stand. Het lijkt er zelfs op dat tegenstellingen binnen de politieke rechterzijde een groter gevaar voor zijn positie vormen dan het verzet van onderuit. De Popolo della Libertà (PdL, “het volk van de vrijheid”) werd bij regionale verkiezingen eind maart in twee regio’s deelname aan de verkiezingen ontzegd omdat de lijsten te laat werden ingediend na intern geruzie over de lijstvorming. Gianfranco Fini, de nummer twee van de PdL, liet uitschijnen dat de regering kan vallen indien Berlusconi blijft uithalen naar de rechters die hem vervolgen. Bovendien scoorde de Lega Nord, dat geen deel uitmaakt van de PdL, bij de regionale verkiezingen door stabiel te blijven qua stemmenaantal terwijl al de rest verloor. De populistische retoriek van de PdL botst bovendien met de eisen van het patronaat en de banken die samen met het waakzame oog van de Europese Centrale Bank harde maatregelen eisen.

Bij de officiële linkerzijde – de Democratische Partij (Pd) – overheerst de retoriek dat de partij een verantwoorde positie moet innemen. De partij kwam tot stand als een fusie tussen ex-communisten en voormalige linkse christen-democraten, maar is vandaag amper in staat is om de illusie te wekken dat het een “minder kwaad” is. Het gebrek aan antwoord op de crisis en interne geruzie om de postjes, zorgden ervoor dat de Pd slecht scoorde bij de regionale verkiezingen eind maart: het verloor vier van de elf regio’s waar het voordien een meerderheid had. Rechts won niet door haar eigen sterkte, maar door de zwakte van links.

De grootste Italiaanse vakbond Cgil (dat bijna zes miljoen leden telt) is een reus op lemen voeten. Een deel van Cgil rond de metaalbond Fiom pleit voor een linksere koers, maar dit botst met een meerderheid van de leiding. De tegenstellingen worden hard uitgevochten en hebben ook politieke gevolgen. De Pd blijft afwezig, maar leden van de Rifondazione Comunista (Rc) zijn wel betrokken bij de discussie en dat langs beide kanten. De linkse oppositie kreeg in een intern referendum officieel 17% van de stemmen, wellicht was het in werkelijkheid eerder 20-25% en zonder de gepensioneerden (goed voor meer dan 50% van de leden) zou dat nog meer geweest zijn.

Ter linkerzijde is er zowel op syndicaal als politiek vlak een vacuüm. De basisvakbonden die in het begin van de eeuw een snelle ontwikkeling kenden, zijn hopeloos verdeeld en amper zichtbaar. Twintig jaar na de oprichting van de Rc staat de partij zwakker dan ooit. In 10 van de 13 regio’s vormde radicaal-links een alliantie met centrum-links.

Door het vacuüm is er ruimte voor allerhande populistische bewegingen en figuren, onder hen de voormalige rechter Antonio di Pietro. Dit kan op een zekere steun van de bevolking rekenen, maar het snelle succes van de beweging van Di Pietro leidt al snel tot het aantrekken van dubieuze figuren met bijhorende schandalen.

Potentieel staat de arbeidersbeweging in Italië erg sterk. Er is de numerieke sterkte maar ook de traditie van strijd en organisatie. Dat gaat samen met een enorm ongenoegen tegenover het huidige beleid en de politici, maar ook tegenover een deel van de vakbondsleiding en de leiding van linkse formaties. Links maakt een fout als het denkt dat het een breed front moet vormen van “iedereen tegen Berlusconi”, met als resultaat dat geen alternatief naar voor wordt gebracht en dat links zelf mee in het bad van het establishment wordt ondergedompeld.

Er moet worden teruggekeerd naar de basis van een strijdbare werking op syndicaal en politiek vlak. Er moet worden gebouwd aan strijdbare groepen op de werkvloer. De linkse oppositie binnen de Cgil moet zich daarop concentreren en tegelijk werken aan een grotere duidelijkheid over de oorzaken van de kapitalistische crisis en alternatieven op dit systeem.

De ontwikkeling van een strijdbare syndicale oppositie zou ook een positief effect kunnen hebben op politiek vlak. Het zou een opening kunnen creëren zoals bij de totstandkoming van de Duitse WASG of de Braziliaanse P-Sol. Er is nood aan een consequente linkse formatie met een duidelijk socialistisch programma.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop