Turkije. 13 jaar na een staatsgreep

28 februari 1997, in Ankara verschijnen de tanks op de straat. De toenmalige eerste minister Erbakan heeft een memorandum ontvangen van de militaire top en biedt zijn ontslag aan. Voor de vierde keer wordt duidelijk wie in laatste instantie de macht heeft in Turkije, de Kemalistische elite die telkens ze haar greep op het politieke proces dreigt te verliezen gebruikt maakt van de fundamenten van de staatsstructuur die ze tot op heden nog niet uit handen heeft gegeven (de top van de militair-civiele bureaucratie).

Analyse door Dikili vanuit Turkije

Erbakan staat bekend als een fundamentalist, conservatief religieus, gekant tegen de Europese Unie en (in woorden) gekant tegen het Amerikaanse imperialisme en Israël. Het ‘democratische’ Westen reageert lauw en alles wordt bestempeld als een interne aangelegenheid. Zolang alles past in het straatje van de VS en het Westen zijn staatsgrepen getolereerd. Meer nog, het leger grijpt niet zelf de macht dus waarom zich druk maken.

Maar noch de Kemalistische elite, noch de legertop viert feest vandaag, dertien jaar na de ‘memorandum-coup’. Turkije is veranderd. Sinds 2002 regeert de conservatief religieuze AK-partij en sinds 2007 is de president ook afkomstig uit de AK-partij. De machtsstrijd tussen de Kemalistische elite en de conservatief religieus Anatolische tijgers barst uit zijn voegen.

Nog geen twee weken geleden werden vijftig militairen gearresteerd, onder hen voormalige top generaals en admiraals, maar ook nog in dienst zijnde generaals en admiraals. Ongezien in de geschiedenis van Turkije. Vorige week dinsdag was er top overleg tussen de stafchef van het leger (Basbug) en de vijftien hoogste generaals die na afloop de situatie als ‘onrustwekkend’ bestempelde. Donderdag greep dan een onderonsje van drie uren plaats tussen president Gül, eerste minister Erdogan (beiden van de AK-partij) en de stafchef. Na afloop verklaarde Erdogan dat ”alles binnen de wet zal opgelost worden” en ”dat het democratisch proces doorgaat’”. Het “gerecht is onafhankelijk en moet zijn werk doen”. Op vrijdag werden – toeval of niet – de drie hoogst aangehouden topmilitairen vrijgelaten.

De financiële markten zijn er niet gerust in en de beurs van Istanbul sloot met serieuze verliezen terwijl de Turkse lira fors verloor tegenover de dollar. Weer verscheen Erdogan in beeld, dit keer om de pers er van langs te geven. Hij benadrukte dat “persvrijheid niet absoluut is” (het is trouwens niet de eerste keer dat hij dit zegt) en “dat de media de schuld waren van de verliezen op de financiële markten”. Tegelijk benadrukte hij dat “het gerecht niet mocht raken aan de uitvoerende macht”. Intussen werden weer vijftien andere militairen aangehouden voor verhoor.

Maar waarover gaat het? Waarom grijpen deze gebeurtenissen nu plaats. Hoe moeten ze gekaderd worden?

De essentie ligt in de verandering van het kapitalistische systeem van Turkije.

Een stukje geschiedenis

Toen de Turkse republiek werd uitgeroepen in 1923 bestond er nauwelijks een nationale bourgeoisie (in tegenstelling tot bv. de West Europese landen waar in de 19de eeuw nieuwe burgerlijke staten onder impuls van de nationale bourgeoisie tot stand kwamen). De taak om de resten van het Ottomaanse Rijk, waarvan de Turkse republiek de belangrijkste erfgenaam was, om te vormen tot een moderne kapitalistische staat werd uitgevoerd door een deel van de civiel-militaire bureaucratie uit datzelfde Ottomaanse Rijk. Hun doel was een eigen nationale burgerij te scheppen via het staatskapitalisme.

De staat nam de leidende rol in de economische ontwikkeling door zelf een aantal sectoren uit te bouwen en tegelijke gaf zij goedkope kredieten via de in 1924 opgerichte Isbank (handelsbank) aan privé-ondernemers in het kader van de wederopbouw, om zo een eigen burgerij uit te bouwen. Tot 1950 had de staat de controle over de banken, tabaksindustrie, alcoholische dranken, textiel, wegenbouw, chemische nijverheid, communicatie, vervoer en mijnbouw. Zij controleerde daarnaast de volledige staatsstructuur. Deze elite (zowel in administratie, bedrijfsleven, leger en gerecht) kreeg de naam ‘Kemalistische elite’ naar de stichter van de republiek, Mustafa Kemal.

Tussen 1950 en 1960 werd de markt opengegooid voor buitenlandse investeerders, vooral in de landbouw. Maar de industriële ondernemers (die vooral in de steden zaten en deel uitmaakten van de Kemalistische elite) zagen hun invloed krimpen ten voordele van de grootgrondbezitters en de schulden die werden opgebouwd leidden tot grote inflatie. In 1958 kon Turkije haar schulden niet meer terugbetalen. De toenmalige regering Menderes (een produkt van de grootgrondbezitters en kleine bedrijfsleiders in de provinciesteden) raakte aan de macht van de Kemalistische elite door te besparen op de overheidsbureaucratie en het leger. Dit leidde tot de eerste staatsgreep in 1960. Belangrijk hierbij is dat toen twee organen werden opgericht die tot op de dag van vandaag bestaan en een rol van grote betekenis spelen in Turkije.

Het eerste is de OYAK. Aanvankelijk een bank en verzekeringsinstelling die met verplichte bijdragen van de militairen gefinancierd werd, groeide deze organisatie uit tot één van de machtigste holdings van Turkije die tot op de dag van vandaag verschillende delen van de economie (onder andere de bouwsector) controleert. Deze holding geniet van een speciaal belastingstarief!

Daarnaast werd de Nationale Veiligheidsraad (MGK) opgericht, een orgaan dat (toendertijd voor de helft uit militairen, voor de helft uit leden van de regering bestond) alle veiligheidskwesties behandelt. En hier moet het woord ‘veiligheid’ in een veel ruimere betekenis begrepen worden dan wat wij eronder begrijpen. Nooit dierf een regering ingaan tegen beslissingen genomen door de MGK, laat dus maar zeggen de militaire top.

Tussen 1960 en 1980 kende Turkije naast de staatseconomie een economische politiek van importsubstitutie. Via joint ventures met buitenlandse bedrijven werden grondstoffen en half afgewerkte producten ingevoerd uit het buitenland om door enkele bedrijven per sector omgezet te worden tot consumentengoederen (elektrische apparaten, auto’s) die voor de binnenlandse markt bestemd waren. Deze markt was afgeschermd van buitenlandse concurrentie. Zo ontstonden de grote holdings van o.a. Koç en Sabancý.

Deze snelle en forse economische groei had een ander effect. De arbeidersbeweging groeide heel snel en eiste haar deel van de koek. Ondanks een nieuwe staatsgreep in 1971 bleef de arbeidersbeweging groeien. Bovendien werd ze steeds strijdbaarder.

De wereldwijde crisis van 1974 stortte het land in een inflatiespiraal en enorme schuldenlasten. Het IMF wou tussenkomen op voorwaarde dat haar programma van saneringen en besparingen op de arbeidersbeweging naar de letter werd uitgevoerd. Daarom moest de arbeidersbeweging een definitieve nederlaag worden toegebracht en dat was de coup van 12 september 1980, de bloedigste tot dan toe. Alle tot dan toe verkregen verworvenheden van de arbeidersbeweging werden vernietigd. Alle collectieve arbeidsovereenkomsten werden ingetrokken en 650.000 mensen werden gearresteerd waarvan de meeste werden gefolterd. Weinigen beseffen de invloed van deze staatsgreep (die door de internationale martken en de Verenigde Staten werd toegejuichd) maar voor een land als België zou dit betekenen dat 100.000 mensen zouden opgepakt en gefolterd worden.

Een nieuwe grondwet werd opgesteld (door de coup-plegers), een grondwet die nog steeds voor het grootste deel van kracht is en de democratische vrijheden sterk aan banden legt! De leider van de staatsgreep, Kenan Evren, was toendertijd ook het hoofd van de Gladio organisatie!

De architect van het IMF-plan Özal werd premier en later president. Dit keer werd de ultra-liberale politiek doorgevoerd weliswaar met een voorzichtige afbouw van de staatsmonopolies (de eerste privatiseringen gingen pas van start in 1987). Alles werd nu gezet op export. Het zorgde wel voor een nieuwe bourgeoisie die vooral in het conservatief centraal Anatolisch gedeelte begon te groeien. In de praktijk betaalden de bedrijven (ook nu nog) nauwelijks belastingen. Hoewel aanvankelijk succesvol durfde men het niet aan het overheidsapparaat af te bouwen zoals in de VS, Groot-Brittannië en later overal gebeurde. Door gebrek aan inkomsten ontstond hyperinflatie (gemiddeld 75% per jaar). Daarnaast was er het nog steeds onopgeloste Koerdische probleem dat enorm veel geld kostte (men zocht enkel naar een militaire oplossing), een enorme migratie naar de steden inzette (tussen anderhalf en drie miljoen Koerden werden uit hun dorpen verdreven) en van het Zuid Oosten een economische woestijn maakte.

Na de val van de muur was de grote vijand niet meer ‘het communisme’ maar ‘de Koerdische PKK’. De arbeidersbeweging had immers door de staatsgreep van 1980 een enorm zware nederlaag geleden en was door de repressieve maatregelen en de anti-syndicale wetten voor lange tijd verlamd.

Zowel in de periode tussen 1960 en 1980 als daarna waren er – buiten de officiële repressie –illegale organisaties die uit het Gladio netwerk waren ontstaan. In de periode tussen zestig en tachtig pleegden zij voornamelijk aanslagen op vakbondsleiders en kopstukken van extreem-links of de arbeidersbeweging. Ook journalisten of mensenrechtenactivisten werden niet gespaard. Daarnaast waren ook Alevieten het slachtoffer. Deze religieuze minderheid binnen de islam is links progressief en zowel in Çorum als Maras grepen slachtingen plaats van Alevieten door illegale organisaties in samenwerking met extreem-rechtse groepen. Na de staatsgreep van 1980 zetten deze organisaties hun werk verder. Dit keer zorgden zij voor duizenden verdwijningen van hoofdzakelijk Koerden. Maar aanslagen op journalisten, mensenrechtenactivisten en Alevieten bleven eveneens doorgaan. In 1993 bijvoorbeeld greep een bijeenkomst plaats van zeg maar het kruim van de intelligentsia van de Alevieten (schrijvers, professoren, wetenschappers) in Sivas. Het Madimak hotel werd in brand gestoken en noch politie, noch brandweer grepen in waardoor tientallen levend werden verbrand.

Hoewel de illegale moorden en verdwijningen (maar lang niet altijd) de pers haalden, bleef het gerecht laks. De daders werden nooit gevat en bleven vrij rondlopen. De JITEM, een illegale organisatie, opgericht binnen de gendarma, is verantwoordelijk voor duizenden verdwijningen maar tot op heden blijft het leger en de gendarma ontkennen dat deze organisatie bestaat, hoewel in aanklachten en uit bekentenissen blijkt dat deze organisatie wel degelijk bestaat!

Tot in de jaren negentig bleven in de politiek twee strekkingen elkaar bekampen. De erfgenamen van zeg maar de Republikeinse Volkspartij, opgericht door Mustafa Kemal (Atatürk) en de erfgenamen van de Democratische Partij die tussen 1950 en 1960 de macht had.

Deze partijen konden elkaars bloed drinken en na verkiezingen werd steeds een kabinet gevormd met één van de kleinere partijen (hetzij de ultranationalistische MHP waaruit de Grijze Wolven voortkomen, hetzij de fundamentalistisch georiënteerde Refah partij). Deze bevolkten de ministeries die in hun handen kwamen met hun aanhangers terwijl het land van de ene recessie in de andere sukkelde.

De corruptie van de traditionele partijen leidde ertoe dat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 de Refah de burgemeesterscherp veroverde in Istanbul en Ankara. De bevolking uit de gececondus (krottenwijken), afkomstig van het platteland en afhankelijk van (hoofdzakelijk islamitische) liefdadigheidsorganisaties steunde hen massaal. Dit zorgde voor het eerst tot ongenoegen bij de Kemalistische elite. Toen Refah in de regering kwam, greep de Kemalistische elite in. Het leger pleegde dit keer de memorandumcoup, de Refah-partij werd verboden en Erbakan verdween uit de politiek. Tegelijk werd het Emaysa protocol opgericht dat het leger toelating gaf op te treden zonder toelating van de gouverneur (dit protocol werd onlangs afgeschaft)

Intussen waren de banken hun kredietwaardigheid kwijt en belandde het land in een werkelijke depressie waardoor de reële lonen 10 tot 20% zatken.

Het is in deze situatie dat de AK-partij, de belangrijkste opvolger van de Refah-partij, de verkiezingen in 2002 won. Dank zij het ondemocratische kiessysteem (nationale kiesdrempel van 10%) haalde de AK-partij een comfortabele meerderheid in het parlement.

Dit is enorm belangrijk om te begrijpen wat nu gebeurt. Voor het eerst in de Turkse geschiedenis werd een regering gevormd waar de Kemalistische elite buiten stond! De financiers van de AK-partij zijn immers de nieuwe Anatolische tijgers die in de tachtiger en negentiger jaren sterk gegroeid zijn. Hun visie op de economie is ultra-liberaal. Zij willen een regering die komaf maakt met het staatsapparaat en overgaat tot grootscheepse privatiseringen. Zij willen controle op het staatsapparaat.

Hoewel religieus conservatief verschilt de AK-partij grondig van haar voorganger. Ze is sterk pro Europees, gekant tegen elke vorm van protectionisme en ultra liberaal. Hoewel haar financiers ultra liberale bourgeois zijn, krijgt zij massaal stemmen uit de gececondus (via de islamitische liefdadigheidsorganisaties) en van het platteland.

Maar de AK-partij had dus geen banden met de Kemalistische elite!

Ondanks haar verkiezingsbeloftes voert de AK-partij het programma van het IMF uit (wat op gejuich onthaald wordt door binnen- en buitenlandse financiers), voert een strikt monetaire politiek waardoor de inflatie daalt en redt de banken (dat is overigens de reden dat tijdens de crisis van 2008 de banksector niet werd getroffen!).

Zij gaat van start met de eerste privatiseringen maar wordt gehinderd door de president, Sezer, een raszuivere Kemalist afkomstig uit het grondwettelijk hof, een bastion van de Kemalisten. Regelmatig wordt het veto-recht door de president gebruikt en daarom schakelt de AK-partij een versnelling lager. Zij begint te doen wat andere partijen altijd hebben gedaan, namelijk via het binnenbrengen van haar mensen controle verwerven binnen de staatsbureaucratie. Dit lukt in lokale besturen, in ministeries, bij lagere rechters en in de politie.

Tegenover haar conservatief islamitische achterban kan zij het argument naar voor brengen dat de president teveel kan tegenhouden, maar toch gaan privatiseringen door en worden de overheidsmiddelen beperkt. Dit uit zich in de lonen van de openbare sector die nauwelijks stijgen en de overheidspensioenen die de facto dalen omdat zelfs geen aanpassing aan de inflatie voorzien is.

De Kemalistische elite is razend en via haar politieke spreekbuis (de CHP, Republikeinse Volkspartij) wordt slechts de politiek van boycot gevoerd. In 2007 komt het keerpunt. Ditmaal moet de president worden verkozen, wat normaal gebeurt in het parlement. De AK-partij doet hiervoor beroep op Gül, de pro Europese minister van Buitenlandse Zaken. Dit moet ten alle kanten vermeden worden en de Kemalisten doen – via een spitsvondigheid – beroep op het grondwettelijk hof waardoor Gül niet kan verkozen worden. Er komen nieuwe verkiezingen. De stafchef van het leger laat op de website van het leger verschijnen dat zij geenszins akkoord kunnen gaan met deze kandidatuur.

Tevoren heeft de Kemalistische elite via haar mantelorganisaties grootscheepse betogingen opgezet om te reageren tegen de ‘islamitische staat’ die de AK-partij – althans volgens de oppositie – nog steeds op haar geheime agenda heeft staan. Opvallend is de grote aanwezigheid van ambtenaren en vrouwen op deze betogingen. Voor een stuk is dat trouwens te begrijpen. De ambtenaren voelen immers de besparingen van de AK-partij aan den lijve en wat vrouwenrechten betreft is de AK-partij zo goed als doof.

Intussen heeft de openbare aanklager van het grondwettelijk hof de procedure opgestart om de AK-partij te verbieden vanwege ‘anti-seculiere standpunten’ wat ongrondwettelijk is.

Maar het draait anders uit. In de plaats van een politieke nederlaag verhoogt de AK-partij haar stemmen tot 47%. De AK-partij – die vele beloften inzake democratie had gedaan maar slechts bij mondjesmaat iets op dat vlak heeft gerealiseerd – schuift de zwarte piet door naar de oppositie die iedere verandering heeft geboycot. Door het gebrek aan enig alternatief blijft de CHP ter plaatse trappelen. Wel komen voor het eerst terug Koerden in het parlement (door zich als onafhankelijke kandidaat te laten verkiezen om zo de 10% drempel te vermijden) en ook de ultra-nationalistische MHP haalt de 10% drempel en komt in het parlement. Zij geven hun steun aan de verkiezing van Gül tot president en nu dit obstakel weg is, probeert de AK-partij een symbolische overwinning te behalen voor haar conservatief islamitische vleugel door een wet te stemmen die in de universiteiten studentes toelaat met een aan strikte voorwaarden onderworpen hoofddoek de lessen bij te wonen. Zowel de Koerdische DTP als de MHP steunen de AK-partij maar later zal (op klacht van de CHP) het grondwettelijk hof deze wet terugdraaien.

Ergenekon – de diepe staat

In de aanloop naar het proces tegen de AK-partij worden plots ‘illegale opslagplaatsen van wapens ontdekt’. Een aantal procureurs spreken van een terroristisch complot om de staat te ondermijnen waarna het leger ‘gedwongen’ de macht zou moeten grijpen, Ergenekon is geboren.

Onder Ergenekon wordt een illegaal netwerk verstaan met verschillende vertakkingen, de ‘diepe staat’. Het is gebaseerd op het Gladio-netwerk.

Dat dit illegaal netwerk bestaat, laat daarover geen twijfel bestaan. Daar was in het verleden al meermaals op gewezen, maar nog nooit werden effectief straffen uitgesproken tegen de daders. Dit keer ligt het anders. De AK-partij heeft zich stilaan genesteld in een aantal staatsstructuren, zonder evenwel de voornaamste in handen te hebben (leger, hooggerechtshof, de Yok het controleorgaan op het onderwijs) en wil met het Ergenekon proces op haar beurt een tegengewicht vormen voor de Kemalistische elite.

Op deze wijze houden twee elites zich in evenwicht. Intussen voert de AK-partij haar anti-sociale politiek verder. De sociale zekerheid wordt hervormd (verlenging van de pensioenleeftijd, verlaging van het budget voor geneeskundige zorgen) en de privatiseringsmachine draait nu op volle toeren. De AK-partij heeft ook een gedeeltelijke controle verworven op de media (die onder controle komen van de zoon van Erdogan en gefinancierd worden door overheidsbanken – toeval of niet) en probeert de machtige Doðan- groep (anti AK-partij) via een enorme boete wegens belastingsfraude op de knieën te krijgen (onlangs haalde deze groep echter haar gelijk).

Door al deze maatregelen begint de AK-partij aan steun te verliezen. Dit bleek al bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2009 maar zet zich verder door. Intussen worden steeds meer illegale complotten uit het verleden ontdekt. En bij de arrestanten komen sinds vorig jaar ook militairen in actieve dienst voor. Eind juni voor het parlementair reces slaagde de AK-partij erin een wet te laten goedkeuren die het mogelijk maakt militairen in actieve dienst te laten veroordelen door burgerlijke rechtbanken wanneer het gaat over criminele feiten. Toen de CHP deze wet mee had goedgekeurd maar later de draagwijdte ontdekte, diende ze onmiddellijk een klacht in bij het grondwettelijk hof om de wet te vernietigen (wat intussen is gebeurd) maar de arrestaties gaan door. Dit keer komt men heel dicht bij één van de centra van de Kemalistische macht, de top van het leger. Ook bij het gerecht is het hommeles.

Telkens een nieuw complot ontdekt werd waarbij hoge officieren van het leger betrokken waren, trad de stafchef op de voorgrond. Eerst was het een ontkenning van de feiten, daarna moest hij die woorden intrekken. Voor hem was de grote zorg vanwaar de lekken kwamen.

Indien het leger vanaf het begin haar medewerking had gegeven aan het gerecht en behalve verklaringen af te leggen over het feit dat zij de democratische politieke besluitvorming respecteert, volledige openheid had gegeven, had ze waarschijnlijk niet zoveel van haar krediet verloren. Maar het gladio-netwerk bestaat nog steeds en zit, net als in de gendarma, ook genesteld in het leger.

In de debatten die het dagdagelijkse leven in Turkije beheersen heb je de believers en de non believers. Een deel van de bevolking gelooft rotsvast dat de AK-partij een politiek spel speelt en dat zij via de arrestaties haar politieke tegenstanders probeert te treffen om daarna een één-partij dictatuur te vestigen dat onvermijdelijk zal leiden tot een islamitische staat.

Een ander deel gelooft echter dat het noodzakelijk is het verleden van Turkije open te breken, zeker als men wil komen tot democratische hervormingen. Zij steunen dan ook de stappen van het gerecht. Binnen deze groep is ook een deel waarvan het wantrouwen tegen de AK-partij groeit omdat in verschillende gevallen wel aanhoudingen gebeuren waar de politiek invloed op uitoefent.

Feit is dat in het ganse Ergekon dossier sommigen al meer dan twee jaar in de gevangenis zitten zonder dat er een concrete aanklacht is geformuleerd. Dat kan natuurlijk niet. Wat wel kan – maar niet wordt gedaan – is de echte coupplegers (Evren loopt nog steeds op vrije voeten rond, er is in Kula zelfs een museum aan hem gewijd) voor de rechter dagen. Maar dat gebeurt niet! Het zegt veel over het democratisch gehalte van zowel de CHP als de AK-partij.

Welke keuze?

Enorm belangrijk voor Turkije is dat in deze ontwikkelingen niet moet gekozen worden voor één van de elites (je hoort nu bij de bevolking dikwijls de vraag, voor wie zou jij kiezen, het leger of een islamitische staat). Dit is een keuze tussen de pest en de cholera.

De arbeidersbeweging heeft een cruciale taak in het democratiseringsproces. De strijd van de Tekel werkers gaat nog steeds door. Vorige week zondag betoogden meer dan 20.000 mensen in Ankara en brachten er samen met de Tekel-werkers de nacht door. De secretaris van Tekgada Is heeft het vertrouwen van de Tekel-werkers verloren en is moeten aftreden. Vorige vrijdag bestormden Tekel werkers het hoofdkwartier van de AK-partij. Onmiddellijk werden zij opgepakt door de politie.

Willen de Tekel werkers overwinnen dan is het noodzakelijk de strijd uit te breiden, de beweging te veralgemenen en een halt toe te roepen aan de privatiseringen.

Op dat vlak moet de arbeidersbeweging zich onafhankelijk opstellen tegenover de bestaande partijen en haar eigen platform in het democratiseringsproces naar voren schuiven. Aan de eis voor een nieuwe democratische grondwet die de vrijheden garandeert, moeten tevens een socialistisch programma verbonden worden. De TIP (Turkse Arbeiders Partij) die in 1961 werd opgericht (later verboden) door hoofdzakelijk syndicalisten moet in de syndicale strijd heropgebouwd worden. Enkel op deze manier bestaat er een garantie dat er een echt democratiseringsproces op gang komt.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop