Sri Lankese presidentsverkiezingen. Linkse socialisten brengen alternatief op oorlogslogica

Aan de presidentsverkiezingen in Sri Lanka van 26 januari nemen 22 kandidaten deel. Een aantal kandidaten komen naar voor met allerhande beloften, anderen beperken zich tot de opgewarmde curry die gisteren al werd geserveerd. De twee belangrijkste kandidaten zijn beiden verantwoordelijk voor de slachtpartij tegen de Tamil-minderheid in het land: de zittende president Rajapaksa en de militaire verantwoordelijke voor de operatie, generaal Fonseka. Eén kandidaat is totaal anders: Siritunga Jayasuriya van de United Socialist Party.

Artikel op basis van een langere analyse door Senan

De vervroegde verkiezingen kwamen er na het einde van de oorlog tussen het Sri Lankese leger en de Tamil Tijgers (LTTE) op 18 mei 2009. De heersende coalitie, de UPFA (United People’s Freedom Alliance) die wordt geleid door de SLFP (Sri Lanka Freedom Party), en de belangrijkste oppositiepartij UNP (United National Party) proberen beiden te kapitaliseren op de militaire overwinning waarbij duizenden Tamils werden afgeslacht.

President Rajapaksa heeft zijn familie mee aan de macht gebracht door postjes uit te delen, verschillende familieleden zijn minister. Deze familie is één van de rijkste uit de regio en heeft onder meer fortuin gemaakt door hulp voor de slachtoffers van de tsunami achterover te drukken. Er wordt jaarlijks 11,7 miljoen dollar uitgegeven aan “adviseurs van de president” naast 8,6 miljoen dollar voor luxewagens. De corruptie in het land neemt massale vormen aan. Het regime aarzelt niet om het leger in te zetten om affiches voor Rajapaksa te plakken. Bij de politie kregen alle verantwoordelijken van de kantoren opdracht om alle agenten op te bellen om steun voor Rajapaksa te vragen. De intimidatie en het misbruik van overheidsmiddelen neemt toe naarmate Rajapaksa voor zijn politiek overleven vecht.

Economische tsunami

Het bewind van Rajapaksa staat voor repressie, corruptie en economisch falen. Meer dan 200.000 Tamils zitten nog steeds in verschrikkelijke kampen. Zowat 15.000 jongeren, soms van maar acht jaar oud, zitten in speciale concentratiekampen op geheime locaties. De regering heeft zich schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden, maar probeert dit te ontkennen.

De economie staat op instorten in een land dat vroeger de tweede hoogste levensstandaard van Zuid-Azië kende. Het analfabetisme was toen zo goed als uitgeroeid. Vandaag leeft meer dan de helft van de bevolking aan minder dan twee dollar per dag. Tegelijk besteedt de regering meer dan 2 miljoen dollar per dag aan de oorlog. Vorig jaar werd 925 miljoen dollar aan defensie uitgegeven. Intussen heeft de gewone bevolking moeite om te overleven, de inflatie bedroeg het afgelopen jaar 7%.

De twee belangrijkste kandidaten willen een “vredesdividend” verzilveren bij de verkiezingen, maar voor de gewone bevolking is er niets verbeterd de afgelopen maanden. De prijs van basisproducten is verder gestegen. Het regime hoopt op vooruitgang door samenwerking met China. Maar de gewone bevolking haalt geen voordeel uit het project om een grote haven in Hambantota in het zuiden uit te bouwen. Dat project staat onder Chinese controle. De bedrijven uit China zijn niet bepaald populair, ze staan gekend voor lage lonen en een grote uitbuiting. De Chinese regering zit op dezelfde lijn als Rajapaksa als het over mensenrechten of arbeidscondities gaat: die zijn niet belangrijk.

Ook andere landen zien investeringsmogelijkheden in het land. Vanuit India kwam er een investering in een koolcentrale in Sampoor, Trincomalee. Daarbij moesten duizenden Tamils het gebied verlaten en naar vluchtelingenkampen trekken. Vanuit Maleisië wordt geïnvesteerd in de telecommunicatie in het land en wordt gerekend op goedkope arbeidskrachten.

Rajapaksa wil vrijhandelszones opzetten in vroeger Tamilgebied. Vooral in Kilinochi en Trincomalee is dat geval. Er wordt in de speciale kampen voor jongeren die “verdacht worden van terrorisme” gesteld dat deze jongeren binnenkort in de vrijhandelszones zullen moeten werken voor hongerlonen. Het regime noemt dat een “rehabilitatieprogramma”, het enige doel is uiteraard meer winsten bezorgen aan de investeerders.

De crisis slaat hard toe in Sri Lanka. Het land moest geld lenen bij het IMF in ruil voor beloften om de lonen te bevriezen en te besparen op de openbare diensten. In het eerste kwartaal van 2009 gingen 60.000 jobs verloren, in the tweede kwartaal waren dat er 155.000. Er zullen mogelijk in totaal tot een miljoen jobs verdwijnen in de textielsector en daaraan verbonden activiteiten. In de openbare diensten wordt gevreesd dat 350.000 jobs zullen verdwijnen in de komende vijf jaar.

De Europese Commissie heeft het hulpprogramma GSP+ tijdelijk opgeschort als sanctie tegenover de regering. Dat komt wat laat, op het ogenblik van de oorlog werd niets ingebracht tegen het Sri Lankese regime.

Fonseka biedt geen alternatief

De belangrijkste oppositiekandidaat tegenover Rajapaksa staat niet voor een ander beleid. Generaal Sarath Fonseka heeft bloed aan zijn handen en komt op het politieke toneel omdat hij meende dat zijn rol als legeraanvoerder in de oorlog niet genoeg eer en lof had opgeleverd omdat de president alle aandacht naar zichzelf trok. Hierop besloot Fonseka om zich bij de oppositie aan te sluiten. Dat werd onmiddellijk goed onthaald door de United National Party en de chauvinistische JVP die dachten dat ze extra stemmen kunnen halen met de generaal. De UNP beweert op te komen voor de rechten van de minderheden en de arme Singalese massa’s, maar dat is een leugen. In het verleden heeft de partij dit voldoende duidelijk gemaakt vanuit de regering. Ook de UNP pleit voor het opzetten van vrijhandelszones en het creëren van een investeringsvriendelijk klimaat voor buitenlandse bedrijven. Dat moet door de lonen te verlagen en de arbeiders harder te laten werken.

De kapitalisten willen orde en rust in het land dat voor het eerst sinds 30 jaar opnieuw volledig onder de controle van de regering uit het zuiden staat. De regionale machten zoals China, India, Australië en ook Maleisië, Japan en andere landen willen een regime dat het kan vertrouwen. De twee belangrijkste partijen concurreren met elkaar op het vlak van het voorstellen van een meer neoliberaal beleid. De arbeiders, arme boeren, vissers en kleine handelaars zullen daar geen voordeel uit halen. Zij mogen geen enkele illusie hebben in de UNP die voor evenveel privatiseringen, besparingen, aanvallen op de lonen,… zal staan als het regime van Rajapaksa.

Generaal Fonseka trekt naar de verkiezingen met zijn rol in de oorlog. De brutale overwinning met militaire steun vanuit onder meer India en China had niets te maken met de belangen van de gewone Singalezen en Tamils in het land. De Singalese nationalistische partij JVP steunt de generaal en slaagt er niet langer in om haar chauvinisme te verbergen achter een marxistisch klinkende retoriek. Het is een nationalistische partij die niet opkomt voor een socialistisch alternatief, vandaar de steun aan de oorlog en de anti-democratische aanvallen van het regime. De JVP doet alsof de Tamilvluchtelingen in de kampen zitten omdat het hun eigen fout is. De partij steunt het chauvinisme en heeft geen probleem om generaal Fonseka te steunen en voor te stellen als een “oorlogsheld”. Het linkse element blijft beperkt tot oproepen aan China om meer te investeren in Sri Lanka.

De generaal krijgt ook de steun van een meerderheid van parlementsleden van de Tamil National Alliance (TNA), een alliantie van verschillende Tamil-nationalisten die werd opgezet door de LTTE. Zij roepen nu op om te stemmen voor de legercommandant die tienduizenden Tamils liet afslachten. Om zich van Tamil-steun te verzekeren, kwamen er demagogische verklaringen van de UNP rond loonsverhogingen en de bescherming van de Tamils. Fonseka beweerde dat hij de democratie wil herstellen en de detentiekampen wil sluiten. Dat zijn holle beloften die hij nooit zal realiseren. In 2008 beweerde de generaal nog dat hij van oordeel was dat Sri Lanka enkel aan de Singalezen toebehoorde. De reden waarom parlementsleden van de TNA steun geven aan Fonseka is enkel en alleen toe te schrijven aan de carrièreplannen van de zogenaamde elite onder Tamils. Ze hopen minister te kunnen worden en dat gaat voor op de belangen van de Tamils zelf. De Tamil-elite heeft altijd de fout gemaakt om kant te kiezen voor de chauvinistische Singalese oppositie en dat heeft veel jongeren in de richting van de guerrilla geduwd. Er is slechts één Tamil verkozene die zich verzet tegen de beslissing om Fonseka te steunen, Sivajilingam is de enige Tamil die zelf kandidaat is maar niet op basis van politieke meningsverschillen met de UNP. Hij heeft het enkel moeilijk met Fonseka, niet met de UNP. Sivajilingam heeft een erg nationalistisch perspectief, bij de recente Indische verkiezingen steunde hij de Hindoe-nationalistische BJP. Jammer genoeg krijgt Sivajilingam steun van de linkse presidentskandidaat Vickramabahu Karunaratne van de Nava Sama Samaja Party (NSSP). Die partij heeft geen begrip van de nationale kwestie en hoe die kan worden opgelost. Samenwerking met een deel van de Tamil-elite zal geen antwoord bieden voor de onderdrukte arbeiders en armen onder de Tamilbevolking of de Singalezen. Deze samenwerking is enkel gericht op electorale doeleinden. Dat is net de reden geweest waarom de LSSP destijds haar revolutionaire posities van tafel veegde om onprincipiële allianties aan te gaan. De NNSP herhaalt dit nu op kleinere schaal.

United Socialist Party

Er is een alternatieve partij in het noorden en de rest van het eiland. Een partij die wel opkomt voor de rechten van de Tamilsprekende arbeiders en armen. De United Socialist Party heeft zich steeds verzet tegen de oorlog en tegen onderdrukking. De USP nam deel aan het opzetten van de Civil Monitoring Commission (CMC) dat onderzoek voert naar ontvoeringen en moorden vanuit het regime. Verschillende leiders van de USP werden met de dood bedreigd omdat ze zich verzetten tegen de oorlog.

Siritunga Jayasuriya, de presidentskandidaat van de USP, sprak zich tegen de oorlog uit en aarzelde niet om dit ook in de media te doen. De media in Tamil Nadu (India) en elders in de wereld gaven daar toen aandacht aan. Op dat ogenblik verklaarde de minister van defensie, een broer van de president, nog: “Je bent ofwel met de regering en het leger ofwel tegen hen”. Hij beschuldigde iedereen die zich tegen de oorlog uitsprak ervan verraders te zijn. De journalist Tissanayagam kreeg een gevangenisstraf van 20 jaar omdat hij wat kritiek had op de regering. De journalist Lasantha Wikramatunga werd vermoord. “Journalisten zonder grenzen” verklaarde dat Sri Lanka “het minste respect heeft voor persvrijheid van alle democratische landen.” Ondanks alle intimidatie bleef de USP zich verzetten tegen repressie.

De keuze tussen Rajapaksa en generaal Fonseka is een keuze tussen pest en cholera. Beiden staan voor het afslachten van de Tamils en het onmogelijk maken van dissidente stemmen. Fonseka is hypocriet als hij nu plots de regering beschuldigt van corruptie en het ontkennen van democratische rechten, allemaal zaken waar hij voordien zelf aan deelnam.

Wij blijven strijden voor democratische rechten, ook voor de onderdrukte Tamil-minderheid. We pleiten voor het opzetten van een grondwetgevende vergadering die democratisch bijeengeroepen wordt op basis van een massabeweging van Tamils, Singalezen en andere arbeiders en armen om hun eigen lot in handen te nemen. Dat kan de basis leggen voor echte democratie als onderdeel van een strijd voor socialistische verandering.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop