Your cart is currently empty!
Kabinetschef Van Rompuy wil niet de gokzieke banken, maar de werkenden de crisis laten betalen
Deze week in Knack:
Dat is het uitgangspunt van Caroline Ven dat tussen de lijnen te lezen staat in de Knack van deze week. Ven werd vorig jaar door Leterme weggehaald bij het Verbond van Kristelijke werkgevers en Kaderleden en is vandaag kabinetschef bij Premier van Rompuy. Ze liet zich tijdens de bewegingen voor koopkracht in juni 2008 reeds opmerken met haar uitspraak dat de acties voor meer loon, ook door het ACV, “absurd’ waren.
Ven wordt door Knack geïnterviewd naar aanleiding van de begrotingsopmaak. Ze stelt dat de overheidsschuld gigantisch gestegen is. “De bruto staatsschuld steeg in 2008 met zo’n 25 miljard euro tot 308 miljard, vooral door de steun aan de financiële sector”. “Maar”, voegt ze er ten onrechte aan toe, “de overheid werd voor haar inspanningen voor de financiële sector wel vergoed door de banken en er staan activa tegenover”. Lezers die er niet langer bij stil staan, zouden haast denken dat er geen vuiltje aan de lucht is.
Nauwelijks enkele dagen eerder had voormalig VLD-senator en KUL-professor Paul de Grauwe in De Morgen nochtans zijn woede geuit. “Het ziet er naar uit dat de bankiers de grote overwinnaars worden van de economische crisis. Nadat ze de economie aan de rand van de afgrond hebben gebracht, en door de overheid met de hulp van de belastingbetaler werden gered, treden er voor hen weer gouden tijden aan.” Diens collega, ULB-professor economie, De Keuleneer noemde in Le Soir de banken zelfs “een gesubsidieerde sector.” “Privatisering van de winsten, socialisering van de verliezen”, vatte De Grauwe de reddingsoperaties van de banken samen.
Volgens het IMF zou de Belgische overheid trouwens voor maar liefst 92% van het BBP besteed of gewaarborgd hebben aan de banken, daarvan zou intussen zo’n 85 miljard euro of 26,7% van het BBP effectief opgenomen zijn. Benieuwd welke “vergoeding” aan de overheid de banken daartegenover zullen stellen. Maar Ven weet van geen ophouden. Ze vindt dat “we” niet zo pessimistisch moeten zijn. Er is immers “een zaak die onze bedrijven robuuster maakt: hun schuldgraad ligt heel wat lager dan in de rest van de eurozone. Door de notionele intrestaftrek hebben bedrijven goedkoop hun kapitaalstructuur kunnen versterken en door de sterke groeicijfers tussen 2004 en 2008 hebben ze grote winsten opzij gezet. Zo hebben ze een goede kapitaalbuffer om de crisis op te vangen.”
Toch vindt Ven dat de slachtoffers van de crisis zich niet tot de banken en de bedrijven moeten richten. Integendeel, “we” moeten de arbeidskosten laag houden. “Het is veel belangrijker dat een grote groep mensen aan de slag kan dan dat de happy few, die een job heeft, wat meer krijgt.” Wie dacht dat men de happy few zou gaan zoeken bij de banken, diegenen die “grote winsten” opzij zetten of rijkelijke bonussen opstreken, is eraan voor de moeite. Voor Ven is de tegenstelling er geen tussen de elite en de arbeidersgezinnen, maar tussen arbeiders zonder en arbeiders met job, de “happy few”.