Your cart is currently empty!
Xinjiang: brutale repressie leidt tot rellen met 140 doden en 800 gewonden
Een vreedzaam protest van zowat 300 Oeigoeren, de Turkssprekende minderheid die een dominante bevolkingsgroep vormen in de islamitische regio Xinjiang, in de hoofdstad Ürümqi leidde tot de meest ernstige etnische rellen in decennia. Xinjiang wordt door veel Oeigoeren nog steeds beschouwd als Oost-Turkije. De Chinese repressie tegen de lokale bevolking werd opgedreven na de aanslagen van 11 september 2001 in de VS. De discriminatie van de niet-Chinezen wordt opgevoerd en deze bevolkingsgroep staat in de groeiende kloof tussen arm en rijk onderaan de ladder.
De woede kookte over toen op 5 juli honderden oproeragenten inbeukten op een vreedzaam protest van Oeigoeren. Het nieuwsagentschap Xinhua meldde dat zowat 1.000 Oeigoeren rel schopten, ingingen tegen politiebarricades, omstaanders aanvielen en voertuigen vernielden. Getuigen in de Westerse media hebben het over een confrontatie tussen zowat 3.000 Oeigoeren en 1.000 agenten. De Chinese media stelde dat minstens 140 mensen omkwamen met ook 816 gewonden. Volgens deze verslagen werden 261 voertuigen en zowat 200 winkels aangevallen of plat gebrand.
“Indien deze dodentol wordt bevestigd, zou het meteen het meest dodelijke geweld in China sinds vele jaren zijn”, schreef de New York Times. Dit is alvast het meest ernstige incident in Xinjiang sinds 1997. Het dreigt zelfs de verschrikkelijke dodentol in Tibet vorig jaar te overtreffen. De noodtoestand werd uitgeroepen in Ürümqi, telefoon en internet werden afgesloten. Enkele tientallen doden van zowel de Han-gemeenschap als de Oeigoeren werden naar stedelijke ziekenhuizen overgebracht.
De Chinese Centrale Televisie (CCTV) bracht beelden van betogers die mensen aanvielen en schopten. Anderen zaten verdwaasd voor zich uit te kijken terwijl het bloed van hun gezicht droop. Net zoals bij de confrontaties in de Tibetaanse hoofdstad Lhasa in maart 2008 zullen dergelijke beelden leiden tot een anti-Oeigoerse gevoelens onder de Han-bevolking die goed zijn voor 92% van de Chinese bevolking. Dat is natuurlijk ook de bedoeling van de heersende elite in China dat van de gebeurtenissen in Ürümqi gebruik wil maken om de aandacht af te leiden van de dieper wordende economische crisis en het groeiende ongenoegen dat wel eens een spelbreker zou kunnen vormen bij de viering van de 60ste verjaardag van de machtsovername door de “communistische” partij. De officiële propaganda van het regime brengt het verhaal dat het geweld in Xinjiang werd aangewakkerd door groepen in ballingschap. De onderliggende boodschap voor de Chinezen is dat ze zich moeten verenigen achter “hun” regering om in te gaan tegen de “buitenlandse inmenging.”
We mogen ons niet laten vangen aan die voorstelling van de feiten. De verslaggeving van wat er gebeurt, is nog beperkt. Maar het vreedzaam karakter van de eerste protesten in Ürümqi staat wel vast. AP stelde: “De versies over wat er nadien gebeurde in Ürümqi verschillen, maar het geweld leek te beginnen toen een groep betogers die vreedzaam protesteerden weigerden om hun actie te ontbinden.” Een Amerikaanse ooggetuige verklaarde aan het zelfde persagentschap dat de politie de betogers aanviel met traangas en matrakken waarop de betogers zich keerden tegen de politie en de ruiten van bussen. “Telkens de politie haar spieren liet rollen, kwamen er mensen op straat. Het leek een vorm van kat-en-muis spel”, aldus de ooggetuige in AP.
Racistische confrontatie in Guangdong
Het protest in Ürümqi was er op gericht om antwoorden te eisen op vragen over een incident in Guangdong in het zuiden van China op 26 juni. Daar was er een verschrikkelijke etnische confrontatie tussen Han Chinezen en Oeigoeren in een speelgoedfabriek in de stad Shaoguan. Bij de confrontatie kwamen twee Oeigoeren om – er zijn echter ook verslagen die het hebben over een groter aantal doden. Er vielen 118 gewonden in beide etnische groepen. Het begon toen een Han Chinees die zijn job had verloren bij een privaat bedrijf (Early Light, dat tot voor kort 50.000 arbeiders telde in het zuiden van China) een gerucht verspreidde dat zes arbeiders van Oeigoerse afkomst twee Han vrouwen in de fabriek hadden verkracht. Groepen van Han arbeiders vielen daarop de slaapzalen van de Oeigoeren binnen met messen en ijzeren staven. De Oeigoeren verdedigden zich met dezelfde wapens. In de fabriek werden 600 Oeigoeren tewerk gesteld door de “speelgoedmiljardair” Francis Choi uit Hong Kong die goedkopere arbeiders wou inzetten en daarom Oeigoeren liet overkomen.
Dit incident is symptomatisch voor wat er gebeurt in China. De spanningen lopen op omwille van de groeiende werkloosheid (die de hoogste niveau’s sinds 1949 bereikt), de loonsverlagingen en de corruptie die in bijna ieder onderdeel van de menselijke activiteiten welig tiert. Alle mogelijkheden om te protesteren, worden afgesloten. Zelforganisaties van de arbeiders zijn verboden, maar het ongenoegen neemt toe. Dat biedt ruimte voor racisme, criminaliteit, drugsmisbruik, zelfmoorden en andere uitdrukkingen van wanhoop.
Een klein detail over het incident in Shaoguan: Choi, de eigenaar en miljardair, is goed voor een persoonlijk fortuin van 1 miljard dollar en bezit meer dan 50 sportwagens. Het minimumloon dat door de regering in Shaoguan werd ingevoerd bedraagt voor migrante arbeiders 500 yuan per maand, zowat 73 dollar. Die cijfers maken duidelijk hoe de “twee China’s” verschillen: een arbeider moet 261 jaar werken en daarbij geen cent van zijn loon uitgeven om één van de Ferrari’s van Choi te kunnen kopen. En toch wordt voor zo’n verschrikkelijk lage lonen gestreden, soms met tragische en bloedige gevolgen.
Het straatgeweld in Ürümqi is een gevolg van de confrontaties in Guangdong. Er werd gezegd dat de politie zou hebben deelgenomen aan de aanvallen op de Oeigoerse arbeiders in Shaoguan, dat verschillende Oeigoeren werden opgepakt ondanks het feit dat ze slachtoffers waren en dat de GSM’s van de Oeigoeren in Shaoguan in beslag werden genomen om te vermijden dat ze hun versie van de feiten zouden kunnen verspreiden. Een groep Oeigoeren was woedend op basis van die berichten en de vrees dat er opnieuw een doofpotoperatie zou komen. Ze trokken de straten van Ürümqi op om antwoorden op hun vragen te eisen en te protesteren tegen de discriminatie die hen te beurt valt.
Staatsracisme
Het incident in Shaoguan kreeg heel wat aandacht op het internet en zelfs in de officiële media. Dat heeft de verontwaardiging onder de Oeigoeren versterkt. De afgelopen jaren zagen zij hoe miljoenen Han Chinezen naar Xinjiang werden overgebracht om er de groeiende private sector te domineren. Van de 2,3 miljoen inwoners van Ürümqi is nu zowat 70% van de bevolking Han Chinees. De Oeigoeren die naar andere delen van China trekken, worden systematisch geconfronteerd met discriminatie en racisme. Ze worden lastig gevallen door de politie en andere autoriteiten, ze worden als “onbetrouwbaar” bestempeld en vormen een doelwit voor bepaalde lagen van de Han Chinese bevolking. De heersende klasse kan in iedere samenleving racistische ideeën versterken om hun eigen belangen te verdedigen. Dat zagen we ook met de opkomst van het antisemitisme in Europa of het blanke racisme tegen de Afro-Amerikanen in de VS. Hetzelfde gebeurt al decennialang in China met een officiële afkeer tegen de Oeigoerse minderheid en het feit dat de Oeigoeren vasthouden aan hun eigen taal, cultuur en religie. Dat vormt voor de bureaucraten een bedreiging voor de “nationale belangen.”
Deze vooroordelen blijken ook uit de officiële versie van wat er in Ürümqi gebeurt. Er wordt beweerd dat de woordvoerster van de Oeigoeren, Rebiya Kadeer (die in de VS in ballingschap verblijft), achter de rellen zou zitten. De gouverneur van Xinjiang, Nuer Baikeli, verklaarde dat buitenlandse krachten het incident in Shaoguan aangrepen om straatprotest aan te moedigen.
Die bewering is evenmin geloofwaardig als de stelling dat de Dalai Lama vorig jaar achter de rellen in Tibet zat op een ogenblik dat hij zelf probeerde toegelaten te worden als bezoeker aan de Olympische Spelen (waartegen Tibetanen een boycotcampagne voerden). Ook als Han Chinezen en andere groepen van arbeiders stakingen of straatprotesten organiseren, wijst het regime steevast op de duistere krachten van radicale intellectuelen, mensenrechtenactivisten, linkse militanten of aanhangers van Falun Gong die zogenaamd achter de acties zouden zitten. Alsof de arbeiders te stom zouden zijn om voor eigen rekening te strijden.
Onder de Oeigoeren en andere minderheden in Xinjiang is er een brede steun voor onafhankelijkheidseisen, maar dat is geen algemene trend en ook geen centrale factor in de protesten vandaag. Er was zelfs een ooggetuigenverslag dat stelde dat een aantal Oeigoeren op de acties een Chinese vlag meedroegen. Dat is logisch aangezien het doel van de actie beperkt was tot het afdwingen van basisrechten en garanties voor Oeigoerse arbeiders die elders in China werken. Wellicht werd ook gehoopt dat het meedragen van een Chinese vlag een bescherming zou bieden tegen repressie en tegen de vele officiële propaganda tegen het “separatisme”. De acties sloegen over van Guangdong naar Xingjiang, maar nu is er een reële dreiging van wraakacties op Oeigoeren in andere delen van China. De chauvinistische regeringspropaganda moedigt dat aan.
Politie vuurt op betogers
Uit de beperkte ooggetuigenverslagen blijkt dat de veiligheidsdiensten na een reeks waarschuwingen overgingen tot aanvallen op de betogers. Daarmee zorgden ze ervoor dat een vreedzaam protest werd omgevormd tot het meest gewelddadige incident in meer dan 10 jaar. Mogelijk zullen we nooit een volledig beeld krijgen van de gebeurtenissen, maar dit scenario lijkt aannemelijk.
Verschillende getuigen hoorden ook geweerschoten op 5 juli, op een ogenblik dat de rellen volop waren losgebarsten. Waarom zou een urenlange vreedzame zitactie plots en zonder enige provocatie overslagen in een dergelijke uitbarsting van geweld, en dat in een stad waar de Oeigoeren een minderheid vormen en de politie zo sterk aanwezig is? Het blad Times (Groot-Brittannië) schreef: “Ürümqi was jarenlang één van de sterkst gecontroleerde steden van Xinjiang omwille van de sterke en snel toenemende aanwezigheid van Han Chinezen en de vele veiligheidsdiensten in de stad.”
Zijn de veiligheidsdiensten in staat om één van de “meest gecontroleerde steden” onder te dompelen in een bloedbad? Om op die vraag te antwoorden, moeten we maar eens kijken tot wat de politie in staat was in andere delen van China. Hardhandig politie-optreden is een belangrijke oorzaak van onlusten en rellen. Zo kan worden gewezen op het incident in Weng’an (in de provincie Guishou) een jaar geleden of het incident in Shishou (provincie Hubei) vorige maand. Er zijn teveel voorbeelden om ze allemaal op te sommen.
Het invloedrijke blad “Outlook News Weekly” van de heersende partij stelde in haar editie van 15 juni nog: “Partijverantwoordelijken moeten nauwgezet aandacht hebben voor massa-incidenten zonder daarbij van iedere molshoop een berg te maken en deze voor te stellen als kolossale “politieke incidenten”. Het aanpakken van deze incidenten als anti-regeringsacties en ze daarom repressief te onderdrukken, kan een methode zijn om de problemen te vergroten omdat het kan leiden tot een versterking van de tegenstelling tussen de autoriteiten en de burgers.”
Het is niet de eerste keer dat de centrale regering oproept tot een gevoelige benadering. Er wordt gevreesd dat de lokale protestacties uit de hand lopen omdat, nog steeds volgens hetzelfde artikel, de “sociale tegenstellingen een zekere basis hebben in de samenleving en onder de massa’s.” Ondanks deze wijze raad, zien we dat de octopus van de Chinese staat een vat vol tegenstellingen is waarbij delen van het regime net het tegenovergestelde doen van wat hen werd aangeraden door de top. Daarbij wordt beroep gedaan op de methode die het beste gekend is: bruut geweld. Dat lijkt de basis te zijn voor de uitbarsting van geweld in Xinjian.
Socialisme en arbeiderseenheid
Rellen zijn van nature vernietigende acties die voortkomen uit wanhoop. Het is geen methode om op een bewuste manier politieke eisen af te dwingen, het volgt ook geen democratische structuren (dergelijke structuren zijn overigens verboden in China). Een situatie zoals in Xinjiang kan snel uit de hand lopen en leiden tot aanvallen op onschuldige burgers die worden aangepakt wegens hun etnische afkomst. Socialisten verzetten zich tegen rellen als politieke strijdmethode, maar we verzetten ons evenzeer tegen de versie van de Chinese dictatuur die alle verantwoordelijkheid bij de Oeigoerse betogers legt. De verantwoordelijkheid voor wat gebeurde, ligt wel degelijk bij het regime en haar veiligheidstroepen. De zero tolerantie tegenover publieke protestacties en gelijk welke vorm van onafhankelijk denken en actie leidt tot sociale explosies in heel China. De socialisten hebben daarvoor gewaarschuwd. Een jaar geleden schreven we reeds op Chinaworker.info: “onder de rust aan de oppervlakte, blijft Xinjiang een tijdbom.” (The national question in Xinjiang, Chinaworker, 15 januari 2008).
Socialisten verzetten zich tegen het beleid van het Chinese regime in Xinjiang en de repressie in Ürümqi. De Chinese staat komt in Xinjiang op een zelfde wijze tussen als hoe het elders reageert op incidenten en onlusten: door de belangen van de rijke elite en de regels van de huidige dictatuur te verdedigen. Er is nood aan een onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen van 5 juli en 26 juni waarbij ook vertegenwoordigers die door de Oeigoeren worden verkozen kunnen deelnemen aan het onderzoek.
Arbeiderseenheid over religieuze en etnische grenzen heen is de enige manier om uit deze crisis te geraken. Er is nood aan volledige democratische rechten met een einde aan de discriminatie op basis van taal, etnie en religie op school of op het werk. Nationale minderheden moeten het recht op zelfbeschikking krijgen. Dat is een essentieel onderdeel van deze strijd. De opbouw van een nieuwe socialistische arbeidersbeweging op basis van onafhankelijke vakbonden die alle arbeiders organiseren los van hun nationaliteit, sekse, religieuze opvattingen of hukou status, is een dringende taak geworden!