Patronaal breekijzer om bediendenstatuut te kraken

Economische werkloosheid

Ze staat bovenaan het verlanglijstje van de patroons. Geen politicus die erover zwijgt. Geen “expert” die het niet overweegt. Geen broodschrijver die het niet citeert. De uitbreiding van de economische werkloosheid naar bedienden lijkt onvermijdelijk in deze tijden van crisis. Om jobs te redden die anders verloren zouden gaan? Dat wil men ons graag doen geloven. De bediendenvakbonden weten beter. Voor hen misbruikt het patronaat de crisis om de forcing te voeren. Ze wil haar visie op de noodzakelijke toenadering van het statuut van arbeiders en bedienden doordrukken, namelijk een harmonisering naar het voor de werknemers minst gunstige statuut.

Door Eric Byl. Dit artikel verschijnt in het meinummer van Socialistisch Links

Het onderscheid tussen arbeiders en bedienden staat al lang ter discussie. De tijd dat arbeiders “handenarbeid”(1) verrichtten en bedienden “hoofdzakelijk intellectuele arbeid”(2) ligt definitief achter de rug. Als men er niet uitraakt op basis van de geleverde prestaties (3) wordt gekeken naar andere criteria zoals de periodiciteit van betaling, de mate van verantwoordelijkheid, de aangifte aan RSZ en in sommige gevallen de bepalingen via CAO’s. Maar hoe dan ook is iedereen ervan overtuigd dat het onderscheid tussen arbeiders en bedienden achterhaald is. Het zou ook in strijd zijn met de Europese richtlijnen en die van de Internationale Arbeidsorganisatie.(4)

Vandaar dat in het kader van het interprofessioneel akkoord van 2001-2002 werd overeen gekomen om binnen de 6 jaar een definitie van de harmonisering van beide statuten vast te leggen. Vraag is echter wat dat geharmoniseerde statuut dan wel moet inhouden. Daarover zijn de meningen van patronaat en vakbonden totaal tegengesteld. Zo wil het patronaat de opzegtermijnen van de arbeiders als referentie, terwijl de vakbonden uiteraard die van de bedienden verkiezen. Uit internationale vergelijkingen blijkt immers dat de opzegtermijnen van de arbeiders in België het kortst zijn, terwijl die van bedienden net het langst zijn. Het patronaat wil ook dat bij de opzeggingstermijnen voortaan niet alleen rekening gehouden wordt met de sociale bescherming van de werknemer, maar ook – lees: vooral – met de “economische noodwendigheden” van de onderneming.

Voor de patroons kadert de discussie over de harmonisering van de stelsels voor arbeiders en bedienden in een context van “verbetering van het concurrentievermogen”. Kortom: de kosten moeten naar beneden en de flexibiliteit naar omhoog. De arbeidskost van flexibiliteit en opzeggingstermijnen wil het patronaat doorschuiven naar de sociale zekerheid. Om het vakantiegeld te harmoniseren of pakweg de carensdag voor arbeiders af te schaffen, zijn de patroons niet gehaast. Daarvan willen ze eerst het kostenplaatje becijferd zien. Inzake uitbreiding van tijdelijke werkloosheid om economische redenen naar bedienden zijn ze minder veeleisend, dat hadden ze liefst morgen al gerealiseerd.

De bediendenbonden hebben goed begrepen dat het bediendencontract zelf in gevaar is. De patroons willen de crisis misbruiken om het statuut van bediende open te breken. Hun wapen daartoe is de economische werkloosheid en hun voorwendsel het vermijden van ontslagen. De vakbonden zijn niet bereid het invoeren van economische werkloosheid voor bedienden los te koppelen van de rest van het debat over de harmonisering van de statuten. In de eerste plaats het optrekken van de opzegvergoedingen voor arbeiders. Als het toch zover komt, eisen ze dat de maatregel beperkt is in de tijd, gekoppeld is aan garanties inzake werkzekerheid en niet éénzijdig door de werkgever beslist kan worden, maar na inspraak van de werknemersafgevaardigden. Ze eisen ook een aanvullende vergoeding ter compensatie van het inkomensverlies.

De bonden willen voor de financiering van de extra uitgaven en verminderde inkomsten van de sociale zekerheid, geschat op 120 miljoen euro, bijzondere werkgeversbijdragen en/of een heffing op kapitaal. Vooraleer het zover is, wijzen ze erop dat er alternatieven bestaan om een terugval van de activiteit op te vangen: bijkomend recht op tijdskrediet met de nodige soepele toepassing en maatregelen om collectieve arbeidsduurverkorting te koppelen aan lastenverminderingen (5).

De Linkse Socialis-tische Partij steunt de bonden in hun verzet tegen het ondermijnen van het bediendenstatuut en roept de lezers op om hun petitie (6) te ondertekenen. Wij betreuren echter dat de bonden al meteen de deur open zetten om de arbeiders via tijdskrediet of collectieve arbeidsduurvermindering gekoppeld aan lastenvermindering toch nog te laten opdraaien voor de crisis.

Volgens De Tijd (7) boekten de 104 beursgenoteerde bedrijven, Fortis uitgezonderd, in 2007 15,4 miljard € winst. Datzelfde jaar ontvingen de aandeelhouders 9,6 miljard € aan dividenden. In 2008 boekten diezelfde bedrijven voor het eerst in jaren verlies, van in totaal 3,6 miljard euro. Het weerhield de bedrijven er niet van om toch nog 3,5 miljard euro uit te betalen aan dividenden, bovendien blijven de directies aan de haal gaan met toplonen. Ondanks een recordverlies van 28 miljard euro “beloonde” Fortis vorig jaar haar 9 directieleden met zo’n 20 miljoen euro aan loon. Vooraleer het debat aan te gaan over tijdelijke werkloosheid, zou men beter eerst bij de verantwoordelijken voor de crisis gaan zien. Die beschikken blijkbaar nog over ruime reserves.


Noten

  1. wet van 10 maart 1920
  2. wet van 7 augustus 1922
  3. wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten
  4. Conventie nr 111 van de IAO
  5. de zogenaamde Di Rupo – Vande Lanotte maatregelen
  6. jecontractingevaar.be
  7. De Tijd 14 april ’09
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop